Uitspraak 202300588/2/R4


Volledige tekst

202300588/2/R4.
Datum uitspraak: 15 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de Utrechtse Bomenstichting, gevestigd te Utrecht,

verzoekster,

en

de raad van de gemeente Utrecht,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "CHW bestemmingsplan Ivoordreef, Overvecht" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de bomenstichting beroep ingesteld.

De bomenstichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De bomenstichting en Era Contour B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek, gevoegd met het verzoek in zaak nr. 202300639/2/R4, ter zitting behandeld op 2 februari 2023, waar de bomenstichting, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, de raad, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer, het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, vertegenwoordigd door mr. J. Hillenaar en P. Bouw, en Era Contour B.V., vertegenwoordigd door mr. L.V.G. Woenselaar, advocaat te Eindhoven, [gemachtigde A] en [gemachtigde B], zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om in het plangebied langs de Einsteindreef 307 woningen, voornamelijk appartementen, en verschillende voorzieningen te realiseren. Op deze plek stond een verouderde flat met sociale huurwoningen die inmiddels is gesloopt. Tussen de plek waar het flatgebouw stond en de Einsteindreef, ligt een groenstrook met bomen. Het nu vastgestelde bestemmingsplan maakt bebouwing mogelijk dichter bij de Einsteindreef dan de oude flat. Daardoor moet voor de uitvoering van het bestemmingsplan een groot deel van de bomen in onder meer de groenstrook verdwijnen. De bomenstichting heeft beroep ingesteld tegen het plan omdat zij het niet eens is met de mogelijkheid van bebouwing in vooral de groenstrook waardoor er daar bomen moeten worden gekapt.

Bij besluit van 2 december 2021 is een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 67 bomen in het plangebied. Sinds de laatste wijziging van 5 december 2022 van dat besluit, geeft de vergunning toestemming om 65 bomen te kappen en 2 bomen te verplaatsen. Aan de vergunning is het voorschrift verbonden dat er pas tot kappen mag worden overgegaan nadat het bestemmingsplan is vastgesteld.

De bomenstichting heeft de voorzieningenrechter in deze procedure verzocht om het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te schorsen om daarmee te bewerkstelligen dat nu nog niet mag worden overgegaan tot het kappen van de bomen.

2.1.    Ook tegen de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen heeft de bomenstichting rechtsmiddelen aangewend. Nadat de bomenstichting haar verzoek om een voorlopige voorziening in deze procedure over het bestemmingsplan had gedaan, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan op het beroep van de bomenstichting, gericht tegen de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen. Bij die uitspraak is de vergunning in stand gebleven. Tegen die uitspraak heeft de bomenstichting hoger beroep ingesteld en ook in die procedure heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de bomen nu al gekapt mogen worden. Haar verzoek in die procedure, met zaak nr. 202300639/2/R4, is gevoegd met haar verzoek in deze procedure ter zitting behandeld. Op de zitting heeft de bomenstichting toegelicht dat beide verzoeken zijn gericht op hetzelfde, namelijk het voorkomen dat de bomen nu al gekapt mogen worden. Omdat dit doel kan worden bewerkstelligd door schorsing van de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen in de procedure daarover, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om in deze procedure over te gaan tot schorsing van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Schorsing van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan heeft meer en verstrekkendere gevolgen dan enkel het door de bomenstichting gewenste gevolg dat de bomen nog niet gekapt mogen worden. Alleen al omdat het door de bomenstichting gewenste gevolg in de andere procedure kan worden verkregen door een minder ingrijpende voorziening, is er geen reden om in deze procedure over te gaan tot het schorsen van het besluit van 22 december 2022 waardoor het gehele bestemmingsplan niet in werking treedt. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat aan de verlening van de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen ter grondslag ligt dat de bomen moeten worden gekapt om de woningbouw in het plangebied te kunnen realiseren. Alles wat de bomenstichting in deze procedure heeft aangevoerd, in het bijzonder over de afweging om de bomen op te offeren voor woningbouw op die plek, komt daarom aan de orde in de uitspraak op haar verzoek in die procedure.

2.2.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

3.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter

w.g. Kors

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023

687