Uitspraak 202203612/3/R1


Volledige tekst

202203612/3/R1.
Datum uitspraak: 25 januari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het wijzigen van een voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

[verzoeker], wonend te Oud-Vossemeer, gemeente Tholen,

en

de raad van de gemeente Tholen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Patrijzenweg Noord, Oud-Vossemeer" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Bij uitspraak van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2298, heeft de voorzieningenrechter het verzoek van onder meer [verzoeker] toegewezen en het besluit van de raad van 21 april 2022 tot vaststelling van het plan geschorst, voor zover het betreft het westelijke (linker) en centrale plandeel.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht de getroffen voorlopige voorziening te wijzigen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 12 januari 2023, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door ir. N. Tiernego, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet in de realisatie van 11 woningen. Het plangebied omvat de percelen aan weerszijden van nummers 40 en 48 aan de noordzijde van de Patrijzenweg in Oud-Vossemeer. Het bestaat uit drie niet aaneengesloten delen met elk een woonbestemming. Op het westelijke en centrale deel zijn in elk deel 4 wooneenheden en in het oostelijke deel zijn 3 wooneenheden mogelijk gemaakt.

3.       [verzoeker] woont op het perceel [locatie], in directe nabijheid van het plangebied. Bij uitspraak van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2298, heeft de voorzieningenrechter het besluit tot vaststelling van het plan geschorst, voor zover het betreft het westelijke (linker) en centrale plandeel. Het oostelijke plandeel is niet geschorst en daar gaat het in deze procedure over. Hij verzoekt om alsnog het gehele plan te schorsen.

Natura 2000; stikstof

4.       [verzoeker] betoogt dat het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie. In dat kader voert hij aan dat de partiële bouwvrijstelling die is geregeld in artikel 2.9a van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb), gelet op de uitspraak van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159, niet voldoet aan de eisen van het Europese natuurbeschermingsrecht en daarom niet toegepast had mogen worden. Ter zitting heeft [verzoeker] in zoverre nader toegelicht dat deze grond in samenhang met de eerder aangedragen beroepsgronden beoordeeld moet worden.

4.1.          De voorzieningenrechter laat, gelet op hetgeen hierna wordt geoordeeld, in het midden of de uitspraak van 2 november 2022 een (nieuw(e)) feit of omstandigheid is die aanleiding kan geven om de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 augustus 2022 te wijzigen.

4.2.         De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Uit overweging 10.51 van de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, volgt dat een natuurlijke persoon, zoals [verzoeker], die zich beroept op de bepalingen van de Wnb die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied, zich beroept op een algemeen belang waarvoor hij niet in rechte kan opkomen. Verder volgt uit de uitspraak dat individuele belangen van een natuurlijke persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen. Deze situatie zou zich concreet voordoen ingeval een Natura 2000 gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van [verzoeker]. In dat geval raakt de aantasting van het gebied immers ook zijn belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving. Maar de afstand tussen het perceel van [verzoeker] en het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is ongeveer 3 km. Andere Natura 2000-gebieden liggen op nog grotere afstand. Gelet op deze afstanden maken deze Natura 2000-gebieden geen deel uit van de leefomgeving van [verzoeker]. De conclusie is daarom dat het individuele belang van [verzoeker] niet verweven is met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. Gelet op het voorgaande zal naar verwachting van de voorzieningenrechter in de bodemprocedure over het hierboven onder 4 weergegeven betoog worden geoordeeld dat het relativiteitsvereiste in 8:69a van de Awb in de weg staat aan een vernietiging van het besluit op basis van die beroepsgrond.

Conclusie

5.       Gelet op het vorenstaande geeft het betoog geen aanleiding tot wijziging van de eerder getroffen voorlopige voorziening en wordt het verzoek afgewezen.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Dinleyici, griffier.

w.g. Polak
voorzieningenrechter

w.g. Dinleyici
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023

909