Uitspraak 202203612/2/R1


Volledige tekst

202203612/2/R1.
Datum uitspraak: 10 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

1.       [verzoeker sub 1], wonend te Oud-Vossemeer, gemeente Tholen,

2.       [verzoeker sub 2], wonend te Oud-Vossemeer,

3.       [verzoeker sub 3], wonend te Oud-Vossemeer,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Tholen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Patrijzenweg Noord, Oud-Vossemeer" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] beroep ingesteld.

[verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 juli 2022, waar [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3], vertegenwoordigd door [verzoeker sub 1], en de raad, vertegenwoordigd door ir. N. Tiernego, zijn verschenen. Ook is ter zitting [aanvrager] als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plangebied omvat de percelen aan weerszijden van huisnummers 40 en 48 aan de noordzijde van de Patrijzenweg in Oud-Vossemeer. Het plan voorziet in de bouw van in totaal 11 woningen. Het plangebied bestaat uit drie niet aaneengesloten delen met elk een woonbestemming. Op het westelijke en centrale deel zijn in elk deel 4 wooneenheden mogelijk gemaakt en in het oostelijke deel 3 wooneenheden.

Spoedeisend belang

3.       Verzoekers hebben binnen de beroepstermijn verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de werking van het besluit is opgeschort totdat op het verzoek is beslist. De raad heeft te kennen gegeven dat het van [aanvrager] een aanvraag heeft ontvangen voor het bouwen van een woning in het oostelijke deel van het plangebied. Als het bestemmingsplan in werking treedt, geldt dit als toetsingskader voor het besluit op de omgevingsvergunningaanvraag en als het college van burgemeester en wethouders daarna een besluit zou nemen op een eventueel bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning, dan vormt het bestemmingsplan ook daarbij het toetsingskader en kan een latere vernietiging van het bestemmingsplan door de Afdeling daaraan niet afdoen. Dit volgt uit de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie, die onder meer is verwoord in de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0510. Niet is uitgesloten dat er ook wat betreft het westelijke en centrale deel omgevingsvergunningaanvragen ingediend kunnen worden voor de bouw van de woningen, voordat de Afdeling uitspraak doet in de bodemprocedure. Gelet hierop is met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid.

4.       De voorzieningenrechter kan, gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

5.       [verzoeker sub 1] woont op het perceel [locatie A], [verzoeker sub 2] op het perceel [locatie B] en [verzoeker sub 3] op perceel [locatie C], allen in directe nabijheid van het plangebied. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om het bestemmingsplan te schorsen totdat door de Afdeling uitspraak is gedaan in de bodemprocedure om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.

De belangen

6.       De voorzieningenrechter stelt vast dat het voornaamste belang voor [verzoeker sub 1] is gelegen in het behoud van zijn uitzicht. [verzoeker sub 1] heeft toegelicht dat hij de indeling en het ontwerp van zijn woning heeft afgestemd op het huidige uitzicht in noordelijke richting. Het plan maakt bebouwing tegenover zijn woning mogelijk met een maximum bouwhoogte van 10 m en een maximum goothoogte van 6 m. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bouwvlak op een afstand van ongeveer 30 m van de woning van [verzoeker sub 1] is voorzien. Aan de zijkant van het bouwvlak is de functieaanduiding "openheid" toegekend.

[aanvrager] heeft bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning in het oostelijke deel van het plangebied, tegenover de woning van [verzoeker sub 1]. Deze woning is voorzien aan de linkerzijde van het bouwvlak. [aanvrager] heeft toegelicht dat de strook met de functieaanduiding "openheid" daadwerkelijk open zal blijven om toegang te verschaffen tot de achtergelegen agrarische gronden. [aanvrager] heeft verder toegelicht dat de door hem gewenste woning een zorgwoning is ten behoeve van zijn 86-jarige moeder die minder goed ter been is en zijn broer die lichamelijk gehandicapt is als gevolg van een progressieve spierziekte.

De belangenafweging

7.       Gelet op de bij het bestreden besluit betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen, die erin voorziet dat het bestemmingsplan wat betreft het westelijke en centrale deel wordt geschorst. Het plan wordt wat het oostelijke deel betreft, waar de woning van [aanvrager] is voorzien, niet geschorst. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [aanvrager] bij het voortzetten van het traject voor de zorgwoning zwaarder weegt dan het belang van [verzoeker sub 1] bij het behoud van uitzicht. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat er volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2861), geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Hierbij merkt de voorzieningenrechter wel op dat het bouwen op eigen risico is, omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is. Verder is het zo dat de door verzoekers in beroep aangehaalde aspecten over het al dan niet bouwen buiten de bebouwde kom en buiten bestaand stedelijk gebied minder spelen ten aanzien van het oostelijke deel, omdat dit deel het dichtst bij de dorpskern is gesitueerd. Daarnaast hebben [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] geen direct zicht op het oostelijke deel. Ook heeft de raad zich volgens de voorzieningenrechter op het standpunt mogen stellen dat de verspringing van voorgevels vanuit planologisch en landschappelijk oogpunt passend is in het bebouwingslint. Daarnaast acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de woningbehoefte voldoende vaststaat. In zoverre vormen de voornaamste beroepsgronden van verzoekers naar verwachting geen reden tot vernietiging van het plan in de bodemprocedure wat betreft het oostelijke deel.

Wat betreft het westelijke en centrale deel is niet gebleken van dezelfde soort zwaarwegende belangen en omstandigheden als bij het oostelijke deel. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het verzoek tot schorsing van het plan ten aanzien van het westelijke en centrale deel af te wijzen. Daarom zal de voorzieningenrechter de werking van het bestemmingsplan voor het westelijke en centrale deel opschorten totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.

Conclusie

8.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] wordt voor het overige afgewezen.

9.       De raad moet de door [verzoeker sub 1] voor de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten vergoeden, bestaande uit verletkosten. Wat betreft [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, niet gebleken. Anders dan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben verzocht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding een kilometervergoeding toe te kennen, omdat de reis tussen Oud-Vossemeer en Den Haag met het openbaar vervoer kan worden afgelegd.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst, bij wijze van voorlopige voorziening, het besluit van de raad van de gemeente Tholen van 21 april 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Patrijzenweg Noord, Oud-Vossemeer", voor zover het betreft het westelijke (linker) en centrale plandeel;

II.       wijst het verzoek van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] voor het overige af;

III.      veroordeelt de raad van de gemeente Tholen tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 534,00;

IV.      gelast dat de raad van de gemeente Tholen aan [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Janse, griffier.

w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter

w.g. Janse
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2022

855