Uitspraak 202006292/1/R2


Volledige tekst

202006292/1/R2.
Datum uitspraak: 5 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Nederweert,

2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Nederweert,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Nederweert,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Appartementen Harrie Carisstraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Woningvereniging Nederweert (hierna: WVN) heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld van 22 september 2022, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. L.M.A. Schrieder, rechtsbijstandsverlener, [appellant sub 2] en anderen, bij monde van [gemachtigden], bijgestaan door mr. ing. M.Th.M. Zusterzeel, advocaat te Weert, en de raad, vertegenwoordigd door C.W.A.J. Damoiseaux, zijn verschenen. Verder is op de zitting WVN, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan maakt 24 appartementen mogelijk in twee gebouwen met drie bouwlagen en een maximale bouwhoogte van 11 m op de hoeken van de Harrie Carisstraat met de Mgr. Kreijelmansstraat in Nederweert. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zijn het niet eens met het plan. Zij wonen in de omgeving van het plangebied in de Mgr. Kreijelmansstraat op de nummers [vier huisnummers]. Zij vrezen dat het plan zal leiden tot een aantasting van hun woon- en leefklimaat. Eén van de appartementengebouwen is tegenover de woning van [appellant sub 1] en op het perceel naast de woning van [appellant sub 2] mogelijk gemaakt.

WVN is de initiatiefnemer van het plan. Zij wilde voor 2008 al woningbouw realiseren in het plangebied. Er was ook al een vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de toen geldende Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend voor de realisering van 24 appartementen en één stadswoning. Vanwege de economische crisis en de verhuurdersheffing die was ingevoerd voor woningcorporaties, had WVN echter geen financiële ruimte meer om de woningbouw te realiseren. Inmiddels wil WVN weer woningbouw in het plangebied realiseren, maar zij wil nu alleen appartementen met een gebruiksoppervlakte van ongeveer 50 m2 per appartement realiseren. Deze appartementen zijn bedoeld voor de sociale verhuur. WVN is voornemens om in de appartementengebouwen een lift te realiseren. Volgens WVN en de raad is er een grote behoefte aan de appartementen.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Oordeel van de Afdeling

3.       De Afdeling is van oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. De Afdeling zal dit oordeel hierna motiveren aan de hand van een thematische bespreking van de beroepsgronden van appellanten in deze volgorde:

- behandeling van de zienswijzen van [appellant sub 2] en anderen;

- woningbehoefte;

- parkeren;

- stedenbouwkundige inpassing;

- woon- en leefklimaat;

- alternatieve locaties.

Behandeling van de zienswijzen van [appellant sub 2] en anderen

4.       [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad onvoldoende is ingegaan op hun zienswijzen.

4.1.    De Afdeling overweegt dat de motiveringsplicht die in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen, zich er niet tegen verzet dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Voor een voldoende motivering is het niet nodig dat op elk argument afzonderlijk wordt ingegaan. Niet is gebleken dat de raad bepaalde bezwaren of argumenten niet in zijn afweging heeft betrokken.

Het betoog slaagt niet.

Woningbehoefte

5.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) niet heeft onderbouwd dat er behoefte bestaat aan de appartementen, omdat niet duidelijk is voor welke doelgroep de appartementen zijn bedoeld. Volgens hen werd eerst gezegd dat de appartementen voor de sociale huur zijn bedoeld, vervolgens voor senioren, daarna voor jongeren en tot slot dat de appartementen naast jongeren ook voor senioren zijn bedoeld. Zij willen dat de appartementen alleen bedoeld zijn voor senioren. Als de appartementen worden bewoond door andere doelgroepen, dan zullen er volgens hen andere negatieve ruimtelijke gevolgen zijn.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat er behoefte is aan de appartementen gezien een woningmarktonderzoek dat in 2018 is uitgevoerd door Etil voor de regio Midden-Limburg. Daarin is per gemeente in die regio de woningbehoefte onderzocht. Dit onderzoek vormt de basis voor de geldende regionale Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 t/m 2021 die door de raden van de gemeenten binnen de regio medio 2019 is vastgesteld.

5.2.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

5.3.    De Afdeling is van oordeel dat de raad deugdelijk heeft onderbouwd dat er behoefte bestaat aan de appartementen. Het plan is dus niet in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro vastgesteld. Gezien de maximale omvang van de gebouwen die het plan mogelijk maakt en het maximaal toegestane aantal van 24 appartementen is het voor de Afdeling duidelijk dat het gaat om kleine appartementen. Deze appartementen zijn geschikt voor de sociale verhuur, zoals door WVN is beoogd. Het kan daarbij gaan om sociale verhuur aan personen van alle leeftijden, dus zowel jongeren als senioren. Uit het woningmarktonderzoek van Etil volgt dat in de gemeente Nederweert behoefte bestaat aan de appartementen. Volgens dit onderzoek zal het aantal huishoudens in de gemeente in de periode 2018-2030 blijven stijgen, zodat in 2030 per saldo ongeveer 340 meer woningen nodig zijn. In de nota van zienswijzen is vermeld dat de bouwopgave per 1 januari 2020 nog 223 woningen betrof. In het woningmarktonderzoek staat verder dat de woningbehoefte van de sociale doelgroep (huishoudens met een inkomen tot € 36.165) in Nederweert in de periode 2018-2030 met bijna 100 woningen zal toenemen. Het tekort voor de sociale doelgroep zal in Nederweert tot 2030 onder meer bestaan uit huurappartementen met lift. In totaal is er volgens het woningmarktonderzoek behoefte aan 69 sociale huurappartementen met lift en 4 zonder lift. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan het woningmarktonderzoek. Volgens [appellant sub 2] en anderen had moeten worden onderzocht of in de kern Nederweert behoefte bestaat aan de appartementen en niet of in de gehele gemeente daaraan behoefte bestaat. De woningmarkt is echter niet beperkt tot één gedeelte van een gemeente, omdat de inwoners van een gemeente naar andere gedeelten van een gemeente kunnen verhuizen. In het woningmarktonderzoek is daarom terecht de woningbehoefte in de gehele gemeente onderzocht. De behoefte aan de met het plan mogelijk gemaakte appartementen, die ook geschikt zijn voor sociale huur, is dus voldoende onderbouwd.

Over de wens van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen dat alleen senioren in de appartementen komen te wonen, overweegt de Afdeling dat een bestemmingsplan geen regels mag bevatten die inhouden dat personen die buiten een doelgroep vallen, een woning niet mogen gebruiken. De toewijzing van woningen aan een bepaalde categorie woningzoekenden kan dus niet worden vastgelegd in de regels van een bestemmingsplan. Dit zou namelijk leiden tot een ruimtelijk niet relevant onderscheid. De Afdeling heeft dit eerder overwogen in onder meer haar uitspraken van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:564, onder 3.3, en 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1925, onder 13.1.

De betogen slagen niet.

Parkeren

6.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat het plan zal leiden tot ernstige parkeeroverlast. Volgens hen zullen onvoldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd, terwijl er al een tekort aan parkeerplaatsen is in de omgeving van het plangebied. Volgens de parkeernormen moeten voor de appartementen 26,4 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar de raad heeft toegelicht dat op eigen terrein maar 24 parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd. De raad heeft niet onderbouwd dat ergens anders in de omgeving 2,4 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. [appellant sub 2] en anderen vrezen dat door de parkeeroverlast de verkeersveiligheid zal worden aangetast.

6.1.    Volgens de raad zal het plan niet leiden tot ernstige parkeeroverlast in de omgeving van het plangebied. Het is volgens de raad de bedoeling dat op eigen terrein 24 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De raad stelt dat er in de openbare ruimte nog voldoende parkeercapaciteit is om de overige parkeerbehoefte op te vangen. Bovendien is er op eigen terrein voldoende ruimte om zo nodig 2,4 extra parkeerplaatsen te realiseren.

6.2.    Artikel 7.1.1 van de planregels luidt: "d. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein aan, in of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en dat deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden.

e. Er is sprake van 'voldoende parkeergelegenheid' als bedoeld onder a. indien wordt voldaan aan de parkeerkencijfers van de CROW publicatie 381: 'Toekomst bestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (december 2018)."

Artikel 7.1.3 van de planregels luidt: "Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 7.1.1 en/of artikel 7.1.2:

f. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

g. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien."

Artikel 7.1.4 luidt: "Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 7.1.1 en/of artikel 7.1.2 is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

h. de parkeersituatie in de openbare ruimte

i. de woon- en leefsituatie."

6.3.    De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet zal leiden tot onevenredige parkeeroverlast. In artikel 7.1.1 van de planregels is bepaald dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein moet worden gerealiseerd en in stand worden gehouden. Partijen zijn het erover eens dat voor de appartementen een parkeernorm geldt van 1,1 parkeerplaats per appartement, zodat 26,4 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Op de zitting hebben de raad en WVN verklaard dat er op eigen terrein voldoende ruimte is om deze parkeerplaatsen te realiseren. Dat blijkt ook uit de stedenbouwkundige schets die in paragraaf 2.3.1 van de plantoelichting is opgenomen. Het plan maakt het dus mogelijk dat alle benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.

Als WVN niet het benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein wil realiseren, is dat alleen mogelijk als het bevoegd gezag, in dit geval het college van burgemeester en wethouders, een omgevingsvergunning verleent in afwijking van artikel 7.1.1. Het college kan zo’n zogeheten afwijkingsomgevingsvergunning op grond van artikel 7.1.4 alleen verlenen als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de parkeersituatie in de openbare ruimte, dus als er geen ernstige parkeeroverlast ontstaat. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen kunnen eventueel tegen zo’n afwijkingsomgevingsvergunning rechtsmiddelen instellen en in de procedure daarover aan de orde stellen of er in de openbare ruimte voldoende parkeercapaciteit aanwezig is.

De betogen slagen niet.

Stedenbouwkundige inpassing

7.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de twee appartementengebouwen niet in de omgeving passen. Volgens hen staan in de omgeving vrijwel alleen vrijstaande en half vrijstaande woningen met twee bouwlagen. Volgens [appellant sub 2] en anderen zijn de appartementengebouwen ook in strijd met het vereiste dat het dorpse karakter behouden moet blijven. Dat vereiste is volgens hen opgenomen in het provinciale beleidsstuk Provinciaal Omgevingsplan 2014 (hierna: POL 2014).

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de appartementengebouwen stedenbouwkundig in de omgeving passen.

7.2.    De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de appartementengebouwen stedenbouwkundig in de omgeving passen. Weliswaar staan er veel vrijstaande woningen met twee bouwlagen in de omgeving van het plangebied, maar in de omgeving van het plangebied staan ook al appartementengebouwen met meer dan twee bouwlagen. Zo staan even verderop in de Harrie Carisstraat op de kruising met de Thieu Gielenstraat vier appartementengebouwen met drie bouwlagen. En ten zuiden van het plangebied staat het woonzorgcomplex Domus Bona Ventura. Ook dat complex bestaat uit meerdere bouwlagen.

Wat betreft het POL 2014 overweegt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan het provinciale beleid is gebonden. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad wel met het provinciaal beleid rekening houden en moet dit beleid in de belangenafweging worden betrokken. De raad heeft dit gedaan door in paragraaf 3.3.1 van de plantoelichting in te gaan op de verhouding van het plan tot het POL 2014. Het plangebied ligt in "Overig bebouwd gebied" zoals is opgenomen in het POL 2014. In het POL 2014 staat niet dat binnen dit gebied het dorpse karakter behouden moet blijven.

De betogen slagen niet.

Woon- en leefklimaat

8.       Het steekt [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen dat het plan twee appartementengebouwen mogelijk maakt, terwijl de voorheen geldende beheersverordening "Nederweert, Budschop, Eind, Ospeldijk en Pannenweg-oost" maar vier grondgebonden woningen in het plangebied toestond. Zij vinden dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij van die beheersverordening is afgeweken, omdat het plan zal leiden tot een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat. Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zal hun privacy ernstig worden aangetast. [appellant sub 1] vindt dat in het plan door middel van een voorwaardelijke verplichting had moeten worden verzekerd dat in het plangebied groen zal worden gerealiseerd om de aantasting van zijn privacy te beperken. Weliswaar heeft WVN toegezegd dat zij groen zal realiseren in het plangebied, maar hij kan niet afdwingen dat WVN deze toezegging zal nakomen. [appellant sub 2] en anderen voeren daarnaast aan dat het plan zal leiden tot een ernstige aantasting van de bezonning in hun woningen en achtertuinen. In het uitgevoerde bezonningsonderzoek is volgens hen ten onrechte alleen getoetst aan de zogeheten lichte TNO-norm (ten minste 2 uur zonlicht per dag in een woning) en niet aan de strenge TNO-norm (ten minste 3 uur zonlicht per dag in een woning). Volgens [appellant sub 2] en anderen zal het plan ook leiden tot windoverlast.

8.1.    De raad erkent dat het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zal wijzigen als gevolg van het plan, maar volgens de raad heeft hij een zwaarder belang mogen toekennen aan het woningbouwbelang dat is gediend met de bouw van 24 sociale-huurappartementen dan aan het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen bij een ongewijzigd woon- en leefklimaat. Verder is het volgens de raad niet noodzakelijk om met oog op de privacy van [appellant sub 1] de aanleg van groen in de planregels te verzekeren door middel van een voorwaardelijke verplichting, omdat de appartementen niet leiden tot een ernstige aantasting van zijn privacy.

8.2.    De Afdeling stelt voorop dat in het algemeen aan een geldend planologisch regime, zoals een beheersverordening, geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling deugdelijk gemotiveerd waarom hij 3,5 jaar na vaststelling van de beheersverordening heeft besloten tot vaststelling van het plan. De raad heeft een zwaarder gewicht mogen toekennen aan het woningbouwbelang dan aan het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen bij een ongewijzigd woon- en leefklimaat. Daarbij neemt de Afdeling in de eerste plaats in aanmerking dat er in de gemeente Nederweert een grote behoefte bestaat aan deze appartementen, zodat de raad daaraan een zwaar gewicht heeft mogen toekennen.

In de tweede plaats neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad ervan uit heeft mogen gaan dat de privacy van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen niet ernstig zal worden aangetast als gevolg van het plan. Wat betreft de privacy van [appellant sub 1] is daarbij van belang dat de afstand van het appartementengebouw, dat tegenover zijn woning mogelijk is gemaakt, tot zijn woning ongeveer 20 m bedraagt. Daartussen bevindt zich de Mgr. Kreijelmansstraat. Een afstand van 20 m is niet ongebruikelijk in een bebouwde omgeving, zoals de omgeving van het plangebied. De raad heeft zich dan ook redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het niet noodzakelijk is om met oog op de privacy van [appellant sub 1] de aanleg van groen in de planregels te verzekeren door middel van een voorwaardelijke verplichting. De Afdeling volgt de raad in zijn standpunt dat de aanleg van groen aan de voorzijde van het appartementengebouw niet noodzakelijk is voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan.

Vanuit het appartementengebouw zal inkijk mogelijk zijn op in ieder geval de achtertuin van [appellant sub 2]. De raad heeft het bouwvlak voor het appartementengebouw echter zo ver mogelijk op de voorzijde van het perceel en zo dicht mogelijk naast de Harrie Carisstraat geplaatst om de aantasting van de privacy van [appellant sub 2] en anderen zo beperkt mogelijk te houden. Bovendien moeten bewoners in een dichtbebouwde omgeving er rekening mee houden dat er inkijk in hun achtertuinen kan zijn of ontstaan als gevolg van ontwikkelingen.

De Afdeling neemt in de derde plaats in aanmerking dat de raad ervan uit heeft mogen gaan dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van de bezonning van de percelen van [appellant sub 2] en anderen. Uit de uitgevoerde bezonningsstudie volgt dat in hun woningen sprake zal zijn van meer dan 2 bezonningsuren, zodat wordt voldaan aan de lichte TNO-norm die de raad hanteert. In de bezonningsstudie hoefde niet te worden getoetst aan de strenge TNO-norm. De raad is niet verplicht die norm te hanteren, omdat het geen wettelijk verplichte norm is. Verder volgt uit de bezonningsstudie dat in de periode waarin het meest in de tuin wordt gezeten, de zomer, de gevolgen van het plan voor de bezonning in de achtertuinen van [appellant sub 2] en anderen beperkt zijn. Op de afbeeldingen in de bezonningsstudie van de schaduwwerking op 21 juni is namelijk te zien dat de schaduw als gevolg van het plan dan beperkt is tot een klein gedeelte van de achtertuin van [appellant sub 2].

Over de vrees van [appellant sub 2] en anderen voor windoverlast overweegt de Afdeling dat het niet aannemelijk is dat het plan zal leiden tot windoverlast, gezien de maximale bouwhoogte voor de appartementengebouwen van 11 m.

De betogen slagen niet.

Alternatieve locaties

9.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd waarom niet is gekozen voor een alternatieve locatie. Volgens [appellant sub 1] hoeven de appartementen niet vlakbij het centrum te worden gerealiseerd, zoals nu het geval is, omdat de appartementen niet alleen voor senioren maar voor alle leeftijden zijn bedoeld. [appellant sub 2] en anderen hebben gewezen op gronden bij de Bredeweg in Nederweert die in eigendom zijn van WVN.

9.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

9.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad heeft mogen kiezen voor het plangebied als locatie voor de appartementengebouwen. Daarbij is van belang dat de raad de gevolgen van de appartementengebouwen voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen aanvaardbaar heeft mogen achten. Verder is van belang dat de raad heeft toegelicht dat andere locaties die in eigendom zijn van de gemeente of woningcorporaties, zoals de locatie bij de Bredeweg, minder geschikt zijn voor de realisering van appartementengebouwen, omdat deze verder weg van het centrum van Nederweert liggen dan het plangebied. Ook is in de omgeving van die locaties geen of minder hoogbouw aanwezig dan in de omgeving van het plangebied. Ook heeft de raad toegelicht dat de locatie bij de Bredeweg een terrein betreft dat achter bestaande woningen ligt. De raad vindt een achterterrein uit stedenbouwkundig oogpunt minder geschikt voor de realisering van appartementengebouwen voor 24 appartementen. De Afdeling acht deze standpunten van de raad niet onredelijk.

De betogen slagen niet.

Proceskosten

10.     Zoals onder 3 is overwogen, zijn de beroepen ongegrond. De raad hoeft daarom niet de proceskosten van [appellant sub 1] en van [appellant sub 2] en anderen te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Meijer
voorzitter

w.g. Van Driel Kluit
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2022

703