Uitspraak 202100651/3/R4


Volledige tekst

202100651/3/R4.
Datum beslissing: 20 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoekster], wonend te [woonplaats],

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2022, heeft [verzoekster] verzocht om wraking van de staatsraden mr. E.A. Minderhoud, als voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. H.G. Sevenster, als leden van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van de zaak met nummer 202100651/1/R4.

De staatsraden hebben niet in de wraking berust.

De staatsraden hebben geen schriftelijke reactie ingediend.

De Afdeling heeft het verzoek om wraking ter zitting behandeld op 19 juli 2022, waar [verzoekster] via een videoverbinding is gehoord. Namens [verzoekster] zijn drs. A.S. Hoeksema en dr. E.A.L. van Rooyen ter zitting verschenen. De staatsraden hebben geen gebruikgemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Overwegingen

1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.       [verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat het handelen van en de bejegening door de staatsraden, de griffier en de medewerker van de griffie in de aanloop naar en tijdens de zitting van 16 mei 2022, bij haar de vrees hebben gewekt dat zij partijdig en vooringenomen zijn, waardoor geen sprake is van een eerlijk proces. [verzoekster] betoogt onder meer dat het beginsel van equality of arms en het beginsel van hoor en wederhoor zijn geschonden, omdat het door haar ingediende 470 pagina's tellende verweerschrift met bijlagen van 3 mei 2022 door de staatsraden buiten beschouwing is gelaten, zij tijdens de zitting onvoldoende ruimte heeft gekregen om goed haar verweer te voeren en dat een door haar aangekondigde deskundige niet via videoverbinding kon deelnemen aan de zitting en dus niet is gehoord. [verzoekster] meent verder dat het handelen van de staatsraden na de zitting bevestigt dat geen sprake is van een eerlijk proces, omdat de staatsraden haar verzoek tot heropening van het vooronderzoek van 30 mei 2022 bij brief van 13 juni 2022 hebben afgewezen, zonder inhoudelijk op dit verzoek in te gaan. Deze afwijzing was voor [verzoekster] de directe aanleiding om het verzoek om wraking in te dienen. [verzoekster] stelt zich ook op het standpunt dat de schijn van partijdigheid is gewekt, onder meer door de loopbanen en nevenfuncties van twee van de staatsraden. Staatsraad Minderhoud was jarenlang partner bij advocatenkantoor NautaDutilh dat KPN als een van zijn belangrijkste klanten heeft en staatsraad Van Veldhuizen was burgemeester van de gemeente Enschede. Enschede is een van de steden waar de uitrol van het 5G-netwerk is getest.

3.       De behandeling van de hoofdzaak heeft plaatsgevonden ter zitting op 16 mei 2022, waarna het onderzoek ter zitting is gesloten. Op 30 mei 2022 heeft [verzoekster] een verzoek tot heropening van het vooronderzoek ingediend dat op 13 juni 2022 is afgewezen. Op 8 juli 2022 heeft [verzoekster] een verzoek om wraking van de staatsraden bij de Afdeling ingediend. In het verzoek om wraking staat ook een nieuw verzoek om heropening van het vooronderzoek, dat niet in de wrakingsprocedure zal worden beoordeeld.

3.1.    Uit artikel 8:16, eerste lid, van de Awb volgt dat een verzoek om wraking dient te worden gedaan zodra de ter zake relevante feiten en omstandigheden bij verzoeker bekend zijn. Hierin ligt besloten dat een verzoeker in de procedure beperkt de tijd heeft om, na het bekend worden van zodanige feiten en omstandigheden, af te wegen of hij wraking opportuun acht en vervolgens de gronden daartoe kenbaar te maken (vergelijk de beslissing van 15 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2412).

3.2.    Met het verzoek om wraking van 8 juli 2022 zijn sinds de zitting ruim zeven weken verstreken en sinds de afwijzing van het verzoek tot heropening van het vooronderzoek ruim drie weken. Naar het oordeel van de Afdeling is de daardoor verstreken tijd niet meer beperkt te noemen. [verzoekster] heeft desgevraagd ter zitting aangevoerd dat dit tijdsverloop te rechtvaardigen is, omdat zij geen jurist is, in deze wrakingsprocedure niet door een jurist wordt bijgestaan en zij gezondheidsklachten heeft. Ook betoogt [verzoekster] dat zij dit verzoek tijdig heeft ingediend, omdat in de hoofdzaak nog geen einduitspraak is gedaan. Gelet op de toelichting van [verzoekster] beschouwt de Afdeling de afwijzing van het verzoek tot heropening van het vooronderzoek op 13 juni 2022 als een ter zake relevant feit in de zin van artikel 8:16, eerste lid, van de Awb. Naar het oordeel van de Afdeling leveren de door [verzoekster] aangevoerde redenen geen rechtvaardiging op voor het tijdsverloop van ruim drie weken daarna. Dat [verzoekster] ervoor heeft gekozen om zich bij het indienen van het verzoek om wraking niet door een jurist te laten bijstaan en daardoor langer de tijd nodig heeft gehad om onderzoek te doen, stukken te schrijven en deze in te dienen, komt voor haar rekening en risico. Daar komt bij dat buiten de beslissing om het vooronderzoek niet te heropenen, alle feiten die in het verzoek om wraking zijn vermeld zich op of voor de zitting van 16 mei 2022 hebben voorgedaan. Dat sprake is van gezondheidsklachten die ertoe leiden dat zij niet eerder het verzoek om wraking heeft kunnen indienen, heeft zij niet onderbouwd. Ook heeft zij niet om uitstel gevraagd wegens haar gezondheidsklachten om langer de tijd te krijgen om het verzoek om wraking nader toe te lichten. Anders dan [verzoekster] betoogt, kan ook sprake zijn van te late indiening van een verzoek om wraking als dat is ingediend voordat in de hoofdzaak einduitspraak is gedaan. Uit artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 volgt slechts dat de wrakingskamer zonder het houden van een zitting kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen als het is gedaan nadat de einduitspraak in de hoofdzaak openbaar is gemaakt en niet dat het verzoek om wraking alleen in die situatie te laat is ingediend.

3.3.    Ook voor het niet eerder naar voren brengen van bezwaren tegen de behandeling van de hoofdzaak door de staatsraden wegens hun loopbanen en nevenfuncties, zijn geen verschoonbare redenen aangevoerd. Dat [verzoekster], zoals zij ter zitting heeft betoogd, voorafgaand aan de zitting het vertrouwen heeft gegeven aan de staatsraden en zij dit vertrouwen is verloren na de afwijzing van het verzoek om heropening van het vooronderzoek, betekent niet dat zij niet eerder zich heeft kunnen verdiepen in de loopbanen en nevenfuncties van de staatsraden. Temeer, omdat op de website van de Raad van State informatie over de loopbanen en nevenfuncties van staatsraden staat vermeld. De samenstelling van de zittingskamer wordt bovendien vanaf een week voor de zitting op de website van de Raad van State gepubliceerd, waardoor in beginsel voldoende tijd is om voorafgaand aan, of op, de zitting een verzoek tot wraking in te dienen. Bij brief van 15 maart 2022 is [verzoekster] geïnformeerd over de manier van bekendmaking van de leden van de zittingskamer via de website van de Raad van State.

3.4.    De Afdeling oordeelt dat het verzoek om wraking te laat is ingediend en dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb. De Afdeling ziet hierin aanleiding het verzoek om wraking op grond van artikel 5, vierde lid, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 niet-ontvankelijk te verklaren.

4.       Nu het verzoek om wraking niet-ontvankelijk wordt verklaard, is het aan de Afdeling in de oorspronkelijke samenstelling, belast met de behandeling van de hoofdzaak, om zich te buigen over het hernieuwde verzoek tot heropening van het vooronderzoek.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.

w.g. Drop


voorzitter

w.g. Tibold
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022

853