Uitspraak 202201703/1/V3


Volledige tekst

202201703/1/V3.
Datum uitspraak: 25 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 maart 2022 in zaak nr. NL22.1643 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.

Bij uitspraak van 14 maart 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, advocaat te Amstelveen, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat dit geval zich onderscheidt van dat in de uitspraak van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2869, omdat de staatssecretaris de vreemdeling meteen na afloop van de vijfdaagse quarantainemaatregel nader heeft gehoord en gemotiveerd heeft toegelicht waarom het gehoor niet eerder heeft plaatsgevonden. Daaruit volgt dat hij zich voldoende heeft ingespannen de detentie zo kort mogelijk te laten duren.

2. Dit oordeel hoeft verder niet te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift voor het overige geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van de Kolk

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022

906