Uitspraak 202102631/1/R1


Volledige tekst

202102631/1/R1.
Datum uitspraak: 22 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Zandvoort,

appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2020 heeft het college besloten tot de aanwijzing van de locatie nabij het perceel [locatie] te Zandvoort (hierna: locatie Z40A) voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: orac).

Bij besluit van 9 maart 2021 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2021, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Eljarroudi, mr. R. van der Linden en R.A. Hartman, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [appellant] woont op het adres [locatie], nabij de kruising van de Schelpstraat en de Dr. C.A. Gerkestraat. De orac zal in de Schelpstraat worden geplaatst, tegenover zijn woning.

Toetsingskader

2.       Zoals de Afdeling meermaals heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1464, dient het college bij de aanwijzing van locaties voor de plaatsing van orac’s een afweging te maken van alle betrokken belangen. Daarbij heeft het college beleidsruimte. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden en de eventueel naar voren gebrachte alternatieve locaties beoordeelt of het college in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen.

Zoals de Afdeling verder eveneens in de uitspraak van 24 juni 2020 heeft overwogen, gaat het in procedures zoals deze uitsluitend om de aanwijzing van een locatie voor een orac. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van een orac, toeneming van verkeer van en naar een orac en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van een orac. Deze gevolgen zijn niet volledig te voorkomen en hoeven onder normale omstandigheden niet aan een aanwijzing van een locatie voor de plaatsing van een orac in de weg te staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van orac’s en door het regelmatig legen en schoonmaken ervan zoveel mogelijk wordt voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking van een orac in het algemeen beperkt is en dat het legen van een orac maar van korte duur is. De Afdeling beoordeelt daarom enkel of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden het maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen voor de plaatsing van een orac. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

Geschiktheid locatie

3.       Het college heeft ter zitting toegelicht dat op de locatie een aangepaste container zal worden geplaatst. De container zal een inhoud hebben van 3.000 liter in plaats van de gebruikelijke 5.000 liter, omdat slechts 25 huishoudens gebruik zullen maken van de container en omdat de orac anders niet tussen de in grond aanwezige kabels en leidingen zou passen. Verder is de locatie voor de orac in zuidelijke richting verplaatst ten opzichte van het concept van de kaart met locaties voor orac. Het college heeft toegelicht dat dit is gebeurd naar aanleiding van een reactie van een omwonende.

Verkeer en trilling

4.       [appellant] betoogt dat de locatie ongeschikt is. Hij voert aan dat de ophaalwagen verkeersonveilige situaties en trillingschade aan zijn jarendertigwoning zal veroorzaken. Hij voert aan dat de Schelpstraat een smalle tweerichtingenstraat is en dat daar disproportionele maatregelen moeten worden getroffen om de aangepaste container te plaatsen. Hij wijst er op dat de kosten niet opwegen tegen het voordeel dat een beperkt aantal huishoudens van de container gebruik kan maken. Ter zitting heeft [appellant] verder toegelicht dat de straat wordt gebruikt door schoolgaande kinderen en dat fietsers over het voetpad zullen rijden als de ophaalwagen de weg blokkeert.

4.1.    Het college stelt dat het niet op voorhand aannemelijk is dat de ophaalwagen trillingschade aan de woningen zal veroorzaken. Volgens het college zal het legen van de container hooguit enkele minuten duren en kan de ophaalwagen over de weg rijden zonder schade aan de woningen te veroorzaken. Wat betreft de verkeersveiligheid zijn volgens het college geen concrete argumenten naar voren gebracht waarom verkeersonveilige situaties kunnen ontstaan. Het college wijst er op dat de verkeerskundige van de gemeente de situatie heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de inzamelwagen de orac kan legen zonder hiervoor verkeersonveilige handelingen te moeten verrichten.

4.2.    Het college heeft op 3 februari 2020 de richtlijnen voor plaatsing van inzamelmiddelen en -voorzieningen in Zandvoort vastgesteld. In paragraaf 5.1, onder k, van de richtlijnen is vermeld dat het inzamelvoertuig verkeersveilig moet kunnen stoppen en werken.

Het college heeft ter zitting de route van de ophaalwagen toegelicht. Hij heeft daarbij toegelicht dat de ophaalwagen kortstondig in de Schelpstraat staat en dat automobilisten slechts enkele minuten zouden moeten wachten. Ook zal naar verwachting het legen van de orac slechts één keer per week nodig zijn. Gelet op deze ophaalfrequentie en het kortstondige stilstaan van auto’s in de Schelpstraat, zullen volgens het college geen verkeersonveilige situaties optreden. [appellant] heeft het voorgaande niet overtuigend weerlegd. Over de trillingen veroorzaakt door de inzamelwagen heeft het college ter zitting toegelicht dat een vergelijkbare inzamelwagen die in het historisch deel van de binnenstad van Haarlem rijdt, geen trillingschade veroorzaakt en dat het niet aannemelijk is dat dit anders zou zijn in de omgeving van de woning van [appellant]. Verder heeft het college er op gewezen dat voor de Schelpstraat geen aslastbeperking is vastgesteld. [appellant] heeft dit niet bestreden. Verder heeft hij  niet nader onderbouwd dat zijn woning op zodanige wijze is gebouwd, dat op voorhand duidelijk is dat de ophaalwagen trillingschade aan of verzakkingen van de woning zal veroorzaken. Het college heeft er gelet op het voorgaande van mogen uitgaan dat de gevolgen voor het verkeer en de trillinghinder, als die al zal optreden, niet zodanig zijn dat de locatie niet in redelijkheid kon worden aangewezen.

Over het aantal huishoudens heeft het college toegelicht dat de bewoners van het nabijgelegen appartementencomplex zonder de orac op deze locatie met te grote loopafstanden naar andere orac’s, namelijk 200 m, worden geconfronteerd. Verder zullen in dat geval capaciteitsproblemen ontstaan bij de andere orac’s. [appellant] heeft dit niet gemotiveerd bestreden. In het aangevoerde over het aantal huishoudens ziet de Afdeling daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het college de locatie niet geschikt heeft kunnen achten.

Parkeerplaatsen

5.       [appellant] betoogt dat door het plaatsen van de orac twee parkeerplaatsen verloren gaan. Dit zal parkeerhinder opleveren.

5.1.    Het college heeft inzichtelijk gemaakt dat als gevolg van de plaatsing van de orac één parkeerplek in de Schelpstraat moet worden opgegeven. Verder heeft het college inzichtelijk gemaakt dat dit niet tot een parkeertekort in de wijk zal leiden. [appellant] heeft dit onvoldoende gemotiveerd bestreden. Gelet op de motivering van het college ziet de Afdeling geen aanleiding om aan te nemen dat de parkeersituatie in de omgeving van de woning van [appellant] dusdanig nadelig wordt beïnvloed, dat het college de gekozen locatie in redelijkheid niet geschikt kon achten.

Conclusie geschiktheid

6.       In het aangevoerde ziet de Afdeling gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat het college de aangewezen locatie niet in redelijkheid geschikt heeft kunnen achten.

Alternatief zuidelijk kant Schelpstraat

7.       [appellant] betoogt dat een alternatieve locatie voor de orac kan worden gevonden, namelijk verderop in de Dr. C.A. Gerkestraat.

7.1.    Het college heeft gesteld dat de bedoelde locatie is beoordeeld. Op deze plek liggen leidingen en drainagesystemen in de grond. Bovengronds staan bomen in de weg aan het legen van de orac. Ook zal de kruising van de Schelpstraat met de Dr. C.A. Gerkestraat tijdens het legen geblokkeerd worden, wat negatieve effecten op de verkeersveiligheid heeft. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van hetgeen het college met betrekking tot de geschiktheid van de alternatieve locatie naar voren heeft gebracht. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de voorgestelde alternatieve locatie zodanig geschikter is dat het college deze in redelijkheid had moeten verkiezen boven de aangewezen locatie.

Conclusie

8.       Het beroep is ongegrond.

9.       Het college hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021

361