Uitspraak 202102516/4/R3


Volledige tekst

202102516/4/R3.
Datum uitspraak: 26 oktober 2021

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:

1.       [verzoeker sub 1], wonend te Groningen,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Groningen (hierna: het college),

om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) van de bij uitspraak van 11 mei 2021, in zaak nr. 202102516/2/R3, getroffen voorlopige voorziening hangende het hoger beroep van:

[verzoeker sub 1]

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Nederland van 26 maart 2021 in zaak nrs. 19/3096 en 19/3180 in het geding tussen:

1.       [verzoeker sub 1],

2.       [partij],

en

het college;

alsmede uitspraak op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Awb) hangende het beroep van:

[verzoeker sub 1],

en

het college,

verweerder.

Openbare zitting gehouden op 26 oktober 2021 om 14:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter

griffier: mr. M. Priem

Verschenen:

[verzoeker sub 1] en [gemachtigde 1].;

Het college van burgemeester en wethouders van Groningen en de gemeente Groningen, vertegenwoordigd door mr. R. Snel, advocaat te Groningen, en [gemachtigde 2]

Het geding gaat over de in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 11 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1035, getroffen voorlopige voorziening, waarbij het besluit van het college van 12 juli 2019 is geschorst. Dit betreft het besluit waarbij aan de gemeente Groningen een omgevingsvergunning is verleend voor het realiseren van de nieuwe Kattenbrug, aanpassen/herinrichten van de kade en het wijzigingen van de groenstructuur ter plaatse van het Kattendiep/Schuitendiep te Groningen.

Bij besluit van 27 augustus 2021 heeft het college het besluit van 12 juli 2019 in stand gelaten en aangevuld met een omgevingsvergunning voor de activiteit "handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening" voor het realiseren van een brug, het aanpassen/herinrichten van de kade en het wijzigen van de groenstructuur, ter plaatse van Gedempte Kattendiep en Schuitendiep te Groningen.

Het college heeft verzocht de bij uitspraak van 11 mei 2021 getroffen voorlopige voorziening op te heffen. [verzoeker sub 1] verzoekt de bij uitspraak van 11 mei 2021 getroffen voorlopige voorziening te wijzigen en ook het besluit van 27 augustus 2021 te schorsen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

De voorzieningenrechter

I.        heft de voorlopige voorziening, getroffen bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1035 op;

II.       wijst de verzoeken van [verzoeker sub 1] af.

Overwegingen

Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Het besluit van 27 augustus 2021 wordt aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Toewijzing van het verzoek om opheffing van het college, betekent automatisch dat de verzoeken van [verzoeker sub 1] worden afgewezen. In zoverre gaat het hier om communicerende vaten.

In wat [verzoeker sub 1] heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de vergunningverlening voor de nieuwe Kattenbrug op een juridisch ongeoorloofde wijze is opgeknipt in afzonderlijke besluiten.

In de ruimtelijke onderbouwing is uiteengezet waarom het bouwplan aanvaardbaar is voor wat betreft het effect daarvan op het beschermd stadsgezicht. Kort samengevat, staat in de ruimtelijke onderbouwing dat de cultuurhistorische waarden niet zullen worden aangetast, maar dat deze worden hersteld en waar mogelijk worden versterkt, hetgeen onder andere de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed onderschrijft in een advies van 19 december 2018 over de Kattenbrug. [verzoeker sub 1] betwistte dat dit advies ook zag op de brug. Hij stelt dat het alleen betrekking heeft op de kademuren, maar dat is niet juist, wat blijkt uit het volgende citaat:

"De voorliggende opgave is goed samengebracht met de nog aanwezige monumentale waarde van het rijksmonument. Het cultuurhistorisch onderzoek is voldoende breed uitgevoerd en is goed afgestemd op de opgave. De uitkomst heeft daadwerkelijk een rol gespeeld in de planvorming, in het bijzonder in het situeren en vormgeven van de brug. Ik kan dan ook niet anders dan complimenten geven voor de gevolgde aanpak."

Verder citeert de voorzieningenrechter de gemeentelijke monumentencommissie die ook positief heeft geadviseerd over het project:

"De monumentencommissie heeft waardering voor de uitwerking van het eerder gepresenteerde plan. De totaliteit van de diepenring blijft met het plan herkenbaar. Dat is belangrijk omdat deze brug de enige is die niet is gelegen in een doorlopende historische radiaal. De eigentijdse vormgeving van de brug, met aanlandingen voorbij de kademuren, zorgt ervoor dat de brug geen onderbreking is en een andere vormgeving rechtvaardigt. De monumentencommissie is ook positief over het gebruik maken van hoogteverschillen in het plan. Naast dat hiermee een mooie nieuwe verblijfsruimte aan de stad wordt toegevoegd, wordt hiermee ook goed ingespeeld op de geschiedenis van de plek."

Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende rekening is gehouden met het bestaand stadsgezicht. In hetgeen [verzoeker sub 1] naar voren heeft gebracht ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen reden om aan te nemen dat de Afdeling daar in de hoofdzaak anders over zal denken.

Ook de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest zijn betrokken geweest bij de besluitvorming. [verzoeker sub 1] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt waarom dit niet toereikend is.

Voor zover [verzoeker sub 1] vreest voor schade aan zijn pand die wordt veroorzaakt door geluid, overweegt de voorzieningenrechter dat in de ruimtelijke onderbouwing is ingegaan op het aspect geluid en onduidelijk is wat voor schade [verzoeker sub 1] in dit verband vreest. Voor het overige is in het bestreden besluit onderbouwd dat het niet aannemelijk is dat schade ontstaat door trillinghinder bij ingebruikname van de nieuwe Kattenbrug voor verkeersdoeleinden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [verzoeker sub 1] het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.

De toets aan een goede ruimtelijke ordening, die ontbrak ten tijde van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2021, is alsnog verricht in de besluitvormingsprocedure die heeft geleid tot het besluit van 27 augustus 2021. Omdat de voorzieningenrechter in het door [verzoeker sub 1] aangevoerde geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de ruimtelijke onderbouwing niet deugt, wijst de voorzieningenrechter het verzoek van het college om de bij uitspraak van 11 mei 2021 getroffen voorlopige voorziening op te heffen, toe. Hierbij wijst de voorzieningenrechter erop dat een houder van een verleende vergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, op eigen risico daarvan gebruik maakt.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2021

646