Uitspraak 202000602/1/R1


Volledige tekst

202000602/1/R1.
Datum uitspraak: 18 augustus 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

CA Properties B.V., gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2019 in zaak nr. 19/3662 in het geding tussen:

CA Properties B.V.

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Op 17 juni 2019 heeft CA Properties B.V. het college in gebreke gesteld voor het niet tijdig bekendmaken van een aan haar van rechtswege verleende omgevingsvergunning.

Op 5 juli 2019 heeft CA Properties B.V. beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van de omgevingsvergunning.

Bij uitspraak van 18 december 2019 heeft de rechtbank het door

CA Properties B.V. ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft CA Properties B.V. hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 10 augustus 2021, waar CA Properties B.V., vertegenwoordigd door mr. S.R.A. Drieshen, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], is verschenen. Het college is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 11 december 2017 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het veranderen, vergroten en gedeeltelijk vernieuwen van het gebouw Keizersgracht 410 in Amsterdam ten behoeve van het realiseren van drie woningen, bergingen en kantoorruimte.

2.       Op de aanvraag is de reguliere voorbereidingsprocedure van artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) van toepassing. Het college moet binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag beslissen, maar kan deze termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. De beslistermijn wordt op grond van artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) opgeschort gedurende de periode dat het college om aanvulling van de aanvraag heeft verzocht tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Verder wordt de beslistermijn op grond van artikel 4:15, tweede lid, onder a, van de Awb opgeschort gedurende de termijn waarvoor de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd. Is een besluit niet tijdig genomen, dan volgt uit artikel 3.9, derde lid, van de Wabo en artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb, dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend.

3.       De Afdeling stelt vast dat de beslistermijn van acht weken is ingegaan op 12 december 2017, de dag na ontvangst van de aanvraag op 11 december 2017. Deze termijn is opgeschort met ingang van 30 januari 2018, namelijk de dag na die waarop het college CA Properties B.V. heeft uitgenodigd de aanvraag aan te vullen. Op dat moment waren 49 dagen van de beslistermijn verstreken. Op 23 februari 2018 heeft CA Properties B.V. de aanvraag aangevuld. De beslistermijn is dus op die datum weer gaan lopen. Op 28 februari 2018 heeft het college de beslistermijn met zes weken verlengd. Op dat moment waren 54 dagen van de beslistermijn verstreken. Op 11 april 2018, 11 juni 2018 en 28 juni 2018 heeft het college de beslistermijn opgeschort tot achtereenvolgens 15 juni 2018, 1 juli 2018 en 15 juli 2018, telkens met instemming van [architect], de architect van het bouwplan. Op 12 juli 2018 heeft het college de beslistermijn tot 15 augustus 2018 opgeschort, met instemming van [gemachtigde]. Op 13 augustus 2018 heeft het college de beslistermijn opgeschort met acht weken, om advies te vragen aan het Landelijk Bureau Bibob. Op 4 oktober 2018 heeft de directeur van het Landelijk Bureau Bibob de adviestermijn met vier weken verlengd. Op 5 november 2018 heeft het college de beslistermijn opgeschort tot 4 januari 2019. Op 3 januari 2019 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd.

Beoordeling van het hoger beroep

4.       CA Properties B.V. betoogt dat de rechtbank haar beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij stelt dat de rechtbank heeft miskend dat de omgevingsvergunning op 19 juni 2018 van rechtswege is verleend en, omdat deze vergunning niet tijdig bekend is gemaakt, het college een dwangsom is verschuldigd. Volgens haar was [architect] niet bevoegd om met de opschortingen van de beslistermijn in te stemmen, omdat zij aan [architect] geen schriftelijke machtiging heeft verleend om namens haar deze beslissingen te nemen.

4.1.    Uit artikel 2:1, eerste lid, van de Awb volgt dat een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen kan laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, zie onder meer de uitspraak van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:605, volgt uit artikel 2:1 van de Awb dat het optreden van een gemachtigde tot gevolg heeft dat het contact met de belanghebbende in beginsel via deze gemachtigde verloopt.

4.2.    Naar het oordeel van de Afdeling was voor de behandeling van de aanvraag [architect] als gemachtigde van CA Properties B.V., als bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, van de Awb, aan te merken, omdat in de aanvraag onder het kopje "Gemachtigde bedrijf" [naam architect] Architecten en als contactpersoon [architect] is vermeld. Voor zover CA Properties B.V. er op zitting op heeft gewezen dat [architect] in haar hoedanigheid als architect uitsluitend gemachtigd zou zijn voor bouwkundige aspecten, zoals het aanleveren van nadere gegevens die van belang zijn voor de aanvraag, overweegt de Afdeling dat dit niet uit de aanvraag volgt. In de aanvraag staat namelijk ongeclausuleerd [naam architect] Architecten als gemachtigd bedrijf opgenomen met [architect] als contactpersoon. Dat CA Properties B.V. aan het college nooit een schriftelijke machtiging heeft overgelegd die bevestigt dat [architect] gemachtigd was om namens haar beslissingen over het opschorten van de beslistermijn te nemen, maakt dan ook niet dat het college [architect] ten onrechte als gemachtigde heeft aangemerkt. De rechtbank heeft dus terecht overwogen dat [architect] namens CA Properties B.V. met de opschortingen van de beslistermijn mocht instemmen.

Overigens wijst de Afdeling er nog op dat de opschortingsbesluiten van 11 april 2018, 11 juni 2018 en 28 juni 2018 zijn geadresseerd aan Multa Capital B.V., de rechtsvoorganger van CA Properties B.V., en ook per e-mail aan haar zijn verzonden. CA Properties B.V. heeft naar aanleiding hiervan nooit aan het college te kennen gegeven dat [architect] niet bevoegd was om met deze opschortingen in te stemmen.

4.3.    Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college binnen de geldende beslistermijn op de aanvraag heeft beslist. Een vergunning van rechtswege is niet ontstaan en het college heeft geen dwangsom verbeurd wegens het niet tijdig bekendmaken van een dergelijke vergunning. De rechtbank heeft het beroep van CA Properties B.V. dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Het betoog faalt.

Conclusie

5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2021

634