Uitspraak 201907617/1/R2


Volledige tekst

201907617/1/R2.
Datum uitspraak: 18 november 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1.    Dima Nederland B.V., gevestigd te Eindhoven,

2.    het college van burgemeester en wethouders van Waalre,

3.    [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Waalre,

appellanten,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 oktober 2019 in zaken nrs. 19/2103 en 19/2104 in het geding tussen:

Dima

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2018 heeft het college Dima een last onder dwangsom opgelegd om diverse overtredingen op de percelen aan de Willibrorduslaan 134 en het Baron van Wijnbergenplantsoen 11 in Waalre te beëindigen.

Bij besluit van 23 juli 2019 heeft het college het door Dima daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het door [appellanten sub 3] daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond verklaard en het besluit van 6 december 2018 op onderdelen aangepast.

Bij uitspraak van 10 oktober 2019 heeft de rechtbank het door Dima daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Dima en het college hoger beroep ingesteld. [appellanten sub 3] hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.

Dima, het college en [appellanten sub 3] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Dima heeft een zienswijze naar aanleiding van het incidenteel hoger beroep van [appellanten sub 3] naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2020, waar Dima, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, het college, vertegenwoordigd door mr. M. Karnata en J. Keeris, en [appellanten sub 3], bijgestaan door mr. S.E.A. Groeneveld, advocaat te Breda, zijn verschenen.

Overwegingen

Wettelijk kader

1.    De relevante wettelijke bepalingen en planregels zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2.    Dima is eigenaar van het perceel Baron van Wijnbergenplantsoen 11 in Waalre. [appellanten sub 3] wonen aan de [locatie 1] respectievelijk [locatie 2] in Waalre. Op 20 augustus 2018 hebben toezichthouders van de gemeente naar aanleiding van een verzoek om handhaving van [appellanten sub 3] een controle op het perceel van Dima uitgevoerd, waarbij een aantal overtredingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is geconstateerd. Met de last onder dwangsom treedt het college op tegen vijf overtredingen. Voor zover in hoger beroep van belang heeft het college Dima gelast de opgeslagen materialen op het perceel Baron van Wijnbergenplantsoen 11 óf in de berging van het tuinhuis op te slaan óf van het perceel te verwijderen en verwijderd te houden. Volgens het college is deze opslag niet passend binnen de enkelbestemmingen "Bos" en "Natuur" en de dubbelbestemming "Waarde-NNB" die ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied Waalre" (hierna: het bestemmingsplan) op het perceel rusten. Het college heeft Dima bij dat besluit verder gelast de water-, elektra-, riool- en/of persleidingen vanaf de poort van het perceel Baron van Wijnbergenplantsoen 11 tot het tuinhuis, de water- en rioolleidingen in het gedeelte dat als berging is aangemerkt in de vergunning van 1994, en de cv-ketel en meterkast uit het tuinhuis te verwijderen en verwijderd te houden. Bij het besluit op bezwaar heeft het college de last op dit onderdeel uitgebreid in die zin dat ook de aangetroffen gasleiding en telefoniekabel vanaf de toegangspoort tot aan het tuinhuis verwijderd moeten worden en verwijderd moeten blijven. Volgens het college zijn de leidingen gelegen op gronden met de enkelbestemmingen "Bos" en "Natuur" en de dubbelbestemming "Waarde-NNB" en zijn deze zonder de vereiste omgevingsvergunning aangelegd, wat in strijd is met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo. Daarnaast is het gebruik van de gronden voor leidingen die strekken ten behoeve van basisvoorzieningen in het tuinhuis en dus ten behoeve van een intensiever gebruik van het tuinhuis in plaats van ten behoeve van de aan de gronden gegeven bestemming en waarden, volgens het college in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.

Aangevallen uitspraak

3.    De rechtbank heeft over de last met betrekking tot de leidingen overwogen dat het college niet heeft getoetst aan de in artikel 46.1 van het bestemmingsplan opgenomen prioriteringsregeling. Wanneer de regels van de lager geprioriteerde dubbelbestemming niet overeenstemmen met die van de hoger geprioriteerde dubbelbestemming, zoals in deze zaak aan de orde, zijn volgens de rechtbank alleen de regels van de hoger geprioriteerde dubbelbestemming van toepassing. In dit geval zijn dat de regels van de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie Hoge Verwachting overige gebieden". Op grond van artikel 30.4.2, onder a, van de planregels is binnen die dubbelbestemming geen vergunning vereist voor werken en/of werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 0,30 m onder het bestaande maaiveld wordt geroerd. Volgens de rechtbank doet deze uitzondering op de vergunningplicht zich in deze zaak niet voor, en behoeft de vraag of op grond van de artikelen 8.5.2 en 13.5.2 van de planregels binnen de enkelbestemmingen "Bos" en "Natuur" een uitzondering op de aanlegvergunningplicht geldt, gelet op de prioriteringsregeling, geen bespreking meer. Volgens de rechtbank heeft het college zich, gelet hierop, weliswaar terecht op het standpunt gesteld dat voor het aanleggen van kabels en leidingen een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo is vereist, zodat het bevoegd is om handhavend op te treden, maar heeft het college het besluit op bezwaar in zoverre niet voldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht gepasseerd, omdat de last ook is gebaseerd op de grondslag dat met het aanbrengen van kabels en leidingen sprake is van het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.

Over de last met betrekking tot de opslag van materialen heeft de rechtbank overwogen dat deze opslag niet passend is binnen de bestemmingen "Bos", "Natuur" en "Waarde-NNB", zodat het college bevoegd is hiertegen handhavend op te treden.

Over de last met betrekking tot de cv-ketel en de meterkast in het tuinhuis heeft de rechtbank overwogen dat het college deze last kon opleggen om daarmee intensiever gebruik van het tuinhuis te voorkomen.

Gronden van het hoger beroep

Kabels en leidingen, cv-ketel en meterkast

4.    Dima heeft haar beroepsgrond dat de rechtbank niet heeft onderkend dat voor de aanleg van de kabels en leidingen in 1994 een vergunning is verleend, ter zitting ingetrokken.

5.    Het college en [appellanten sub 3] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat als de regels van de lager geprioriteerde dubbelbestemming "Waarde-NNB" niet overeenstemmen met die van de hoger geprioriteerde dubbelbestemming "Waarde - Archeologie Hoge verwachtingen overige gebieden", zoals in dit geval, alleen de regels van die hoger geprioriteerde dubbelbestemming van toepassing zijn. De rechtbank heeft volgens hen ook ten onrechte overwogen dat dit betekent dat bij de prioritering op grond van artikel 46.1.1 van de planregels moet worden gekeken naar de relatie tussen de enkelbestemmingen en de hoogste dubbelbestemming. Volgens het college en [appellanten sub 3] moet getoetst worden aan alle dubbelbestemmingen, maar wel in rangorde van de gestelde prioritering, alvorens wordt getoetst aan de enkelbestemmingen "Bos" en "Natuur". Aangezien er in strijd met de planregels van de dubbelbestemming "Waarde-NNB" zonder vergunning kabels en leidingen in de grond zijn aangelegd, mocht op die grond handhavend worden opgetreden, aldus het college en [appellanten sub 3].

Dima betoogt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat in dit geval de planregels die gelden voor de dubbelbestemming "Waarde -Archeologie Hoge verwachtingen overige gebieden" bepalend zijn, zodat een uitzondering op de vergunningplicht geldt voor een werk en/of werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 0,30 m onder het bestaande maaiveld wordt geroerd. De rechtbank heeft echter niet onderkend dat de last te verstrekkend is voor zover kabels en leidingen niet dieper dan 0,30 m liggen, dan wel dat concreet zicht op legalisatie bestaat omdat de kabels alsnog op maximaal 0,30 m diepte gelegd kunnen worden.

5.1.    Ingevolge het bestemmingsplan rusten op het perceel waar de leidingen en kabels zijn aangebracht de enkelbestemmingen "Bos" en "Natuur". Het is ingevolge de artikelen 8.5.1 en 13.5.1 van de planregels verboden om op de voor "Bos" en "Natuur" aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen aan te brengen. Dit verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden voor zover die uitgevoerd worden binnen het profiel van paden en wegen.

Daarnaast rusten op het perceel, voor zover van belang, de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie Hoge verwachtingen overige gebieden" en "Waarde - NNB". Op de voor "Waarde - Archeologie Hoge verwachtingen overige gebieden" aangewezen gronden is het ingevolge de artikelen 30.4.1 en 30.4.2 verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen aan te leggen of te verwijderen, tenzij het werken en/of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 0,30 m onder het bestaande maaiveld wordt geroerd. Op de voor "Waarde - NNB" aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen aan te brengen. Binnen deze laatste dubbelbestemming geldt geen uitzondering op dit verbod.

5.2.    In artikel 46.1 van de planregels is een prioriteringsregeling tussen enkel- en dubbelbestemmingen opgenomen. Artikel 46.1.1 bepaalt dat waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming primair het bepaalde voor de dubbelbestemming geldt en secundair de regels van de enkelbestemming. Artikel 46.1.2 bepaalt dat waar dubbelbestemmingen samenvallen, een prioriteitsvolgorde geldt, waarbij de prioriteit aflopend is. Uit dit artikel volgt dat de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie Hoge verwachting overige gebieden" een hogere prioriteit heeft dan de dubbelbestemming "Waarde - NNB".

5.3.    Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de omstandigheid dat de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie Hoge verwachting overige gebieden" een hogere prioriteit heeft dan de dubbelbestemming "Waarde - NNB", niet betekent dat aan die laatstgenoemde dubbelbestemming geen betekenis toekomt. Naar het oordeel van de Afdeling brengt een redelijke uitleg van de in artikel 46.1 opgenomen prioriteringsregeling met zich dat de regels van de lagere dubbelbestemming alleen dan geen toepassing vinden indien toepassing van die regels de belangen die gemoeid zijn met de hoger geprioriteerde dubbelbestemmingen doorkruist. Daarvan is in deze zaak geen sprake. De in de prioriteringsregeling vervatte onderlinge rangorde bevat naar het oordeel van de Afdeling geen zodanige tegenstrijdigheden dat daardoor niet op een redelijke manier een afweging kan worden gemaakt met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Zoals uit de plantoelichting volgt, beoogt de dubbelbestemming voor archeologie de aanwezige archeologische waarden in het plangebied te beschermen. De dubbelbestemming "Waarde - NNB"  heeft betrekking op het waarneembare deel van het buitengebied. Het college heeft toegelicht dat archeologische waarden niet te verwachten zijn op minder dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld, zodat in de planregels die gelden voor de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie Hoge verwachting overige gebieden" een uitzondering op de vergunningplicht is opgenomen voor grondwerkzaamheden die tot een diepte van 0,30 m plaatsvinden. Deze uitzondering geldt niet voor de natuurwaarden, omdat die veelal in of direct onder het maaiveld zijn gelegen. Beide dubbelbestemmingen zijn daarom noodzakelijk om zowel de archeologische waarden als de natuurwaarden te beschermen. Dit betekent dat het college zich in zijn besluitvorming terecht op het standpunt heeft gesteld dat in rangorde van de gestelde prioritering in dit geval ook getoetst moet worden aan de dubbelbestemming "Waarde - NNB" en dat het op de voor deze dubbelbestemming aangewezen gronden verboden is om zonder omgevingsvergunning leidingen aan te leggen, ongeacht de diepte waarop deze zijn gelegen. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Vanwege dit oordeel behoeft het betoog van Dima dat de last te verstrekkend is voor zover kabels en leidingen niet dieper dan 0,30 m liggen, dan wel dat concreet zicht op legalisatie bestaat omdat de kabels alsnog op maximaal 0,30 m diepte gelegd kunnen worden, geen bespreking meer.

Het betoog van het college en [appellanten sub 3] slaagt. Het betoog van Dima faalt.

6.    Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat voor het aanleggen van kabels en leidingen een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo vereist is. Aangezien Dima niet over een dergelijke omgevingsvergunning beschikt, is het college alleen al om deze reden bevoegd om handhavend op te treden. Het betoog van Dima dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de last ook is gebaseerd op de grondslag dat met het aanbrengen van kabels en leidingen sprake is van het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, behoeft daarom geen bespreking.

7.    Dima betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college ook handhavend mocht optreden tegen de in het tuinhuis aanwezige cv-ketel en meterkast. Volgens Dima heeft het college niet aangetoond dat het tuinhuis intensiever wordt gebruikt dan het bestemmingsplan toestaat.

7.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college kunnen gelasten om ook de cv-ketel en de meterkast uit het tuinhuis te verwijderen. Het college heeft in de besluiten toegelicht dat al in 2011 een last onder dwangsom is opgelegd om aangebrachte ondergrondse leidingen naar het tuinhuis te verwijderen. Deze last is in de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1029, in stand gebleven. Op 19 september 2012 is geconstateerd dat de ondergrondse leidingen waren verwijderd. Op 14 december 2014 is een aanvraag omgevingsvergunning voor het leggen van ondergrondse leidingen geweigerd. Ondanks de voorwaarden van de verleende vergunning voor een tuinhuis uit 1994, de in 2011 opgelegde last onder dwangsom om de leidingen te verwijderen en de in 2014 geweigerde omgevingsvergunning om leidingen aan te leggen, zijn de leidingen naar het tuinhuis daarna weer zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning aangelegd. Om te voorkomen dat in de toekomst op eenvoudige wijze opnieuw ondergrondse leidingen worden aangelegd, heeft het college daarom ter voorkoming van een intensiever gebruik van het tuinhuis kunnen gelasten dat ook de cv-ketel en de meterkast uit het tuinhuis worden verwijderd. De rechtbank is terecht tot dat oordeel gekomen.

Het betoog faalt.

Opslag van materialen

8.    Dima betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet bevoegd is om handhavend op te treden tegen het materiaal dat zij nodig heeft voor onderhoud van het ven, de bomen en overige beplantingen op het perceel aan het Baron van Wijnbergenplantsoen 11. Het gaat om enkele tuinkisten, een kleine kruiwagen en een kleine aanhangwagen die naast het tuinhuis staan. Dat is volgens Dima, gelet op de artikelen 8.1, onder a, en 13.1, onder a, van de planregels, passend binnen de ter plaatse geldende bestemmingen "Natuur" en "Bos". Over de recreatieve materialen, waaronder een bootje om op het ven te varen, een trampoline en een tuinset, betoogt Dima dat het gebruik daarvan passend is binnen het ingevolge de artikelen 8.1, onder g, en 13.1, onder f, van de planregels toegestane extensief dagrecreatief medegebruik. Daarnaast betoogt Dima dat de opslag van deze materialen al sinds 1994 op het perceel plaatsvindt en daarom onder het overgangsrecht valt.

8.1.    De Afdeling stelt voorop dat de rechtbank heeft overwogen dat de in het bestreden besluit opgenomen last niet over de trampoline gaat. Tegen dit oordeel is in hoger beroep niet opgekomen, zodat de Afdeling uitgaat van de juistheid van dit oordeel.

8.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat de opslag van materialen niet passend is binnen de bestemmingen "Bos", "Natuur" en "Waarde - NNB". Dat deze materialen, zoals Dima stelt, worden gebruikt voor het onderhoud en de ontwikkeling van het bos en dus ten behoeve van deze bestemmingen, doet aan dat oordeel niet af. Over de aanwezigheid op het perceel van de recreatieve materialen, te weten de boot en de tuinset, heeft de rechtbank terecht overwogen dat dit niet als extensief dagrecreatief medegebruik en de daarbij behorende voorzieningen kan worden aangemerkt. Bij extensief recreatief medegebruik moet het gaan om een medegebruik waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de omgeving, terwijl in het geval van opslag van een boot en de aanwezigheid van de tuinset juist wel dergelijke druk wordt uitgeoefend. Voor zover Dima een beroep doet op het overgangsrecht, overweegt de Afdeling dat op degene die een beroep doet op het overgangsrecht, in beginsel de plicht rust om aannemelijk te maken dat het desbetreffende gebruik onder de bescherming van het overgangsrecht van het bestemmingsplan valt. Met de enkele stellingen dat in 1994 vergunning is verleend voor het tuinhuis, dat destijds een tuinbestemming op de gronden rustte en dat het gebruik van de gronden nadien niet is gewijzigd, is Dima daarin niet geslaagd.

Het betoog faalt.

Conclusie

9.    Het hoger beroep van Dima is ongegrond. Het hoger beroep van het college en het incidenteel hoger beroep van [appellanten sub 3] zijn gegrond. Aangezien het hoger beroep van het college en het incidenteel hoger beroep van [appellanten sub 3] uitsluitend zijn gericht tegen een overweging in de aangevallen uitspraak en niet tegen de beslissing van de rechtbank op het door Dima ingestelde beroep tegen het besluit van 23 juli 2019, geeft dit geen aanleiding tot bevestiging of vernietiging van de aangevallen uitspraak.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep van Dima Nederland B.V. ongegrond;

II.    verklaart het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Waalre en het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] gegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2020

531-842.

BIJLAGE

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

[…]

b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

[…]

Bestemmingsplan "Buitengebied Waalre - Reparatieplan"

Artikel 8 Bos

8.1. Bestemmingsomschrijving

De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomend bos met daarop afgestemde bosbouw en houtproductie;

b. voor zover niet strijdig met het onder a gestelde, de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en natuurwaarden;

c. […]

d. water en waterhuishoudkundige kundige voorzieningen;

e. bestaande onverharde wegen;

f. recreatieve voet- en fietspaden;

g. extensief dagrecreatief medegebruik met de daarbij behorende voorzieningen, zoals banken, prullenbakken e.d.

[…]

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor "Bos" aangewezen gronden zonder of in afwijking van een "Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" van het bevoegd gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

[…]

h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- , energie- en/of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

[…]

8.5.2 Uitzonderingen op het verbod

[…]

Het in artikel 8.5.1 sub h genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden voor zover die uitgevoerd worden binnen het profiel van paden en wegen.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en natuurwaarden;

b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

c. bestaande onverharde wegen;

d. agrarisch natuurbeheer, uitsluitend voor zover de natuur- en landschapswaarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;

e. recreatieve voet- en fietspaden;

f. extensief dagrecreatief medegebruik daarbij behorende voorzieningen, zoals banken en prullenbakken e.d..

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor "Natuur" aangewezen gronden zonder of in afwijking van een "Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" van het bevoegde gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

[…]

i. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

13.5.2 Uitzonderingen op het verbod

[…]

Het in artikel 13.5.1 sub i genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden voor zover die uitgevoerd worden binnen het profiel van paden en wegen.

Artikel 30 Waarde - Archeologie Hoge verwachting overige gebieden

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie Hoge verwachting overige gebieden aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Artikel 46.1 is daarbij van toepassing.

[…]

30.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie Hoge verwachting overige gebieden aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

[…]

f. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport- , energie- , telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

[…]

30.4.2 Uitzonderingen

a. het werken en/of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken onder het bestaande maaiveld wordt geroerd;

[…]

Artikel 37 Waarde - NNB

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - NNB" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Artikel 46.1 is daarbij van toepassing. Als ecologische waarden en kenmerken als bedoeld in het eerste lid gelden de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan van de provincie Noord-Brabant.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor "Waarde - NNB" aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

[…]

i. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- , energie- en/of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

Artikel 46 Overige regels

46.1    Prioriteit van dubbelbestemmingen

46.1.1 Enkelbestemming - dubbelbestemming

Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en secundair de regels van de enkelbestemming.

46.1.2 Dubbelbestemming - dubbelbestemming

Waar dubbelbestemmingen samenvallen geldt de volgende prioriteitsvolgorde, waarbij de prioriteit aflopend is:

a. de bestemming Leiding - Gas;

b. de bestemming Leiding - Riool;

c. de bestemming Waterstaat - Waterberging;

d. de bestemming Waterstaat - Waterkering;

e. de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;

f. de bestemmingen Waarde - Archeologie - Archeologische waarde, Waarde - Archeologie Hoge verwachting kernen en linten, Waarde - Archeologie Hoge verwachting overige gebieden, Waarde - Archeologie Middelhoge verwachting;

g. de bestemming Waarde - Cultuurhistorie dorpsgezicht Loon;

h. de bestemming Waarde - Cultuurhistorie akkercomplex;

i. de bestemming Waarde - Beekdal;

j. de bestemming Waarde - NNB;

k. de bestemming Waarde - Open landschap.