Uitspraak 202003933/2/R1 en 202003933/1/R1


Volledige tekst

202003933/2/R1 en 202003933/1/R1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [appellanten], wonend te Amersfoort, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[appellanten], wonend te Amersfoort,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2020 heeft het college de kruising tussen de Bisschopsweg en de Kalkoenstraat te Amersfoort, containerlocatie 33737, aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

[appellanten] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 september 2020, waar [appellanten] en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A. van Kippersluis en ing. P.W.M. Wieman, zijn verschenen.

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

Inleiding

1.    De aangewezen locatie bevindt zich op het trottoir aan de noordwestzijde van de kruising tussen de Bisschopsweg en de Kalkoenstraat ter hoogte van de woning aan de Bisschopsweg 190. [appellanten] wonen aan de [locatie A en locatie B] en kunnen zich niet verenigen met aanwijzing van die locatie. Volgens hen is de aangewezen locatie ongeschikt als locatie voor een ORAC en zijn er alternatieve locaties die wel geschikt zijn.

Direct uitspraak in de hoofdzaak

2.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Toetsingskader en plaatsingscriteria

3.    Bij de keuze van een locatie voor ORAC's dient het college een afweging te maken van alle betrokken belangen. Het college komt bij de keuze voor locaties voor de plaatsing van ORAC's beleidsruimte toe. Dit betekent dat de Afdeling, aan de hand van de beroepsgronden, beoordeelt of het college in redelijkheid tot zijn keuze voor de aangewezen locatie heeft kunnen komen. Daarbij beoordeelt zij allereerst of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een ORAC. Als dat zo is, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

4.    Bij het bepalen van locaties voor ORAC’s hanteert het college blijkens het Uitwerkingsplan nieuwe afvalinzameling Amersfoort de volgende criteria:

-  de brengafstand bedraagt niet meer dan 150 meter;

- alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden mag hier van worden afgeweken;

- aansluiting van circa 100 huishoudens per ondergronds verzamelsysteem voor restafval;

- draagvlak onder de gebruikers;

- bereikbaarheid locatie voor het ledigingsvoertuig;

- aanwezigheid van de ondergrondse infrastructuur vormt geen belemmering;

- verkeerskundig veilige situatie bij het laden/lossen;

- beheersbaarheid van de locatie in de openbare ruimte;

- de locatie past esthetisch in de omgeving;

- de locaties worden rolstoeltoegankelijk gemaakt.

Communicatie

5.    [appellanten] betogen dat de procedure onzorgvuldig is doorlopen aangezien bij de totstandkoming van het bestreden besluit onvoldoende gelegenheid is geboden tot inspraak over de vastgestelde locatie. Voorts is een verzoek van 13 juli 2020 voor overleg over een alternatieve locatie afgewezen.

5.1.    Voor zover het betoog betrekking heeft op het verzoek van 13 juli 2020 overweegt de voorzieningenrechter dat dit een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit betreft. Alleen al om die reden kan dit de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten.

Verder is het bestreden besluit met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb voorbereid. Het ontwerp van het locatieplan is ter inzage gelegd en er is gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen. Het voorafgaand bieden van inspraak en plegen van overleg met omwonenden maakt geen deel uit van deze procedure. Dat niet met omwonenden is gesproken over deze specifieke locatie, heeft dan ook geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de het aanwijzingsbesluit. Verder is niet gebleken dat het college bij de voorbereiding van het plan niet op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in afdeling 3.4 van de Awb. Overigens heeft het college wel op hoofdlijnen overleg gevoerd met de bewonerscommissie. Het betoog faalt.

Overlast

6.    [appellanten] vrezen voor overlast ten gevolge van het gebruik van de ORAC, zoals zwerfafval en lawaai.

6.1.    In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor een ORAC. De keuze van het gemeentebestuur om voor de inzameling van restafval gebruik te maken van ORAC’s, ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals overlast van afval dat naast de ORAC wordt geplaatst. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat deze hinder door de constructie van ORAC’s en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De Afdeling zal daarom enkel beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.

6.2.    In de door [appellanten] betogen in algemene zin geuite vrees voor overlast in de vorm van zwerfafval en lawaai heeft het college geen belemmering voor aanwijzing van de ORAC-locatie hoeven zien. Het betoog faalt.

Toegankelijkheid trottoir

7.    [appellanten] betogen dat door de plaatsing van de ORAC op de aangewezen locatie een te krappe doorgang op het trottoir ontstaat voor invaliden en kinderwagens.

7.1.    Ter zitting heeft het college de precieze locatie waar de ORAC zal komen aangewezen. Dat is in het verlengde van de bestaande groenstrook die evenwijdig aan het trottoir loopt. Hieruit volgt dat geen versmalling van het trottoir zal plaatsvinden. Het betoog faalt.

Verkeersveiligheid

8.    [appellanten] betogen dat de aangewezen locatie uit het oogpunt van verkeersveiligheid niet geschikt is omdat tijdens het legen het inzamelvoertuig het zicht belemmert. Dat leidt volgens hen tot een verkeersonveilige situatie. Dit klemt temeer omdat de Bisschopsweg een belangrijke fietsverbinding is, aldus [appellanten].

8.1.    De aangewezen locatie bevindt zich op de hoek van de Bisschopsweg en de Kalkoenstraat. Niet in geschil is dat de Bisschopsweg een belangrijke fietsverbinding is. Bij het legen zal het inzamelvoertuig stilstaan op de Bisschopsweg. Dat doet zich echter slechts kortdurend voor. Op dat moment moet om het inzamelvoertuig heen gefietst worden. Daarbij bestaat gelet op de aanwezige ruimte voldoende zicht op tegemoetkomend verkeer. De enkele omstandigheid dat tijdens het legen een inzamelvoertuig aan de kant van de weg staat, maakt niet dat sprake is van een verkeersonveilige situatie. Gelet hierop, en de omstandigheid dat de gemeentelijke verkeersdeskundige geen kanttekeningen bij de aangewezen locatie heeft gemaakt, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de plaatsing van de ORAC op de aangewezen locatie niet zal leiden tot een verkeersonveilige situatie. Het betoog faalt.

Alternatieven

9.    [appellanten] betogen dat het college onvoldoende gemotiveerd voorbij is gegaan aan de drie door hen aangevoerde alternatieve plaatsingslocaties. Dat betreffen de overzijde van de Bisschopsweg ter hoogte van de Kalkoenstraat waar de huidige rolcontainers ook staan, de kruising van de Zwaanstraat met de Bisschopsweg en de kruising van de Kalkoenstraat met de Zwaanstraat bij het bruggetje.

9.1.    Het eerste alternatief, aan de overzijde van de Bisschopsweg, ligt dicht bij een watergang. Voorzieningen die dit op zouden kunnen lossen, zoals een damwand, acht het college een te grote ingreep. Voor zover meer naar het westen meer ruimte bestaat, wordt de brengafstand van maximaal 150 m onnodig overschreden. Daarnaast heeft het college naar voren gebracht dat de impact van eventueel zwerfafval groter is in de nabijheid van de sloot dan aan de zijde van de woningen. Verder zullen bewoners meermaals per week naar de ORAC lopen. Met de aangewezen locatie hoeven zij minder vaak de Bisschopsweg over te steken.

9.2.    Ter plaatse van het tweede alternatief, de kruising van de Zwaanstraat met de Bisschopsweg, zijn ondergrondse kabels en leidingen aanwezig. Niet in geschil is dat volgens kaartmateriaal ook ondergrondse kabels en leidingen aanwezig zijn ter plaatse van de aangewezen locatie. Maar bij de herinrichting van de Bisschopsweg is proefsleuvenonderzoek  verricht. Daaruit blijkt dat ondergrondse kabels en leidingen geen belemmering vormen voor de plaatsing van een ORAC op de aangewezen locatie.

9.3.    Het derde alternatief ligt bij het bruggetje bij de kruising van de Kalkoenstraat met de Zwaanstraat. Het college acht dit alternatief bezwarend omdat hij geen afbreuk wil doen aan de groene uitstraling van deze locatie, waar ook een monument in het water staat. [appellanten] hebben daar tegenin gebracht dat op die locatie nu ook containers worden geplaatst. Ter zitting is echter gebleken dat deze containers daar slechts kortdurend staan om te worden geleegd.

9.4.    Dit betekent dat geen alternatieve locatie naar voren is gekomen die zodanig geschikter is dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie. Het betoog faalt.

Conclusie

10.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

11.    Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.

12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep ongegrond;

II.    wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2020

635.