Uitspraak 202003796/2/V3


Volledige tekst

202003796/2/V3.
Datum uitspraak: 9 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kind,

verzoekers,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 9 juli 2020 in zaken nrs. NL20.7058 en NL20.7060 in het geding tussen:

de vreemdelingen

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluiten van 18 maart 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij uitspraak van 9 juli 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

De vreemdelingen hebben krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen hun feitelijke uitzetting en de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek heeft de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1.    Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is bij de voorzieningenrechter van de rechtbank ingediend, terwijl bij de Afdeling hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 juli 2020 in de procedure over de besluiten van 18 maart 2020. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van de Afdeling, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:353, bij uitsluiting bevoegd om het bij de rechtbank ingediende verzoek in behandeling te nemen en staat tegen de feitelijke uitzetting geen bezwaar open.

2.    Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdelingen op 10 juli 2020 om 09:40 uur worden overgedragen aan Frankrijk.

3.    Omdat de staatssecretaris zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vreemdeling, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.

4.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden overgedragen totdat op het hoger beroep is beslist;

II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.

w.g. Wissels    w.g. Van Leeuwen
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2020

373.