Uitspraak 201904156/1/A3


Volledige tekst

201904156/1/A3.
Datum uitspraak: 24 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1.    [appellant sub 1], wonend te Apeldoorn,

2.    de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 mei 2019 in zaak nr. 18/5556 in het geding tussen:

[appellant sub 1],

en

de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.

Procesverloop

Bij besluit van 14 mei 2018 hebben de burgemeester en het college onder meer een evenementenvergunning en een ontheffing voor het gebruiken van een omroep- of geluidsinstallatie verleend aan Classic Events B.V voor het evenement Keuken Karavaan 2018.

Bij besluit van 3 september 2018 heeft het college het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij brief van 26 april 2019 heeft de burgemeester het besluit van 3 september 2018 bekrachtigd.

Bij mondelinge uitspraak van 7 mei 2019 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 september 2018 vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld. De burgemeester en het college hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 1] heeft een zienswijze ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2019, waar [appellant sub 1], en de burgemeester en het college, beiden vertegenwoordigd door mr. A.J.C. Leysner, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage is bij de uitspraak gevoegd en maakt hiervan deel uit.

2.    Op 19, 20 en 21 mei 2018 heeft op het Zwitsalterrein in Apeldoorn een festival van 20 foodtrucks plaatsgevonden . [appellant sub 1] woont aan de [locatie] in Apeldoorn. Hij heeft geluidsoverlast ondervonden van het evenement en daarom bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning. De burgemeester en het college hebben het bezwaar van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een persoonlijk belang bij de vergunning en ontheffing.

3.    De rechtbank heeft overwogen dat de afstand tussen de woning van [appellant sub 1] en het evenemententerrein ongeveer 380 m is. [appellant sub 1] heeft alleen in de middag van 21 mei 2018 buiten in de tuin overlast ondervonden. Mede omdat ontheffing was verleend tot 75 dB(A) en 88 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning kan niet worden gesproken van persoonlijke gevolgen van enige betekenis. De burgemeester en het college hebben het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, aldus de rechtbank.

4.    [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij geen gevolgen van belang heeft ondervonden. Niet in geschil is dat de desbetreffende middag meer mensen overlast hebben ondervonden. Daaruit blijkt dat de geluidsoverlast niet van geringe betekenis was, aldus [appellant sub 1].

5.    Om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar belang bij het besluit hebben. Uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die is vergund, in beginsel belanghebbend is bij de vaststelling van dat besluit. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de gevolgen die [appellant sub 1] heeft ondervonden, niet het gevolg zijn van de activiteit die is vergund. De Afdeling begrijpt het standpunt van de burgemeester en het college dat op maandagmiddag sprake was van een exces aldus, dat ervan moet worden uitgegaan dat die middag de vergunningsvoorschriften werden overtreden. Verder is niet in geschil dat [appellant sub 1] op ongeveer 380 m van het evenemententerrein woont en dat het evenement een foodtruckfestival was waarbij de versterkte muziek op grond van de vergunningsvoorwaarden ondersteunend was. Dit is op grond van het evenementenbeleid een categorie I-evenement. Uit het locatieprofiel van het evenemententerrein blijkt dat ter plaatse van de woning van [appellant sub 1] geen gevolgen te verwachten zijn bij een categorie I-evenement. In het profiel is vermeld dat bij zeer belastende evenementen in een aantal specifiek genoemde straten informatie moet worden verstrekt. Deze straten liggen dichterbij het evenemententerrein dan het perceel van [appellant sub 1] en bij dit evenement was het op grond van de vergunning en ontheffing versterkte geluid alleen ondersteunend. De geluidsbelasting van het versterkte geluid mocht op grond van de ontheffing maximaal 75 dB (A) zijn op de dichtstbijzijnde gevel. De dichtstbijzijnde woning ligt op ongeveer 100 m van het evenemententerrein. Dit is aanmerkelijk dichter bij het evenemententerrein dan het perceel van [appellant sub 1]. Weliswaar ligt tussen het perceel van [appellant sub 1] en het evenemententerrein onder meer een sportveld, maar daaromheen bevinden zich verscheidene rijen bomen, verspreid liggende bedrijfsgebouwen en rijen huizen. Bij deze stand van zaken moet ervan worden uitgegaan dat de gevolgen die [appellant sub 1] heeft ondervonden niet zijn veroorzaakt door het gebruik dat door de vergunning en ontheffing werd toegestaan, maar door gebruik in afwijking van die vergunning en ontheffing. Gelet hierop is hij geen belanghebbende bij het besluit. Daarom wordt niet toegekomen aan de vraag of de gevolgen die [appellant sub 1] heeft ondervonden gevolgen van enige betekenis zijn, zoals bedoeld in de uitspraak van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2271). De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester en het college het bezwaar van [appellant sub 1] terecht niet-ontvankelijk hebben geacht.

6.    De burgemeester en het college betogen dat de rechtbank het besluit ten onrechte heeft vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen, terwijl het gebrek ook had kunnen worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Daarbij wijst de burgemeester op de uitspraak van de Afdeling van 7 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1483).

7.    De rechtbank heeft het besluit van 3 september 2018 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De overwegingen van de rechtbank zijn daarom niet bindend in toekomstige zaken. Daarom hebben de burgemeester en het college geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het incidenteel hoger beroep.

8.    Het hoger beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. Het incidenteel hoger beroep van de burgemeester en het college is niet-ontvankelijk. De uitspraak van de rechtbank, voor zover door [appellant sub 1] aangevallen, dient te worden bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het incidenteel hoger beroep van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn niet-ontvankelijk;

II.    bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover door [appellant sub 1] aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.

w.g. Bijloos    w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2019

545.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:2

1.    Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Artikel 6:22

Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.