Uitspraak 201901796/1/A3


Volledige tekst

201901796/1/A3.
Datum uitspraak: 13 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht, gevestigd te Utrecht,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 22 januari 2019 in zaak nr. 18/814 in het geding tussen:

de stichting

en

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2017 heeft het college een verzoek van de stichting om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) informatie openbaar te maken, afgewezen.

Bij besluit van 25 januari 2018 heeft het college het daartegen door de stichting gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 22 januari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de stichting ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 januari 2018 vernietigd en in de zaak voorzien door het gemaakte bezwaar ongegrond te verklaren. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2019, waar de stichting, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Rooke, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het op 6 juli 2017 per fax ingediende Wob-verzoek van de stichting luidt als volgt: "[I]n de voortgangsrapportage energie 2016 ("De energie van de stad") staat op p.8 dat het aantal verreden autokilometers in de stad wel toeneemt. Ik verzoek u namens de Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht inzage in de berekening van het aantal autokilometers in de stad in de jaren 2014, 2015 en 2016." Bij de afwijzing van het verzoek heeft het college gewezen op de al openbaar gemaakte Rapportage CO2-uitstoot Autoverkeer en lijnbussen Utrecht 2015 van 3 april 2017 (hierna: de rapportage). Volgens de stichting in bezwaar geeft de rapportage niet of nauwelijks inzicht in de berekening van het aantal autokilometers per jaar. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de afwijzing geen besluit is maar een reactie op een verzoek om een feitelijke handeling te verrichten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing, omdat daarin de vaststelling is gelegen dat niet meer relevante informatie beschikbaar is, een besluit is en dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de stichting niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college over meer documenten beschikt dan de openbare documenten waarop het college bij het besluit van 13 juli 2017 en na de zitting in beroep, heeft gewezen.

2.    De stichting betoogt dat de rechtbank het bezwaar ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Zij voert aan dat er onderliggende documenten moeten zijn, waaruit blijkt van hoeveel autokilometers per inwoner, arbeidsplaats en bezoeker bij de berekeningen is uitgegaan. Met de verstrekte informatie kan niet worden verklaard hoe de gemeente voor 2013 uitkomt op een aantal dagelijks gereden autokilometers dat 40% lager is dan het voor 2006 berekende aantal. Verder voert zij aan dat de documenten waarop het college na de zitting in beroep heeft gewezen, geen openbaar gemaakte documenten zijn.

2.1.    Artikel 3, eerste lid, van de Wob luidt: "Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf."

Het tweede lid luidt: "De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen."

Het vierde lid luidt: "Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam."

2.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 september 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN5699) is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer bij hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch bij dat bestuursorgaan berust.

2.3.    De stichting heeft in haar Wob-verzoek gevraagd om inzage in de berekening van het aantal autokilometers in de stad in de jaren 2014, 2015 en 2016. Dit verzoek is op zichzelf duidelijk, zodat voor het college geen aanleiding bestond de stichting te verzoeken het Wob-verzoek te preciseren. Uit de toelichting die partijen ter zitting van de Afdeling hebben gegeven, leidt de Afdeling af dat het college niet beschikt over een in documenten neergelegde berekening van het aantal autokilometers, omdat die berekening is uitgevoerd door verkeersmodelsoftware en die software bij een extern bedrijf berust. Dit komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. De stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college over een in documenten neergelegde berekening beschikt. Het is de stichting in hoger beroep ook niet te doen om inzage in de berekening als zodanig, maar om een aantal gegevens die ten behoeve van die berekening in de verkeersmodelsoftware is ingevoerd. Op die gegevens heeft het Wob-verzoek geen betrekking. De documenten waarop het college in het besluit van 13 juli 2017 en na de zitting in beroep heeft gewezen, vallen buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek. De vraag of die laatste documenten openbaar zijn, behoeft hier daarom geen beantwoording.

Het betoog faalt.

3.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, moet worden bevestigd.

4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.

w.g. Bijloos    w.g. Hartsuiker
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2019

620.