Uitspraak 201806168/1/R3


Volledige tekst

201806168/1/R3.
Datum uitspraak: 23 januari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Enschede, mede namens de erven van [persoon], (hierna in enkelvoud: [appellante])
appellanten,

en

de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "N18 - gedeelte Enschede" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2018, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. B. Nijman, advocaat te Wageningen, en de raad, vertegenwoordigd door J. van der Noord, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Rijkswaterstaat, vertegenwoordigd doo mr. ing. N.H. Huntelaar, gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan beoogt uitvoering te geven aan het tracébesluit "N18 Varsseveld - Enschede" (hierna: het tracébesluit).

2. [appellante] woont op [locatie 1] te Enschede en is eigenaar van de woning op het perceel aan de [locatie 2] te Enschede (hierna: het perceel).

3. Aan het perceel is de enkelbestemming "Agrarisch" toegekend, zonder dat de woning op het perceel als zodanig is bestemd.

Toetsingskader

4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Ontvankelijkheid

5. Het beroep van [appellante] is gericht tegen de bestemming "Agrarisch" ter plaatse van het perceel. [appellante] voert aan dat de raad ten onrechte de bestaande woning op het perceel niet als zodanig heeft bestemd.

5.1. De raad stelt zich in zijn verweerschrift op het standpunt dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is. Zo kan er volgens de raad op grond van artikel 13, tiende lid, van de Tracéwet geen zienswijze worden ingediend tegen een bestemmingsplan indien dat tegen het tracébesluit ook had gekund. Daarnaast is volgens de raad het tracébesluit één op één overgenomen in het bestemmingsplan.

5.2. Artikel 13, tiende lid, van de Tracéwet luidt: "De gemeenteraad stelt binnen een jaar nadat het tracébesluit onherroepelijk is geworden een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening overeenkomstig het tracébesluit vast. Voor zover een ontwerp van een bestemmingsplan zijn grondslag vindt in het tracébesluit kunnen zienswijzen geen betrekking hebben op dat deel van het ontwerpplan."

5.3. Bij besluit van 20 augustus 2013 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu het tracébesluit "N18 Varsseveld - Enschede" vastgesteld. Bij de besluiten van 21 februari 2014 en 15 december 2014 is het tracébesluit gewijzigd. Het tracébesluit is bij uitspraak van de Afdeling van 8 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1086, onherroepelijk geworden.

5.4. In het door [appellante] op basis van de zienswijze van 29 november 2017 ingediende beroepschrift van 20 juli 2018 stelt [appellante] dat de woning op het perceel als zodanig moet worden bestemd. Het perceel is opgenomen in het tracébesluit en staat in de lijst met te amoveren opstallen. De raad is verplicht het tracébesluit over te nemen in het bestemmingsplan op grond van artikel 13, tiende lid, van de Tracéwet. Het tracébesluit was ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan onherroepelijk. Weliswaar heeft [appellante] een zienswijze ingediend tegen het gedeelte van het ontwerpbestemmingsplan dat zijn grondslag vindt in het tracébesluit, maar zolang het tracébesluit niet is herzien en dus van de onherroepelijkheid daarvan moet worden uitgegaan - vergelijk de uitspraak van 24 juli 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE5762 - staat artikel 13, tiende lid, van de Tracéwet er aan in de weg dat [appellante] haar zienswijze kenbaar kon maken tegen het desbetreffende gedeelte van het ontwerpplan.

5.5. Nu het rechtsgeldig indienen van een zienswijze tegen het ontwerp een voorwaarde is om in beroep te kunnen gaan tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, is het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk.

Proceskosten

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, griffier.

w.g. Pans w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2019

218-867.