Uitspraak 201705345/1/A1


Volledige tekst

201705345/1/A1.
Datum uitspraak: 11 juli 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te Veenoord, gemeente Emmen,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 mei 2017 in zaak nr. 16/4367 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Emmen.

Procesverloop

Bij brief van 4 december 2015 heeft het college aan [appellante] bekendgemaakt dat de door haar bij brief van 11 september 2015 aangevraagde omgevingsvergunning voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van het pand aan [locatie] te Veenoord (hierna: het pand) van rechtswege is verleend.

Bij besluit van 27 september 2016 heeft het college het door Catch Stores Nederland B.V. daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de gevraagde vergunning alsnog geweigerd.

Bij uitspraak van 24 mei 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 mei 2018, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door [gemachtigde C], en het college, vertegenwoordigd door E. Boksebeld-de Jong, A.J. Jager en M.A. de Jonge, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het perceel waarop het pand is gelegen heeft ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam/Veenoord, Bedrijventerrein De Tweeling" de bestemming "Bedrijfsdoeleinden, milieucategorie 3", met een tweetal aanduidingen voor bestaande detailhandel, namelijk "Meubelen en stoffering ca" en "Ruitersportartikelen". Met de bij brief van 4 december 2015 bekend gemaakte omgevingsvergunning is [appellante] toestemming verleend om het pand in afwijking van deze bestemming te gebruiken voor reguliere detailhandel. Met het besluit van 27 september 2016 heeft het college de gevraagde vergunning naar aanleiding van het door Catch Stores gemaakte bezwaar alsnog geweigerd. Ondanks het feit dat Catch Stores niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, heeft het college het bezwaar ontvankelijk geacht. Volgens het college is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien uit de publicatie van de van rechtswege verleende vergunning niet duidelijk blijkt wat de datum van bekendmaking is geweest.

Het college heeft de gevraagde vergunning alsnog geweigerd, omdat het vestiging van detailhandel naast de toegestane zware bedrijvigheid op bedrijventerrein De Tweeling in strijd acht met een goede ruimtelijke ordening.

2. De wet- en regelgeving die ten grondslag ligt aan de hierna volgende rechtsoverwegingen is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het college het bezwaar van Catch Stores terecht ontvankelijk heeft geacht. Volgens [appellante] is de termijnoverschrijding bij de indiening van het bezwaar niet verschoonbaar.

3.1. Met de brief van 4 december 2015 is de van rechtswege verleende omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) aan de aanvrager, [appellante], bekend gemaakt. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ingevolge artikel 6:7 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, is aangevangen op 5 december 2015 en geëindigd op 15 januari 2016. Op 21 januari 2016 heeft het college overeenkomstig artikel 3.9, vierde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) in het huis-aan-huisblad EmmenNu en het Gemeenteblad mededeling gedaan van de bekendmaking.

3.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de publicatie in EmmenNu van 21 januari 2016, waarvan niet in geschil is dat Catch Stores daarvan kennis heeft genomen, geen feitelijke of juridische onjuistheden bevat. In de publicatie staat dat belanghebbenden binnen zes weken na de genoemde datum van bekendmaking bezwaar kunnen maken. Uit de publicatie blijkt weliswaar niet duidelijk wanneer de vergunning bekend is gemaakt, maar het lag op de weg van Catch Stores om kennis te nemen van de van rechtswege gegeven vergunning en van de datum van bekendmaking daarvan. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1715). Dat de bezwaartermijn ten tijde van de publicatie al was verstreken, maakt dit niet anders.

Het college heeft toegelicht dat Catch Stores enkele dagen na de publicatie bij de balie van de gemeente is geweest om informatie over het besluit op te vragen, maar dat de gemeente haar pas na enige tijd heeft geïnformeerd over wat het vergunde gebruik inhield. Na het verkrijgen van deze informatie heeft Catch Stores contact opgenomen met haar gemachtigde, die direct bezwaar heeft gemaakt.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft Catch Stores eerst op het moment dat de gemeente haar informeerde over wat het vergunde gebruik inhield kennis kunnen nemen van de van rechtswege verleende vergunning. Op dat moment was de ingevolge artikel 6:7 van de Awb geldende bezwaartermijn verstreken. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:859), dient een belanghebbende die eerst na afloop van de bezwaartermijn bekend wordt met een besluit dan wel met de mogelijkheid daartegen bezwaar te maken dan wel beroep in te stellen, vanaf het tijdstip waarop hij deze kennis heeft zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken, bezwaar te maken dan wel beroep in te stellen, opdat de termijnoverschrijding krachtens artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar kan worden geacht.

Het is niet in geschil dat Catch Stores binnen twee weken nadat de gemeente haar informeerde over wat het vergunde gebruik inhield bezwaar heeft gemaakt. De Afdeling ziet hierin aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het college de termijnoverschrijding bij het indienen van het bezwaarschrift van Catch Stores tegen de van rechtswege verleende vergunning terecht verschoonbaar heeft geacht. De rechtbank is terecht tot die conclusie gekomen.

Het betoog faalt.

4. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college zich bij de heroverweging van het besluit van 4 december 2015 had moeten beperken tot de gronden die Catch Stores in bezwaar heeft aangevoerd. Aangezien de door Catch Stores aangevoerde bezwaren niet zien op regels die strekken tot bescherming van haar belang, had het college het bezwaar vanwege het relativiteitsvereiste ongegrond moeten verklaren. Het college had de gevraagde vergunning niet alsnog mogen weigeren. Volgens [appellante] kan een door een derde ingediend bezwaarschrift er niet toe leiden dat zij in een slechtere positie komt te verkeren.

4.1. Catch Stores heeft in bezwaar onder meer aangevoerd dat het besluit van 4 december 2015, vanwege de milieucontouren van de omliggende bedrijven, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het relativiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:69a van de Awb is, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:842), in de bezwaarfase niet van toepassing. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college de gevraagde omgevingsvergunning in bezwaar alsnog heeft kunnen weigeren, omdat zij de gevraagde functieverandering in strijd acht met een goede ruimtelijke ordening. Dat [appellante] daardoor in een slechtere positie is komen te verkeren, leidt niet tot een ander oordeel, nu hier geen rechtsregel aan in de weg staat. Immers, Catch Stores had bezwaar gemaakt tegen de van rechtswege verleende vergunning en niet [appellante].

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.

w.g. Van den Broek w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2018

531-845.


BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:41

1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

[…].

Artikel 6:7

De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.

Artikel 6:8

1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

[…].

Artikel 6:11

Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel 7:11

1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.

[…].

Artikel 8:69a

De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 3.8

Het bevoegd gezag geeft bij de toepassing van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het vermeldt daarbij de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde datum waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 3.9

[…]

4. Het bevoegd gezag doet zo spoedig mogelijk mededeling van de bekendmaking, bedoeld in artikel 4:20c van de Algemene wet bestuursrecht, op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.