Uitspraak 201701450/3/R1


Volledige tekst

201701450/3/R1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

Natuurlijke Varkenshouderij Frank en Frij, gevestigd te Wehl, gemeente Doetinchem (hierna: Frank en Frij),
verzoeker,

en

de raad van de gemeente Doetinchem,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Ringweg 4 en 4a - 2016" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer Frank en Frij beroep ingesteld.

Frank en Frij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek heeft de voorzieningenrechter bij uitspraak van 13 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1038, afgewezen.

Frank en Frij heeft de voorzieningenrechter wederom verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 oktober 2017, waar Frank en Frij, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. B.J. Meruma, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door E. Ketels en M. Daalwijk, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]), bijgestaan door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Frank en Frij heeft eerder verzocht het besluit van 22 december 2016 te schorsen, omdat [partij] heeft aangekondigd een omgevingsvergunning voor bouwen voor de woning en de praktijkruimte die het plan mogelijk maakt te zullen aanvragen. Bij voormelde uitspraak van 13 april 2017 heeft de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel gegeven over het beroep van Frank en Frij en overwogen dat aanleiding bestaat het verzoek af te wijzen.

3. Frank en Frij heeft wederom om schorsing van het besluit van 22 december 2016 verzocht.

4. Het herhaald verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening kan slechts voor toewijzing in aanmerking komen, indien Frank en Frij terecht een beroep doet op feiten en omstandigheden die haar ten tijde van het vorige verzoek niet bekend waren en redelijkerwijs ook niet bekend konden zijn dan wel op nieuwe feiten of omstandigheden van na de uitspraak op het vorige verzoek, die een dergelijk herhaald verzoek rechtvaardigen.

5. Frank en Frij heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat inmiddels een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een vrijstaande woning met praktijkruimte en dat de beslissing op bezwaar waarschijnlijk snel zal volgen.

6. In het door Frank en Frij ingediende verzoekschrift noch in het verhandelde ter zitting is een aanleiding gelegen voor het oordeel dat zich feiten en of omstandigheden hebben voorgedaan sinds de uitspraak van 13 april 2017 die aanleiding zouden moeten geven voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat ook ten tijde van het vorige verzoek al duidelijk was dat een omgevingsvergunning zou worden aangevraagd en de voorzieningenrechter gelet daarop een voorlopige inhoudelijk oordeel over het beroep heeft gegeven.

7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.

w.g. Van Sloten w.g. Brock
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2017

603.