Uitspraak 201505071/1/A3


Volledige tekst

201505071/1/A3.
Datum uitspraak: 17 augustus 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend te Gorinchem,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 mei 2015 in zaak nr. 14/8915 in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B]

en

het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem.

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 24 februari 2014 heeft het college de verzoeken van [appellant A] en [appellant B] om wijziging van hun persoonsgegevens in de basisregistratie personen (hierna: brp) afgewezen.

Bij besluit van 27 november 2014 heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 mei 2015 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2016, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan onderscheidenlijk vertegenwoordigd door mr. A. Berends, advocaat te Amsterdam, en [persoon], een kennis van [appellant A] en [appellant B], en het college, vertegenwoordigd door J. Arslan-van Holten en C. Vinck, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het geschil gaat om de afwijzing door het college van de verzoeken van [appellant A] en [appellant B], zoon onderscheidenlijk moeder, om hun persoonsgegevens in de brp te wijzigen. [appellant A] en [appellant B] hebben verzocht om wijziging, omdat de in de brp opgenomen gegevens volgens hen niet juist zijn. Het college heeft de verzoeken afgewezen en de rechtbank heeft geoordeeld dat het college dat terecht heeft gedaan. [appellant A] en [appellant B] kunnen zich hierin niet vinden, onder meer omdat volgens hen uit de door hen overgelegde documenten blijkt dat de in de brp opgenomen gegevens niet juist zijn.

2. [appellant A] is op basis van een op 15 februari 1993 ten overstaan van een contactambtenaar bij de toenmalige directie Vreemdelingenzaken van het Ministerie van Justitie afgegeven verklaring van [appellant B] ingeschreven in het bevolkingsregister als [appellant A] Lin [appellant A], geboren op [..-..-….] te [plaats], China, zoon van moeder [appellant B], geboren op [..-..-….] te [plaats], China, en vader, geboren op [..-..-….] te [plaats], China. [appellant B] is op basis van diezelfde verklaring ingeschreven in het bevolkingsregister als [appellant B], geboren op [..-..-….] te [plaats], China, dochter van moeder [dochter], geboren op [..-..-….] te [plaats], China, en vader [appellant B], geboren op [..-..-….] te [plaats], China. Sindsdien staan zij ruim 23 jaar met deze persoonsgegevens bij diverse instanties geregistreerd.

3. Op 7 november 2013 heeft [appellant A] het college verzocht zijn persoonsgegevens te veranderen in [naam A], geboren op [..-..-….] te [plaats] China, zoon van moeder [zoon], geboren op [..-..-….] te [plaats], China, en vader [vader], geboren op [..-..-….] met geboorteplaats onbekend. Bij dit verzoek heeft hij een Chinees paspoort, afgegeven op 2 november 2012, een Chinees uittreksel uit het woonregister van 7 maart 2013 en een Chinese geboorteakte met notariële verklaring van 1 april 2013 overgelegd. Eveneens op 7 november 2013 heeft [appellant B] het college verzocht haar persoonsgegevens te veranderen in [zoon], geboren op [..-..-….] met geboorteplaats onbekend, dochter van moeder [moeder] [appellant B], en vader [vader]. Bij dit verzoek heeft zij een Chinees paspoort, afgegeven op 24 mei 2010, een Chinees uittreksel uit het woonregister van 6 maart 2013 en een Chinese geboorteakte met notariële verklaring van 7 maart 2013 overgelegd.

Ter zitting bij de rechtbank heeft [appellant A] toegelicht dat hij graag wil kunnen trouwen en Nederlander wil kunnen worden. Ter zitting bij de Afdeling heeft [appellant A] toegelicht dat hij graag wil dat hij onder de juiste feitelijke gegevens geregistreerd staat en dat het belangrijk is voor zijn kinderen dat hun vader de juiste naam heeft.

4. Het college heeft aan de besluiten van 24 februari 2014 en 27 november 2014 ten grondslag gelegd dat moet worden uitgegaan van de juistheid van de in de brp geregistreerde persoonsgegevens. Volgens het college is met de door [appellant A] en [appellant B] overgelegde documenten niet onomstotelijk vast komen te staan dat de in de brp opgenomen persoonsgegevens feitelijk onjuist zijn. De echtheid van de overgelegde documenten wordt niet betwist, maar de inhoud ervan roept volgens het college vragen op. In dat verband heeft het college in verweer bij de rechtbank toegelicht dat de verklaringen van [appellant B] afwijken van de verklaring die zij op 15 februari 1993 ten overstaan van een contactambtenaar bij de toenmalige directie Vreemdelingenzaken van het Ministerie van Justitie heeft afgelegd. Voorts hebben [appellant A] en [appellant B] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in het kader van het Generaal Pardon in 2007 hun persoonsgegevens te wijzigen. Daarnaast zijn in 2004, toen [appellant A] en [appellant B] in Nederland woonden, de geboortedata in het woonregister in China gewijzigd. Verder zijn er onduidelijkheden over de vader en een zus die in Nederland woont en ten slotte hebben [appellant A] en [appellant B] veel geld betaald voor het verkrijgen van de overgelegde documenten hetgeen volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) en de vreemdelingenpolitie twijfels oproept over de inhoud, aldus het college.

5. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet onomstotelijk vaststaat dat de in de brp geregistreerde gegevens onjuist zijn. Zij voeren daartoe aan dat de Chinese paspoorten, de geboorteaktes met notariële verklaring en de uittreksels uit het woonregister aantonen dat de persoonsgegevens in de brp onjuist zijn. In dat verband wijzen zij erop dat voor gegevens die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, een rangorde bestaat in de geschriften waaraan gegevens wel kunnen worden ontleend. De Chinese paspoorten, de geboorteaktes met notariële verklaring en de uittreksels uit het woonregister zijn van een hogere rangorde dan de ten overstaan van de contactambtenaar bij de toenmalige directie Vreemdelingenzaken van het Ministerie van Justitie afgegeven verklaring, zodat daarmee is aangetoond dat de gegevens in de brp onjuist zijn.

Zij voeren voorts aan dat de overgelegde documenten wel degelijk op hen betrekking hebben. In dat verband wijzen zij erop dat in het Algemeen Ambtsbericht China van december 2012 is vermeld op welke wijze de Chinese autoriteiten overgaan tot afgifte van documenten. Volgens [appellant A] en [appellant B] is de Chinese ambassade in Nederland bij uitstek de autoriteit die kan vaststellen wat de juiste persoonsgegevens van Chinese onderdanen zijn. Ter verkrijging van het Chinese paspoort hebben zij een geboorteakte met notariële akte bij de ambassade ingeleverd. Bovendien hebben de ouders van [appellant A] moeten verklaren dat [appellant A] hun zoon is. Volgens [appellant A] en [appellant B] hebben zij in persoon hun paspoort bij de ambassade opgehaald, waaruit volgt dat de Chinese autoriteiten ervan uitgaan dat de overgelegde documenten en het paspoort op hen betrekking hebben, temeer nu zij pasfoto’s hebben moeten overleggen.

[appellant A] en [appellant B] voeren verder aan dat [appellant A] nimmer tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, dat de omstandigheid dat de verkregen documenten veel geld hebben gekost niet relevant is, dat het bekend is dat Chinese asielzoekers bij hun asielaanvraag vaak onjuiste persoonsgegevens opgeven, en dat zij voorts geen belang hebben om onjuiste informatie te verschaffen.

5.1. Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

5.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:232) dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn.

De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste documenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.

5.3. De verzoeken van [appellant A] en [appellant B] komen neer op het verwijderen van nagenoeg alle in de brp opgenomen persoonsgegevens en het registreren van volledig andere, beweerdelijk hen betreffende, gegevens. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellant A] en [appellant B] met de door hen overgelegde documenten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij dezelfde personen zijn als degenen die in voormelde documenten zijn genoemd. Zolang zij daarin niet zijn geslaagd, staat niet onomstotelijk vast dat de in de brp met betrekking tot hen geregistreerde gegevens onjuist zijn. De door [appellant A] en [appellant B] overgelegde documenten houden hieromtrent immers niets in, maar vermelden slechts gegevens met betrekking tot een zekere [naam A] en [zoon] van wie [appellant A] en [appellant B] stellen dat zij die personen zijn. Dat de overgelegde documenten van een hogere rangorde zijn, maakt dat niet anders reeds nu [appellant A] en [appellant B] niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij die personen zijn.

Dat [appellant A] en [appellant B] de paspoorten hebben verkregen van de Chinese ambassade en die daar hebben opgehaald, maakt dat evenmin anders nu dat slechts betekent dat de paspoorten van een officiële instantie afkomstig zijn, maar niet dat van de inhoudelijke juistheid daarvan kan worden uitgegaan.

In dat verband is van belang dat in een door de IND verricht onderzoek van 17 september 2013 naar de echtheid van de overgelegde documenten is vermeld dat geen uitspraak kan worden gedaan over de inhoudelijke juistheid. Voorts is van belang dat [appellant A] en [appellant B] geen duidelijkheid hebben kunnen geven over de vraag op grond van welke documenten de Chinese ambassade aan hen een paspoort heeft verstrekt. Ter zitting bij de Afdeling hebben zij toegelicht dat dit op grond van een notariële verklaring is gebeurd. De bij de verzoeken overgelegde notariële verklaringen dateren echter van na de afgifte van het paspoort. Bij de bij het dossier behorende stukken bevinden zich geen andere notariële verklaringen.

Verder is van belang dat er tegenstrijdigheid met betrekking tot de vader van [appellant A] bestaat. Zo heeft [appellant A] verklaard dat hij zijn vader, die naar hij stelt [vader] heet en op 26 februari 1949 is geboren, al 20 jaar niet heeft gezien, terwijl uit de brp blijkt dat een man met die naam en geboortedatum op het woonadres van [appellant A] woont.

De verwijzing naar een passage uit het Algemeen Ambtsbericht China van december 2012 kan [appellant A] en [appellant B] niet baten nu deze passage betrekking heeft op Chinese onderdanen van wie gedurende tijdelijk verblijf in het buitenland het paspoort is verloren of gestolen. [appellant A] en [appellant B] verblijven niet tijdelijk in Nederland en daarnaast zijn hun paspoorten niet verloren of gestolen, zodat het ambtsbericht geen betrekking heeft op hun situatie.

Dat zij geen belang hebben om onjuiste informatie te verschaffen, brengt niet met zich dat het college gehouden was hun verzoeken in te willigen nu voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens onomstotelijk moet vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.

De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het college de verzoeken terecht heeft afgewezen.

Het betoog faalt.

6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. De Vries
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2016

582-818.