Uitspraak 201507450/1/A4


Volledige tekst

201507450/1/A4.
Datum uitspraak: 24 februari 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Heerlen,

en

het college van burgemeester en wethouders van Heerlen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2014 heeft het college zijn beslissing om op 7 november 2014 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening van de gemeente Heerlen 2014 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 131,00) voor rekening van [appellante] komen.

Bij besluit van 10 maart 2015 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 5 februari 2016. [appellante] en het college zijn met kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van karton- en papierafval dat op 7 november 2014 is aangetroffen bij het afvalverzamelpunt in de Limburgiastraat naast de daar aanwezige afvalcontainers. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] het karton- en papierafval in strijd met de Afvalstoffenverordening heeft aangeboden, omdat daartussen een tot haar adres herleidbaar poststuk is aangetroffen.

2. [appellante] betwist dat zij de overtreding heeft begaan. Zij vermoedt dat het aangetroffen poststuk bij het legen van de papiercontainer ernaast terecht is gekomen. Zij wijst erop dat tussen de container en de bak waarin de container staat papier kan komen, dat vervolgens wegwaait, in de bak blijft liggen of aan de container blijft hangen. Ter onderbouwing van haar betoog heeft zij een brief overgelegd van de Reinigingsdiensten Rd4 waarin staat dat het niet uitgesloten kan worden dat er bij het ledigen van de ondergrondse papiercontainer papier wordt gemorst.

Verder voert [appellante] aan dat zij is begaan met het milieu, haar afval altijd op juiste wijze weggooit, zwerfvuil verzamelt om op juiste wijze weg te gooien en andere mensen aanspreekt op hun verantwoordelijkheid om afval op juiste wijze weg te gooien.

2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 11 november 2015 in zaak nr. 201504332/1/A4), zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.

2.2. Het opperen van de mogelijkheid dat het aangetroffen poststuk bij het legen van de papiercontainer ernaast terecht is gekomen, is onvoldoende om niet van het hiervoor weergegeven bewijsvermoeden uit te gaan. Hoewel [appellante] aannemelijk heeft gemaakt dat er papier naast de container kan vallen bij het legen daarvan, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat dat is gebeurd met het aangetroffen poststuk.

Ook de verder door [appellante] aangevoerde omstandigheden dat zij begaan is met het milieu en haar afval en dat van anderen scheidt en op juiste wijze weggooit, maken niet aannemelijk dat zij niet degene is geweest die het karton- en papierafval onjuist ter inzameling heeft aangeboden.

Gezien het voorgaande geeft hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat het college haar ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt.

3. Het beroep is ongegrond.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.

w.g. Slump w.g. Kors
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2016

687.