Uitspraak 201507928/1/V1


Volledige tekst

201507928/1/V1.
Datum uitspraak: 19 januari 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) op het verzoek van:

[de vreemdelingen],
verzoekers,

om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2015 in zaak nr. 201408025/1/V1.

Procesverloop

De vreemdelingen hebben bij brief van 8 oktober 2015 de Afdeling verzocht de uitspraak van 20 mei 2015 in zaak nr. 201408025/1/V1 (hierna: de uitspraak), waarbij het hoger beroep van de staatssecretaris tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 1 september 2014 gegrond is verklaard, die uitspraak is vernietigd en het in die zaak door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond is verklaard, te herzien (hierna: het verzoek). Het verzoek en een afschrift van de uitspraak zijn aangehecht.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan een onherroepelijk geworden uitspraak worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

2. Aan het verzoek hebben de vreemdelingen een brief van de staatssecretaris van 15 september 2015 ten grondslag gelegd, waarin deze zich op het standpunt stelt dat in rechtsoverweging 5.1., pagina 4, derde alinea, van de uitspraak een niet geheel juiste uitleg is gegeven aan zijn brief van 27 maart 2015 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2014/15, 19 637, nr. 1968) betreffende de overgangsregeling van de Regeling langdurig verblijvende kinderen, ten tijde van belang neergelegd in paragraaf B22/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.

3. Herziening is een buitengewoon rechtsmiddel waarmee een onherroepelijke rechterlijke uitspraak kan worden gecorrigeerd indien blijkt dat deze berust op een onjuiste feitelijke grondslag en ook overigens aan de vereisten van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb is voldaan. Derhalve kunnen slechts aangelegenheden van feitelijke aard tot herziening leiden. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld - onder meer in de uitspraak van 19 december 2012 in zaak nr. 201206703/1/R4 - kan een betoog dat de uitspraak waarvan herziening is verzocht berust op een onjuiste rechtsopvatting niet leiden tot herziening.

4. Het verzoek moet reeds hierom als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, mr. E. Steendijk en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. De Groot
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2016

210.