Uitspraak 201507691/2/R2


Volledige tekst

201507691/2/R2.
Datum uitspraak: 15 december 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te 't Goy, gemeente Houten,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Houten,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 juli 2015, kenmerk 2014-059, heeft de raad het bestemmingsplan "’t Goy en omgeving" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld.

[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 november 2015, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], in de persoon van [verzoeker B], bijgestaan door mr. J.T.F. van Berkel, en de raad, vertegenwoordigd door A.W.M. van der Meer en Y.H.S. Monincx, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. I.E. Nauta, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plangebied betreft de gronden in het oostelijke gedeelte van de gemeente Houten, ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal. Het plan voorziet voor de gronden met de bestemming "Agrarisch" binnen een straal van 50 meter rond het perceel aan de [locatie] te ’t Goy, waarop de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B] staat, in het gebruik voor fruitboomgaarden waarbij gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden toegepast.

3. [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen onder meer dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat door het voorziene gebruik van gewasbeschermingsmiddelen binnen een straal van 50 meter rond het perceel waarop hun woning staat. Zij voeren hiertoe aan dat met de door de raad aangehaalde gegevens onvoldoende is onderbouwd dat zich geen onaanvaardbare gezondheidsrisico’s zullen voordoen. Voorts voeren zij aan dat het plan ten onrechte niet voorziet in concrete maatregelen omtrent verduurzaming van de fruitteelt.

4. De raad stelt zich op het standpunt dat hij heeft beoordeeld of en op welke wijze binnen het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden verzekerd. De afstand van de gronden met de bestemming "Agrarisch" waarvoor om schorsing van het plan is verzocht tot de gronden aan de [locatie] waaraan de bestemming "Wonen - Vrijstaand" is toegekend, bedraagt ongeveer 11 meter. De afstand tot de gronden aan de [locatie] waaraan de bestemming "Tuin - Voortuin" is toegekend bedraagt ongeveer 6 meter. De raad acht deze afstanden aanvaardbaar. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raad zich gebaseerd op de uitspraken van de Afdeling van 10 september 2014, in zaak nr. 201308924/1/R2 en van 12 november 2014 in zaak nr. 201306395/3/R2, het rapport "Gewasbescherming en omwonenden" van de Gezondheidsraad van 29 januari 2014 en de notitie "Niet vergunde boomgaarden" die als zesde bijlage deel uitmaakt van de plantoelichting.

5. Het college van burgemeester en wethouders heeft bij besluit van 19 juni 2013 een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het aanleggen van een - feitelijk reeds aanwezige - boomgaard op een gedeelte van de in geding zijnde gronden. Hiertegen hebben onder meer [verzoeker A] en [verzoeker B] bezwaar gemaakt. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 september 2015 in zaak nr. 201500146/1/A1 de besluiten op de gemaakte bezwaren vernietigd.

6. De voorzieningenrechter ziet zich derhalve gesteld voor de vraag of de gegevens waarop de raad zich heeft gebaseerd een afdoende motivering vormen van diens standpunt dat in dit geval een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning en het omliggende perceel van [verzoeker A] en [verzoeker B] is verzekerd gelet op de afstanden van 11 en 6 meter tussen de voorziene fruitboomgaard, waar gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gebruikt, en de woonbestemming onderscheidenlijk tuinbestemming die aan hun perceel is toegekend.

Ter zitting is in dat kader door de raad onder meer toegelicht dat de gronden waarvan thans om schorsing van het plan is verzocht niet zijn bezien in de notitie "Niet vergunde boomgaarden", omdat voor de boomgaard die gedeeltelijk op deze gronden ligt ten tijde van de vaststelling van het plan de hiervoor onder 5 vermelde omgevingsvergunning was verleend. Voorts is ter zitting naar voren gekomen dat, waren deze gronden wel in de notitie bezien, niet is uitgesloten dat deze een zogenoemd knelpunt als bedoeld in de notitie zouden opleveren vanwege de korte afstand tot het perceel van [verzoeker A] en [verzoeker B].

De vraag of het plan in zoverre deugdelijk is gemotiveerd, vergt nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent.

7. Gelet op het vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen, waarbij de voorzieningenrechter de mogelijke gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen binnen een straal van 50 meter rond het perceel aan de [locatie] te ’t Goy voor het woon- en leefklimaat, met name de gezondheid, van de bewoners van woning aldaar in aanmerking neemt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Houten van 2 juli 2015, kenmerk 2014-059, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch" betreffende de gronden binnen een straal van 50 meter rond het perceel [locatie] te ’t Goy;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Houten tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

III. gelast dat de raad van de gemeente Houten aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, griffier.

w.g. Hagen w.g. Van Baaren
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2015

579-743.