Uitspraken
De Afdeling bestuursrechtspraak is de hoogste algemene bestuursrechter van het land. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de rechterlijke taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.
Toon overzicht van de actuele uitspraken:
202103486/1/R4(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Bij besluit van 23 september 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ermelo [appellante] onder oplegging van een last onder dwangsom gelast om binnen drie maanden na dagtekening van het besluit een bouwwerk aan de [locatie] in Ermelo te verwijderen en verwijderd te houden of te laten voldoen aan de eisen voor een vergunningsvrij bouwwerk. Op het perceel staat een bijgebouw van 5 m hoog en met een oppervlakte van ongeveer 81 m2. Dit bijgebouw staat op 1 m van de perceelgrens en heeft op dat punt een nokhoogte van 5 m. Het bouwwerk is gebouwd zonder omgevingsvergunning. Niet is in geschil dat het bijgebouw niet omgevingsvergunningsvrij kan worden gebouwd ingevolge de artikelen 2 of 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Het college heeft [appellante] gelast om het bijgebouw te verwijderen of aan te passen zodanig dat de nokhoogte voldoet aan het Bor. Doet zij dit niet, dan verbeurt zij een dwangsom van € 1.500,00 per maand of deel van de maand dat de strijdige situatie voortduurt, met een maximum van € 15.000,00. Verwijdering of aanpassing van het gebouw heeft niet plaatsgevonden.
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
202103800/1/V1(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Bij besluit van 22 augustus 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen. Referent is in september 2015 op 21-jarige leeftijd Nederland ingereisd. Bij besluit van 14 juli 2017 heeft de staatssecretaris hem met ingang van 22 september 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Op 8 september 2017 heeft hij een aanvraag ingediend om zijn ouders en twee toen 16-jarige broers een mvv te verlenen als zijn familie- of gezinslid. Allen hebben de Iraakse nationaliteit. Referent woonde voor zijn vertrek uit Irak met de vreemdelingen samen. Hij heeft verklaard dat hij getrouwd was vanaf 14 oktober 2013 tot aan het overlijden van zijn vrouw op 15 maart 2015. Referent woonde ook tijdens dat huwelijk met de vreemdelingen samen. Referent heeft verder verklaard dat hij op 14- of 15-jarige leeftijd begon met voltijds werk in een meubelzaak om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Hij heeft verklaard dat hij kostwinner was, omdat hij meer geld verdiende dan zijn vader toen zijn vader minder ging werken wegens medische problemen.
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Hoger beroep
- Vreemdelingenkamer - Overige
202107889/1/V2(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Bij besluit van 4 november 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen. De vreemdeling is een etnisch Arabier (Ahwazi) met de Iraanse nationaliteit. Deze procedure gaat over zijn tweede asielaanvraag. Een eerder besluit van 19 december 2018 op deze aanvraag is vernietigd, omdat de staatssecretaris niet deugdelijk had gemotiveerd waarom de vreemdeling door zijn deelname aan pro-Ahwazi demonstraties in Nederland niet in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten is komen te staan. De staatssecretaris heeft op 4 november 2021 een nieuw besluit genomen. Daarin stelt hij zich op het standpunt dat geloofwaardig is dat de vreemdeling in Nederland aan ten minste één demonstratie tegen het Iraanse regime heeft meegedaan. Omdat daardoor bij terugkeer naar Iran een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM dreigt, zal de staatssecretaris de vreemdeling niet uitzetten naar Iran. Toch heeft de staatssecretaris de asielaanvraag afgewezen, omdat er sprake is van misbruik van recht.
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Hoger beroep
- Asiel
202107942/1/V1(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Bij besluit van 10 december 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen. De vreemdeling is geboren op [geboortedatum] 1994, heeft de Syrische nationaliteit en wil bij zijn vader, referent, verblijven in het kader van nareis. Referent heeft in 2016 voor het eerst een mvv-aanvraag in het kader van nareis ingediend voor zijn vrouw, hun dochter en de vreemdeling. De vreemdeling was toen 22 jaar oud. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 27 maart 2017 ingewilligd en meegedeeld dat de mvv’s 90 dagen geldig zijn. Vaststaat dat de gezinsleden de mvv’s niet hebben opgehaald en dat deze dus niet meer geldig zijn. Op 20 mei 2020 heeft referent vervolgens de huidige mvv-aanvraag in het kader van nareis ingediend voor de genoemde gezinsleden. De staatssecretaris heeft alleen de aanvraag voor de vreemdeling afgewezen. De vrouw en dochter van referent verblijven al bij referent in Nederland. Omdat de vreemdeling ten tijde van de huidige mvv-aanvraag 26 jaar oud was, heeft de staatssecretaris opnieuw beoordeeld of hij in aanmerking komt voor nareis.
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Hoger beroep
- Vreemdelingenkamer - Overige
202200852/1/A2(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Bij besluit van 31 mei 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant] een boete opgelegd van € 20.500,- wegens het zonder vergunning onttrekken van de woning aan de [locatie] te Amsterdam aan de woningvoorraad. [appellant] was ten tijde hier van belang eigenaar van de woning aan de [locatie] te Amsterdam. De woning, die een oppervlak heeft van 48 m2, bestaat uit een woonkamer, slaapkamer, keuken en badkamer. Naar aanleiding van een melding woonfraude hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam op 4 april 2019 een administratief onderzoek naar de woning ingesteld en de woning bezocht. Uit het administratief onderzoek bleek dat er op het adres twee personen staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Het gaat om [appellant] en [persoon]. Uit het rapport van bevindingen dat van het bezoek van 4 april 2019 is opgemaakt blijkt dat de toezichthouders in de woning twee toeristen aantroffen, een man en een vrouw. De vrouw heeft verklaard dat het contact met Robert via de mail van airbnb is gelopen, dat zij een code heeft gekregen van het sleutelkastje voor de sleutel van de voordeur en dat zij niemand heeft ontmoet.
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Hoger beroep
- Boete
- Verordeningen
202201671/1/A3(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Bij besluit van 31 augustus 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rheden aan [appellant sub 1] een last onder dwangsom opgelegd die inhoudt dat [appellant sub 1] het door hem geplaatste hek nabij [locatie] in Velp moet weghalen. [appellant sub 1] is eigenaar van het perceel [locatie] in Velp. Hij verhuurt het pand dat op het perceel staat. Het perceel ligt op de hoek van de Hoofdstraat en de Wilhelminastraat. Op die hoek ligt een pleintje, waarvan een groot deel op het perceel van [appellant sub 1] ligt. [appellant sub 1] heeft in 2018 een hek geplaatst om zijn perceel af te scheiden. Het college heeft een last onder dwangsom opgelegd, omdat [appellant sub 1] in strijd zou handelen met artikel 2:10A, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rheden. Op grond van dat artikel is het verboden zonder voorafgaande vergunning van het college een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. Volgens het college is het pleintje een openbare plaats in de zin van de APV. [appellant sub 1] heeft het hek verwijderd en, in afwachting van de procedure, ook verwijderd gehouden. Hij wil het hek, of een andere afscheiding, weer terugplaatsen.
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
202202686/1/A3(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Bij besluit van 17 januari 2020 heeft de Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport Register Administratie namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten om eiser niet op te nemen in het Register Kraanmachinisten. [appellant] heeft op 24 december 2019 examen gedaan als machinist autolaadkraan. Bij dit examen zit een praktijkgedeelte, waarbij de kandidaat onder meer drie zogenoemde ‘knock-out’ opdrachten moet uitvoeren. Een onvoldoende voor één van die opdrachten heeft meteen tot gevolg dat de kandidaat niet met een positief advies kan worden voorgedragen voor registratie in het Register Kraanmachinisten. [appellant] heeft één van de knock-out opdrachten, waarbij hij buiten zicht een last moest plaatsen met behulp van een portofoon, niet op de voorgeschreven wijze kunnen uitvoeren omdat hij niet kan horen en spreken. Om die reden is hij volgens de examinator formeel niet geslaagd. Uit het verslag van de examinator en het beoordelingsformulier blijkt echter ook dat de opdracht, toen bleek dat [appellant] geen portofoon kon gebruiken, met gebruik van handsignalen is uitgevoerd. De aangepaste knock-out opdracht heeft [appellant] met goed resultaat volbracht.
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Overige
202203062/2/R1(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Deze conclusie van staatsraad advocaat-generaal Nijmeijer gaat over de toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht bij opvolgende besluiten over ruimtelijke plannen. De zaak waarin deze conclusie wordt gevraagd gaat over één beroep tegen het besluit van 27 januari 2022 van de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘Renesse’ en verschillende beroepen tegen het besluit van 23 maart 2023, waarbij de raad het bestemmingsplan ‘Renesse’ op onderdelen gewijzigd heeft vastgesteld. Het vaststellen van opvolgende bestemmingsplannen kan onder de Wet ruimtelijke ordening leiden tot uiteenlopende vragen over de toepassing van artikel 6:19 van de Awb. De toepassing van artikel 6:19 van de Awb komt onder de Omgevingswet in een ander licht te staan. Is er aanleiding om de rechtspraak over de toepassing van artikel 6:19 van de Awb in bestemmingsplanzaken onder de Wro (op onderdelen) aan te passen? Bestaat er aanleiding om de toepassing van artikel 6:19 Awb te veranderen in zaken die gaan over de wijziging van een omgevingsplan?
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Conclusie
- RO - Zeeland
202203923/1/A2(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Bij besluit van 7 juli 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam de aanvraag van het Cuypersgenootschap om de portiekflats aan de Oost-Sidelinge 17-87 te Rotterdam als gemeentelijk monument aan te wijzen afgewezen. Het college kan, op grond van artikel 3, eerste lid, van de Monumentenverordening Rotterdam 2010, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak, niet zijnde een rijksmonument, aanwijzen als gemeentelijk monument. Bij brief van 7 december 2019 heeft het Cuypersgenootschap het college gevraagd om vier portiekflats aan de Oost-Sidelinge 17-87 te Overschie aan te wijzen als gemeentelijk monument. Deze portiekflats zijn gebouwd in 1948 en eigendom van Woonstad Rotterdam. In de aanvraag staat dat de woonblokken belangrijk zijn in het kader van de wederopbouw van Rotterdam en als een goed en gaaf behouden voorbeeld van naoorlogse systeembouw met een architectuur- en cultuurhistorische waarde voor Rotterdam moeten worden beschouwd. Aangezien bijna alle vergelijkbare woningbouw inmiddels is gesloopt, hebben de blokken een zeldzaamheidswaarde.
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Hoger beroep
- Monumenten
202204749/1/R1(uitspraak wordt op woensdag 29 mei 10:15 uur gepubliceerd)
Bij uitspraak van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1682, heeft de Afdeling een door de stichting ingesteld hoger beroep gegrond verklaard, het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veere van 11 mei 2020 tot het verlenen van een omgevingsvergunning eerste fase gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Het college heeft in februari 2018 aan B’s Onroerend Goed B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zogenoemd vitaliteitshotel op de locatie. De omgevingsvergunning zag op het gedeeltelijk slopen van bestaande opstallen, het handelen in strijd met het bestemmingsplan "Kom Domburg" en het aanleggen of veranderen van een uitweg. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft die vergunning in haar uitspraak van 20 januari 2020 vernietigd. Het college heeft met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank bij besluit van 11 mei 2020 de omgevingsvergunning opnieuw verleend. De Afdeling heeft de omgevingsvergunning vernietigd, omdat uit de overgelegde berekening ten aanzien van de stikstofdepositie als gevolg van het project niet is gebleken dat de vergunde activiteiten niet leiden tot aantasting van het nabijgelegen Natura 2000-gebied.
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Hoger beroep
- Bouwen