Ga naar de inhoud
(naar homepage)
lees voor
Direct naar
  • en (Information in English)
  • de (Deutsche Informationen)
  • fr (Informations en français)
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
  • Actueel
    • Nieuws
    • Zittingsagenda
    • Persagenda
    • Evenementen
    • Piet Hein Donner Scriptieprijs
  • Adviezen
  • Uitspraken
  • Publicaties
    • Brochures
    • Studies en onderzoeken
    • Regelingen
    • Consultaties
    • Jaarverslagen
    • Toespraken vice-president
  • Over ons
    • Raad van State in het kort
    • Organisatie
    • Advisering
    • Bestuursrechtspraak
    • Begrotingstoezicht
    • Toetsing Klimaatwet
    • Geschiedenis
    • Raad van State in beeld
  • Zoeken
  • en
  • de
  • fr
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
Zoeken

  1. Home ›
  2. Uitspraken

Uitspraken

De Afdeling bestuursrechtspraak toetst of de overheid het recht goed heeft toegepast bij het nemen van een besluit. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.


aantal resultaten: 120.510
aantal resultaten per pagina

Toon overzicht van de actuele uitspraken:

  • Hoofdzaken
  • Voorlopige voorzieningen
  • Interessant voor de media

202202906/3/V1

Bij besluit van 22 oktober 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:301
Datum uitspraak
26 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202202906/3/V1

202304415/1/V1

Bij besluit van 11 mei 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:302
Datum uitspraak
26 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202304415/1/V1

202306855/1/V2

Bij besluit van 7 september 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:304
Datum uitspraak
26 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202306855/1/V2

202400198/2/V1

Bij besluit van 19 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdelingen een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld. Bij besluit van 12 januari 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag om het oudste kind een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:309
Datum uitspraak
26 januari 2024
  • Voorlopige voorziening
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202400198/2/V1

202400614/2/V3

Bij besluit van 8 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:308
Datum uitspraak
26 januari 2024
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202400614/2/V3

202307194/3/R1

Bij brief, ingekomen op 10 januari 2024, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. H.J.M. Besselink als voorzieningenrechter van de Afdeling belast met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak nr. 202307194/2/R1. [verzoeker] heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de staatsraad bij de behandeling van de zaak nr. 202307194/2/R1, door hem voor een zitting uit te nodigen, ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn nader in zijn verzoek tot wraking aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Door die situatie is het voor hem niet mogelijk om deel te nemen aan de behandeling ter zitting, ook niet via een videoverbinding. Dit betekent dat hij zich mondeling onvoldoende kan verweren tijdens een zitting en dat hij volledig schriftelijk had moeten worden gehoord. Er is sprake van schending van onder meer het EVRM, het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de Grondwet, aldus [verzoeker].

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:297
Datum uitspraak
26 januari 2024
  • Wraking
  • RO - Limburg
  • uitspraakin de zaak202307194/3/R1

202400029/4/A3

De burgemeester van Heerenveen heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 20 december 2023 in zaak nrs. 22/1987 en 22/1989. In deze uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van [wederpartijen] gegrond verklaard, de besluiten op bezwaar van 14 april 2023 vernietigd en de burgemeester opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:307
Datum uitspraak
26 januari 2024
  • Geheimhoudingsbeslissing
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak202400029/4/A3

202202785/1/V1

Bij besluit van 2 april 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:285
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202202785/1/V1

202303841/1/V3

Bij besluit van 18 april 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:286
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202303841/1/V3

202306584/2/R3

Bij besluit van 19 september 2023 heeft de raad van de gemeente Steenwijkerland het bestemmingsplan "Steenwijk, Kalverstraat 19 (woningbouwlocatie)" vastgesteld. Het plan maakt een woongebouw met 13 appartementen op het perceel Kalverstraat 19 mogelijk. Op het perceel bevindt zich nu een winkelpand met bovenwoning. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] kunnen zich niet verenigen met het plan. [appellant sub 1] is eigenaar van het pand aan de [locatie A], en [appellant sub 2] van het pand aan de [locatie B]. Hun panden grenzen aan het plangebied. Zij vrezen voor schade aan hun panden door bouwwerkzaamheden en een afname van privacy, zonlicht en uitzicht als gevolg van het plan. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat hun panden mogelijk beschadigd zullen worden door de bouw van het woongebouw dat het plan mogelijk maakt. Het slopen van het huidige pand en het heien ten behoeve van het nieuwe pand brengen een risico op verzakking mee.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:210
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Voorlopige voorziening
  • RO - Overijssel
  • uitspraakin de zaak202306584/2/R3

202306593/1/V3

Bij besluit van 2 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:287
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202306593/1/V3

202307427/1/V3

Bij besluit van 12 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:288
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202307427/1/V3

202307806/1/V3

Bij besluit van 5 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. de vreemdeling in bewaring gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:289
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202307806/1/V3

202307813/1/V2.

Bij besluit van 1 september 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:283
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202307813/1/V2.

202307836/1/V2 en 202307836/2/V2

Bij besluit van 26 april 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:298
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202307836/1/V2 en 202307836/2/V2

202400328/1/V2 en 202400328/2/V2

Bij besluit van 12 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:299
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202400328/1/V2 en 202400328/2/V2

202400352/1/V2 en 202400352/2/V2

Bij besluit van 22 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:292
Datum uitspraak
25 januari 2024
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202400352/1/V2 en 202400352/2/V2

202205917/1/V1

Bij besluit van 15 september 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. een aanvraag van de vreemdeling om haar en haar minderjarige kind een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:279
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202205917/1/V1

202303707/2/V1.

Bij besluit van 5 september 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:211
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Voorlopige voorziening
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202303707/2/V1.

202304524/1/V3

Bij besluit van 9 mei 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:212
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202304524/1/V3

202305888/1/V3

Bij besluit van 17 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. de vreemdeling in bewaring gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:278
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202305888/1/V3

202306284/1/R3 en 202306284/2/R3

Bij besluit van 23 augustus 2023 heeft het college aan het Havenbedrijf Amsterdam N.V. een ontgrondingenvergunning verleend voor het uitvoeren van ontgrondingswerkzaamheden ten behoeve van de realisatie van een wachtplaatsvoorziening voor kegelschepen aan de Stromboliweg te Amsterdam. Deze percelen maken onderdeel uit van de ADM-Haven en zijn vrij ondiep. Omdat het Havenbedrijf van plan is om ter plaatse van de percelen een openbare wachtplaatsvoorziening voor binnenvaartschepen in de ADM-haven aan te leggen, moet een gedeelte van de waterbodem worden ontgraven tot -5,0 m NAP. Het oppervlak van het terrein ten behoeve van de wachtplaatsvoorziening is 0,8 hectare. In totaal wordt er 35.000 m3 grond/slib ontgraven en afgevoerd. Larendael is eigenaar van de percelen ter plaatse van de Hornweg 6 en 26 te Amsterdam, die gedeeltelijk grenzen aan de percelen waarop het bestreden besluit ziet. Twee dochterondernemingen van Larendael, Decom Amsterdam B.V. en Dutch Superyacht Tech Campus B.V., willen op die percelen één of meerdere scheepswerven realiseren. Larendael vreest in de eerste plaats voor schade als gevolg van de ontgrondingsactiviteiten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:157
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Ontgrondingen
  • uitspraakin de zaak202306284/1/R3 en 202306284/2/R3

202306682/1/V3

Bij besluit van 4 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:277
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202306682/1/V3

202307365/1/V3

Bij besluit van 12 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:280
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202307365/1/V3

202307609/2/V2

Bij besluit van 21 april 2023, aangevuld bij besluit van 8 augustus 2023, heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en ambtshalve geweigerd de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:282
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202307609/2/V2

202307808/2/A3

Bij besluit van 12 mei 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maastricht het verzoek van [wederpartij] om correctie van zijn gegevens in de basisregistratie personen afgewezen. De uitspraak van de rechtbank strekt ertoe dat het college de in de Brp geregistreerde gegevens van [wederpartij] wijzigt. Het college heeft daarom verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat het college in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voor zover daarin is bepaald dat het college de in de Brp geregistreerde gegevens van [wederpartij] dient te wijzigen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:209
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Voorlopige voorziening
  • Basisregistratie
  • uitspraakin de zaak202307808/2/A3

202400081/1/V2 en 202400081/2/V2

Bij besluit van 12 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:290
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202400081/1/V2 en 202400081/2/V2

202400230/1/V3 en 202400230/2/V3

Bij besluit van 6 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:291
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202400230/1/V3 en 202400230/2/V3

BRS.24.000007 en BRS.24.000010

Bij besluit van 31 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 12 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:208
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaakBRS.24.000007 en BRS.24.000010

202001924/1/A2

Bij twee onderscheiden besluiten van 18 oktober 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen geweigerd aan [wederpartij] een vergunning te verlenen voor het omzetten van de zelfstandige woningen aan de [locatie 1] en de [locatie 2] in Nijmegen in onzelfstandige wooneenheden. [wederpartij] is eigenaar van de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2]. Hij heeft bij het college aanvragen ingediend voor vergunningen voor het omzetten van deze zelfstandige woningen in onzelfstandige wooneenheden. Het college heeft de aanvragen geweigerd, omdat het verlenen van de vergunningen volgens het college zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de panden. De rechtbank heeft de beroepen van [wederpartij] gericht tegen de besluiten van 21 februari 2019 onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank van 24 januari 2020 gegrond verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:231
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202001924/1/A2

202003707/3/R3

Bij besluit van 14 mei 2020 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat het tracébesluit "Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Meteren - Boxtel". Het tracébesluit maakt aanpassingen mogelijk op het spoortraject Meteren-Boxtel. Onderdeel van deze aanpassingen is onder meer het realiseren van een gedeeltelijk verdiepte ligging van het spoor in Vught. Dit heeft tot doel de leefbaarheid en veiligheid op en rond het spoor in Vught te verbeteren. De aanleg van de verdiepte ligging van het spoor in Vught heeft tot gevolg dat het huidige onderstation in Vught niet behouden kan blijven. Een onderstation is een gebouw waar meerdere technische installaties aanwezig zijn voor de (tractie)voeding van de bovenleiding van het spoor. In het tracébesluit 2020 is daarom een nieuw onderstation voorzien in de openbare ruimte tussen de N65 en het Rembrandterf in Vught. Hiertoe is op detailkaart 9 bij het tracébesluit 2020 ter hoogte van het Rembrandterf een vlak "Bebouwingsvlak ETS" opgenomen. [appellant sub 1] woont aan het [locatie] in Vught nabij het in het tracébesluit 2020 voorziene nieuwe onderstation.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:276
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Tracé en wegverbreding
  • uitspraakin de zaak202003707/3/R3

202007156/4/R2

Bij tussenuitspraak van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1355, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending daarvan het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 15 oktober 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied Hilvarenbeek 2019". De Afdeling heeft in de tussenuitspraak, onder 4.3, overwogen dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt waar de afmetingen voor het differentiatievlak op het perceel [locatie] in Esbeek op zijn gebaseerd. Tevens heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat de raad niet heeft gemotiveerd waarom het totale bouwvlak op het perceel met ongeveer 400 m² is vergroot ten opzichte van het vorige plan "Buitengebied" uit 2014.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:265
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202007156/4/R2

202103469/1/A3

Bij besluit van 23 juli 2019 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe het verzoek van [appellant] om inzage in zijn persoonsgegevens afgewezen. [appellant] heeft op 10 juli 2019 het college op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming verzocht om een overzicht van de ontvangers van de door het college verwerkte persoonsgegevens van [appellant]. Als ontvanger merkt [appellant] in zijn verzoek aan iedere instelling/bestuursorgaan dat, direct of indirect, kennis heeft genomen van de persoonsgegevens die het college heeft gedeeld/verwerkt. [appellant] heeft bij zijn verzoek als voorbeeld een kopie van een brief van 3 januari 2017 van een advocaat aan de provincie Gelderland (hierna: de brief van 3 januari 2017) gevoegd waarin zijn persoonsgegevens zijn opgenomen. Daaruit zou volgens hem blijken dat het college zijn persoonsgegevens heeft verwerkt ‘door deze te delen met andere’. Het college stelt dat niet is gebleken van verwerking van de persoonsgegevens van [appellant].

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:218
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202103469/1/A3

202104040/1/R4

Bij besluit van 5 maart 2020 heeft het college een verzoek om handhaving van [appellanten] afgewezen. [appellanten] wonen aan de [locatie 1] in Almere. Op 26 december 2019 hebben zij het college verzocht om handhavend op te treden tegen de opslag van bouwafval en verschillende zaken op het platte dak van de naastgelegen woning aan de [locatie 2]. Ook hebben zij om handhavend optreden verzocht tegen het foutparkeren door de buren op de stoep en de oprit van [appellanten]. Het college heeft dit verzoek bij besluit van 5 maart 2020 afgewezen. Het college heeft het bezwaar van [appellanten] daartegen bij besluit van 24 september 2020 ongegrond verklaard. Volgens het college was het bouwafval inmiddels verwijderd en is de opslag van andere zaken op het platte dak niet verboden, zolang geen sprake is van strijd met het Bouwbesluit 2012. Tegen de gestelde parkeeroverlast heeft het college niet opgetreden, omdat bij uitgevoerde controles geen overtredingen zijn geconstateerd. De rechtbank heeft het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 24 september 2020 ongegrond verklaard. [appellanten] kunnen zich niet vinden in de uitspraak van de rechtbank en hebben daarom hoger beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:254
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202104040/1/R4

202104154/1/R2

Bij besluit van 8 mei 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veldhoven geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen aan [appellant] voor het realiseren van woonruimte in een bestaande schuur aan de [locatie] te Veldhoven. [appellant] is eigenaar van een perceel, gelegen aan de [locatie] te Veldhoven. Op 10 oktober 2019 heeft hij een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het verbouwen van een bestaande schuur tot woonruimte. Deze schuur staat achter zijn woonhuis op het perceel. Niet in geschil is dat beide gebouwen deel uitmaken van hetzelfde bouwperceel, een aaneengesloten stuk grond waarop bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat twee hoofdgebouwen op het perceel mochten worden gebouwd, zodat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens [appellant] moet de schuur, gelet op de bestemming, als een hoofdgebouw worden gekwalificeerd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:272
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202104154/1/R2

202105096/1/R1

Bij besluit van 8 juni 2021 heeft de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo het bestemmingsplan "Bogardeind 85 t/m 123" en het gelijknamige exploitatieplan vastgesteld. Het bestemmingsplan en het exploitatieplan hebben betrekking op gronden aan de oostzijde van het Bogardeind in Geldrop, tussen de Laan der Vier Heemskinderen en de Beukelaar. Dit deel van het Bogardeind heeft volgens de raad een te smal profiel. Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van dit gebied mogelijk, zodat de weg kan worden verbreed. De bestaande woningen met de nummers 85 tot en met 123 moeten daarvoor worden gesloopt. Op grotere afstand van de huidige weg zijn 35 nieuwe wooneenheden voorzien. De molenaars hebben beroep ingesteld onder de naam "Vrijwillige Molenaars ‘t Nupke". Molen ’t Nupke aan de Molenakker (hierna: de molen) staat op een afstand van ongeveer 110 m van het plangebied. De molenaars vrezen dat de met het plan mogelijk gemaakte woningbouw nadelige gevolgen voor de windvang van de molen zal hebben.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:214
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202105096/1/R1

202106937/1/R3

Bij besluit van 22 oktober 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog geweigerd aan [wederpartij] een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een berging in de overtuin [locatie 1], behorende bij de woning [locatie 2]. Achter de woning van [wederpartij] ligt een zogeheten overtuin. In die overtuin, tegen de westelijke perceelsgrens, stond een berging. Het college heeft [wederpartij] in 2014 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een nieuwe berging op het perceel, tegen de oostelijke perceelsgrens. In 2017 is geconstateerd dat de berging in afwijking van de verleende omgevingsvergunning verder naar achteren op het perceel is gebouwd. Om de berging te legaliseren heeft [wederpartij] op 14 juli 2019 een aanvraag ingediend om verlening van een omgevingsvergunning. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012 en de Bouwverordening. Het heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het bouwplan niet in strijd is met de bestemming "Overtuin" en de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd Dorpsgezicht". Het college heeft geweigerd de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:222
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202106937/1/R3

202107017/1/R3

Bij besluit van 21 juni 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een dakterras met een oppervlakte van ongeveer 13 m² aan de [locatie 1] te Rotterdam. [belanghebbende] wil een terras in het midden van het dak van zijn woning realiseren. Daarvoor is het nodig dat het middelste deel van de kap wordt verwijderd. Hij heeft daarvoor een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning ingediend. [appellant A] en [appellant B] wonen direct naast [belanghebbende], op het perceel [locatie 2]. Zij hebben vanuit de twee dakramen van hun zolderverdieping zicht op het dakterras. [appellant A] en [appellant B] zijn het niet eens met de verlening van de omgevingsvergunning. Zij vrezen dat het gebruik van het dakterras door [belanghebbende] leidt tot geluidsoverlast en een aantasting van hun privacy.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:219
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202107017/1/R3

202200124/1/A2

Bij besluit van 23 november 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een boete van € 10.000,- opgelegd aan de eigenaren van de [locatie] in Den Haag wegens onttrekking van de woning aan de woningvoorraad. [appellant] was samen met zijn drie zussen eigenaar van de woning. Het betreft een souterrainwoning met een slaapkamer, twee ruimtes, een badkamer en een keuken. In 2018 is geconstateerd dat de woning werd gebruikt voor onzelfstandige bewoning door meer dan drie personen. [appellant] is vervolgens in de gelegenheid gesteld deze situatie voor 10 januari 2019 te beëindigen of een vergunning aan te vragen. Tijdens controles op 21 februari 2019 en 7 mei 2019 is geconstateerd dat de onzelfstandige bewoning door meer dan drie personen nog niet is beëindigd. Aan [appellant] is vervolgens een last onder dwangsom opgelegd, waarbij is aangegeven dat de overtreding voor 22 juli 2019 moest zijn beëindigd. Om dit te constateren zijn toezichthouders diverse keren langs geweest om een controle uit te voeren, maar zij zijn er niet in geslaagd deze controle daadwerkelijk uit te voeren.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:270
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Boete
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202200124/1/A2

202200259/1/A2

Bij besluit van 9 maart 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog de door [appellant] aangevraagde vergunning verleend voor het onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning van het perceel [locatie 1] te Schiermonnikoog. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie 2] te Schiermonnikoog en de hierop gelegen woning. Op 5 januari 2018 heeft [appellant] een onttrekkingsvergunning aangevraagd voor het perceel [locatie 1] te Schiermonnikoog om woonruimte deels te onttrekken voor recreatief gebruik. Hierbij is rekening gehouden met een nog te realiseren uitbouw, waarvoor hij op dat moment een omgevingsvergunning had aangevraagd. Volgens de aanvraag om een onttrekkingsvergunning is de vloeroppervlakte voor recreatief gebruik 188 m² en de overblijvende vloeroppervlakte voor permanente bewoning 237 m². [partij] is eigenaar van het perceel [locatie 4] en de daarop gelegen woning. [partij] is het er niet mee eens dat het college aan [appellant] een onttrekkingsvergunning heeft verleend en hij heeft daarom bezwaar gemaakt tegen het verleningsbesluit. Het college heeft dit bezwaar bij besluit van 11 oktober 2018 ongegrond verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:273
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202200259/1/A2

202200476/1/A3

Bij besluit van 15 april 2020 heeft de korpschef van politie het verzoek van [appellant] tot inzage van de politiegegevens die over hem worden verwerkt op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens ingewilligd. [appellant] heeft bij de korpschef op 18 maart 2020 het volgende verzoek ingediend: "Graag ontvang ik mijn volledig dossier, vanaf het moment dat ik in aanraking ben gekomen met politie Alle gegevens.". De korpschef heeft zijn verzoek aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 25 van de Wpg. Bij besluit van 15 april 2020 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] gedeeltelijk ingewilligd en een overzicht gegeven van alle registraties en meldingen waarin persoonsgegevens van [appellant] worden verwerkt. Daarnaast heeft de korpschef [appellant] de mogelijkheid gegeven om de documenten fysiek in te zien. Van die mogelijkheid heeft [appellant] gebruikgemaakt. [appellant] heeft in mei 2020 te kennen gegeven dat in het overzicht de e-mailcorrespondentie ontbreekt tussen een agent en woningbouwvereniging Vestia. De korpschef heeft naar aanleiding hiervan naar de e-mails gezocht en heeft de desbetreffende e-mails gevonden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:220
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Politiegegevens
  • uitspraakin de zaak202200476/1/A3

202200749/1/R3

Bij besluit van 14 december 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp het wijzigingsplan "[locatie 1] " vastgesteld. Het perceel [locatie 1] 40 in Leiderdorp is een voormalige bedrijfskavel. Met het wijzigingsplan maakt het college de wens van de initiatiefnemer mogelijk om binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de bedrijfskavel maximaal twee woningen te realiseren. Ter plaatse van het perceel gold het bestemmingsplan "Oude Dorp". Dit bestemmingsplan bood de mogelijkheid om onder voorwaarden de bestemming "Bedrijf" te wijzigen naar de bestemming "Wonen". [appellant] woont op het naastgelegen perceel [locatie 1]. Hij is het niet eens met de vaststelling van het wijzigingsplan, onder meer omdat het plan volgens hem niet voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan "Oude Dorp" en met name omdat er onvoldoende parkeerplaatsen zijn.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:215
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak202200749/1/R3

202200983/3/R1

Bij tussenuitspraak van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2080, heeft de Afdeling de raad van de gemeente Aalsmeer opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de uitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 2 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uiterweg - Plasoevers 2021" te herstellen. Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied van de Uiterweg en de Westeinderplassen in Aalsmeer. Het plan is een actualisering en herziening van de bestaande bestemmingsplannen binnen de plangrens. Het is overwegend conserverend van aard. Tot het plangebied behoort het perceel van De Lente aan Uiterweg 419. Dat perceel bestaat uit een aantal eilanden met omliggend water in de Westeinderplassen. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het beroep van De Lente gebreken in het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan van 2 december 2021 aan het licht heeft gebracht die mogelijk kunnen worden hersteld. De raad is opgedragen die gebreken te herstellen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:236
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Noord-Holland
  • uitspraakin de zaak202200983/3/R1

202201060/1/A2

Bij drie afzonderlijke besluiten van 9 juli 2020 heeft de raad voor rechtsbijstand de vaststelling van de vergoeding voor door [appellante sub 2] verleende rechtsbijstand herzien en in samenhang vastgesteld. De raad heeft de vergoeding van de toevoeging 5DN0373 vastgesteld op € 3223,55 en de vergoeding van de toevoegingen 5DN0369 en 5DN0367 op nihil gesteld. [appellante sub 2] is advocaat en neemt deel aan het High Trust-programma van de raad. [appellante sub 2] heeft rechtsbijstand verleend aan [persoon A], die slachtoffer is van meerdere zedenmisdrijven. De raad heeft voor de rechtsbijstand toevoegingen verstrekt met zaakcode O013, een zogenoemde paraplutoevoeging die volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld is voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:256
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202201060/1/A2

202201361/1/R3

Bij besluit van 30 september 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee de aanvraag van [appellant] om verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een windmolen op het perceel [locatie] te Nieuwe-Tonge buiten behandeling gesteld. [appellant] exploiteert een melk- en rundveehouderij en fokkerij op het perceel. Hij wil ten behoeve van de bedrijfsvoering een windturbine met een ashoogte van 20 m plaatsen. Hij heeft daarvoor op 22 mei 2019 een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo ingediend. Het college heeft [appellant] bij brief van 19 juli 2019 laten weten dat de aanvraag niet volledig is en aangevuld moet worden met een uitgebreide ruimtelijke onderbouwing, zoals bedoeld in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor). Omdat [appellant] de gevraagde onderbouwing niet binnen de door het college gestelde termijn heeft gegeven, heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:221
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202201361/1/R3

202201423/1/R1

Bij besluit van 23 december 2021 heeft de raad van de gemeente Uithoorn het bestemmingsplan "RVR Drechthoeve De Kwakel" vastgesteld. Het op 23 december 2021 vastgestelde bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel [locatie] in De Kwakel, gemeente Uithoorn. Op dit perceel staan een boerderijwoning, een zomerhuis en agrarische bedrijfsopstallen. Het plan maakt de omvorming van de boerderijwoning, het zomerhuis en de grote stal tot in totaal 18 woningen mogelijk. Het plangebied ligt op gronden die op de kaart in bijlage 3 bij het Luchthavenindelingbesluit Schiphol met nummer 5 zijn aangewezen (het beperkingengebied LIB-5). Het bestemmingsplan is vastgesteld zonder een verklaring van geen bezwaar van de minister. [appellant sub 1] en de natuurlijke personen namens wie het beroep van de vereniging en anderen is ingesteld, wonen aan de Drechtdijk in De Kwakel. Zij vrezen dat uitvoering van het plan hun woon- en leefklimaat zal aantasten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:241
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Luchtvaart
  • RO - Noord-Holland
  • uitspraakin de zaak202201423/1/R1

202201501/1/A2

Bij besluit van 28 september 2020 heeft de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel het inleidend verzoek van [appellant A] en anderen om een raadgevend referendum te houden over het Gebiedspaspoort 2.0 Rivium afgewezen. [appellant A] en anderen hebben op 20 september 2020 een inleidend verzoek gedaan om een raadgevend referendum te houden over het Gebiedspaspoort 2.0 Rivium. Het Gebiedspaspoort 2.0 is een ambitiedocument voor de ontwikkeling van het nieuwe werk-woongebied Rivium in Capelle aan den IJssel. De referendumcommissie heeft de raad in het advies van 24 september 2020 geadviseerd dat het concept raadsbesluit over het Gebiedspaspoort 2.0 onderwerp van een referendum kan zijn. De raad heeft bij het besluit van 28 september 2020, gehandhaafd bij het besluit van 17 december 2020, besloten [appellant A] en anderen niet de gelegenheid te bieden tot het indienen van een definitief verzoek om een raadgevend referendum te houden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:213
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202201501/1/A2

202201593/3/R1

Bij besluit van 17 februari 2022 heeft de raad de gemeente Opmeer het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Veken 4" vastgesteld. Het bestemmingsplan dat de raad op 17 februari 2022 heeft vastgesteld, maakt de eerste fase van de ontwikkeling van bedrijventerrein De Veken 4 mogelijk. Dit bedrijventerrein vormt de derde uitbreiding van het bedrijventerrein De Veken. Het plangebied ligt aan de N241, ten noordoosten van de kern Spanbroek in de gemeente Opmeer. Aan de noordwestzijde grenst het plangebied aan het recreatiepark West-Friesland. De raad heeft het bestemmingsplan bij besluit van 15 december 2022 gewijzigd vastgesteld. Daarbij is de verbeelding gewijzigd ten opzichte van het op 17 februari 2022 vastgestelde plan. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], West-Friesland en [appellant sub 4] en anderen gebreken in het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan van 17 februari 2022 aan het licht hebben gebracht. De raad is opgedragen die gebreken te herstellen. Om aan de opdracht in de tussenuitspraak te voldoen, heeft de raad het bestemmingsplan bij het herstelbesluit opnieuw gewijzigd vastgesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:217
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Noord-Holland
  • uitspraakin de zaak202201593/3/R1

202201647/1/R3

Bij besluit van 21 december 2021 heeft de raad van de gemeente Zuidplas het bestemmingsplan "'t Lage, Moordrecht" vastgesteld. Het plangebied omvat de sportvelden aan de Sportlaan in Moordrecht. Dit sportpark was voorheen het onderkomen van voetbalvereniging VV Moordrecht en postduivenvereniging De Gevleugelde Vrienden. Om aan de uitbreidingswens van VV Moordrecht te kunnen voldoen, is het sportpark verplaatst naar de noordoostkant van Moordrecht. Bij de gemeente heeft zich vervolgens een initiatiefnemer gemeld, die op de vrijkomende sportvelden graag 85 woningen wil realiseren. Omdat dit initiatief op grond van de hiervoor geldende beheersverordening "Moordrecht" niet was toegestaan, heeft de raad het nu voorliggend plan vastgesteld. [appellante] woont naast het plangebied, aan de [locatie]. Zij vreest voor de gevolgen van het plan voor de leefbaarheid van haar omgeving, omdat de twee speelvelden naast haar huis geen recreatieve bestemming meer hebben.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:238
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak202201647/1/R3

202202119/1/R4

Bij besluit van 23 februari 2022 heeft de raad van de gemeente Baarn het bestemmingsplan “Landgoed Paleis Soestdijk” vastgesteld. Deze uitspraak gaat over het bestemmingsplan voor de herontwikkeling van het landgoed Paleis Soestdijk en de realisatie van woningen in het aangrenzende Alexanderkwartier. Tegen het plan heeft een aantal partijen beroep ingesteld. De oppervlakte van het landgoed bedraagt ongeveer 170 hectare. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Biltseweg. Langs een groot deel van de oostelijke begrenzing van het plangebied ligt de Amsterdamsestraatweg. Het plan voorziet in de restauratie van het paleis, herontwikkeling van tuin en park, de bouw van 98 appartementen in het Alexanderkwartier, de realisatie van een winkel, horecavoorziening en hotel, en de mogelijkheid delen van het landgoed te gebruiken voor evenementen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:249
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Utrecht
  • uitspraakin de zaak202202119/1/R4
  • persberichtbij de uitspraak in de zaak202202119/1/R4

202202305/1/R1

Bij besluit van 8 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland aan de gemeente Schouwen-Duiveland een omgevingsvergunning verleend voor het restaureren van de rijksmonumentale kademuren van de Oude Haven te Zierikzee. De gemeente is eigenaar van de kademuren van de Oude Haven te Zierikzee op het perceel kadastraal bekend gemeente Zierikzee, sectie L, perceelnummer 209. Zij wil de in slechte staat geraakte rijksmonumentale kademuren restaureren en heeft daarom op 10 juli 2019 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. Bij besluit van 8 oktober 2020 heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, f en g, van de Wabo verleend ten behoeve van de activiteiten bouwen, in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument en slopen. [appellant] woont op het adres [locatie] te Zierikzee en is daarmee omwonende van de locatie. Hij maakt zich zorgen over de gevolgen van de restauratie(werkzaamheden) voor zijn monumentale woning.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:230
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Monumenten
  • uitspraakin de zaak202202305/1/R1

202202826/1/A3

Bij besluit van 14 mei 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Culemborg het verzoek van [appellant sub 1] om zijn persoonsgegevens in de basisregistratie personen te wijzigen, afgewezen. [appellant sub 1] staat sinds 21 december 2001 ingeschreven in de brp. Hij heeft op 15 juli 2019 op grond van artikel 2.58 van de Wet brp verzocht zijn voornaam te veranderen van [voornaam A] naar [voornaam B], zijn geboortedatum te veranderen van [geboortedatum] 1986 naar [geboortedatum] 1981 en zijn geboorteplaats te veranderen van Niangtou naar Zhejiang. Hij heeft ook verzocht de persoonsgegevens van zijn ouders in de brp op te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant sub 1] met de overgelegde documenten heeft voldaan aan de eisen voor een uittreksel van een geboorteakte uit China, zoals bedoeld in de ‘Circulaire legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken’. Hij heeft echter niet aangetoond dat de geboorteakte op hem ziet en de hukou de juiste gegevens bevat.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:228
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Basisregistratie
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202202826/1/A3

202203260/1/A2

Bij besluit van 19 februari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht aan [appellant sub 2] een bestuurlijke boete van € 12.500,00 opgelegd. [appellant sub 2] is eigenaar van de woning aan de [locatie] in Utrecht. Naar aanleiding van een melding hebben inspecteurs van de gemeente Utrecht de woning op 28 januari 2020 en 23 november 2020 bezocht en geconstateerd dat kamers van de woning aan verschillende personen werden (onder)verhuurd. Zij hebben hun bevindingen neergelegd in op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Het college heeft daaruit opgemaakt dat het gebruik van de woning in strijd is met de Huisvestingswet 2014. [appellant sub 2] heeft daarop bij zienswijze van 29 januari 2021 aan het college te kennen gegeven dat hij de woning sinds 1 januari 2017 aan [huurder] verhuurt en dat in de huurovereenkomst, die hij bij zijn zienswijze heeft gevoegd, is opgenomen dat het appartement uitsluitend is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte voor [huurder] zelf of zijn gezin en dat het [huurder] niet is toegestaan huur- dan wel onderverhuurovereenkomsten met derden te sluiten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:271
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Boete
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202203260/1/A2

202203291/1/R3

Bij besluit van 22 maart 2022 heeft de raad van de gemeente Alblasserdam de bestemmingsplannen "Oost Kinderdijk 137-145", "Oost Kinderdijk 187a" en "Pijlstoep 31" vastgesteld. De eerste locatie waar Alblasserdam Oost Kinderdijk B.V. woningen wil bouwen, bevindt zich op het adres Oost Kinderdijk 137-145. Deze locatie wordt ook wel de "Baaslocatie" genoemd. Op deze locatie staat een pand waarin vroeger een meubelwinkel was gevestigd. Deze winkel heeft haar bedrijfsactiviteiten ter plaatse beëindigd. Het bestemmingsplan "Oost Kinderdijk 137-145" maakt het mogelijk op deze locatie een appartementengebouw te bouwen. Binnen het plangebied zijn maximaal 18 woningen toegestaan. De tweede locatie ligt daarachter, aan de Oost Kinderdijk 187a. Deze locatie staat ook bekend als de "Jonkerlocatie". Daar staat een kassencomplex dat niet meer wordt gebruikt. Alblasserdam Oost Kinderdijk B.V. wil dit kassencomplex slopen en op deze locatie woningen bouwen. Het bestemmingsplan "Oost Kinderdijk 187a" maakt deze ontwikkeling in juridisch-planologische zin mogelijk. Het adres van de derde locatie is Pijlstoep 31, ook wel de "Van Beest-locatie" genoemd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:275
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak202203291/1/R3

202203304/1/R3

Bij besluit van 3 maart 2022 heeft de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel het bestemmingsplan "Gytsjerk-Mûnein 2021" vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet onder meer in de toekenning van de bestemming "Bedrijf 1 - opslag hoveniersbedrijf" aan het kadastrale perceel Gytsjerk, [locatie 1] (hierna: het bedrijfsperceel). Op basis van het vorige bestemmingsplan "Gytsjerk 2006" had dit perceel de bestemming "Wonen". Met de planwijziging wordt de aanwezige opslag gelegaliseerd. [appellant A] en [appellant B] zijn eigenaren en bewoners van de Rinia van [locatie 2] te Gytsjerk. Zij zijn het niet eens met het bestemmingsplan, voor zover dit ziet op de toekenning van de bestemming "Bedrijf 1 - opslag hoveniersbedrijf" aan het bedrijfsperceel.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:224
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • RO - Friesland
  • uitspraakin de zaak202203304/1/R3

202203388/1/R1

Bij besluit van 6 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen aan [appellante sub 2] een omgevingsvergunning verleend voor het in strijd met het bestemmingsplan bouwen en gebruiken van een kas op het adres [locatie 1] te Molenschot, gemeente Gilze en Rijen (hierna: locatie 1). [appellante sub 2] is eigenaresse van locatie 1 en exploiteert een opkweek- en vermeerderingsbedrijf van aardbeien- en frambozenplanten. [appellante sub 2] wil de kassen op het adres [locatie 2] te Molenschot, gemeente Gilze en Rijen (hierna: locatie 2) saneren en alle bedrijfsactiviteiten concentreren op locatie 1. Bij afzonderlijke aanvragen van 17 juli 2020 heeft zij verzocht om omgevingsvergunningen voor de bouw en het gebruik van een kas en voor het uitbreiden van het teeltbedrijf ten behoeve van trayplanten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:245
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak202203388/1/R1

202203545/1/R3

Bij besluit van 16 december 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan Gideon Wonen B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van acht woningen aan de Provenierssingel 29 in Rotterdam. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan, omdat een ondersteunende constructie voor de balkons wordt geplaatst op gronden met de bestemming "Tuin", waar dat niet is toegestaan. Daarnaast overschrijdt het bouwplan het maximaal toegestane bouwvolume. Om het bouwplan mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdelen 1° en 2°, van de Wabo omgevingsvergunning verleend. Voor het vergroten van de inhoud van het gebouw is gebruik gemaakt van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in artikel 42.1.2 van de regels van het bestemmingsplan. Voor de balkonconstructie is gebruik gemaakt van artikel 4, aanhef en onderdeel 4, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. [appellant] woont aan de [locatie] in Rotterdam. Hij kan zich met het bouwplan niet verenigen, omdat hij onder meer vreest voor gevolgen voor lichtinval in zijn woning

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:274
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak202203545/1/R3

202204001/1/A2

Bij onderscheiden besluiten van 13 december 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellante] een boete opgelegd van € 20.500,- vanwege het zonder vergunning onttrekken van de woning aan de [locatie] in Amsterdam aan de woningvoorraad en een last onder dwangsom van € 50.000,- ineens als de overtreding na een week niet is gestaakt. [appellante] is eigenaar van de woning aan de [locatie]. Bestuurder van [appellante] is [bestuurder]. [bestuurder] heeft de woning gekocht voor zijn studerende kinderen. Tot 17 augustus 2019 stond de oudste zoon van [bestuurder], [zoon], op het adres ingeschreven in de basisregistratie personen. Met ingang van 1 juli 2019 is de woning verhuurd aan [persoon A] en met ingang van 1 januari 2020 aan [persoon B]. Op 16 oktober 2019 hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam een bezoek aan de woning gebracht naar aanleiding van een melding dat de woning aan toeristen wordt verhuurd. In het rapport van bevindingen dat van dit bezoek is opgemaakt is vermeld dat in de woning drie Franse toeristen verbleven. Zij hadden de woning via airbnb geboekt en hebben € 1.400,- betaald voor hun verblijf.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:269
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Boete
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202204001/1/A2

202204108/1/A2

Bij besluit van 19 maart 2020 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan [appellant] € 22.541,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2018 (€ 606,63), toegekend voor inkomensschade. [appellant] heeft een visserijbedrijf, gevestigd in Volendam, dat op het IJssel- en Markermeer vist. De minister heeft op 26 september 2016 het Projectplan Waterwet Versterking Houtribdijk vastgesteld op grond van artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet. In het projectplan zijn maatregelen opgenomen om de Houtribdijk te versterken. Op 4 september 2017 heeft [appellant] in opdracht van de minister zeven regels met acht fuiken verwijderd aan de Houtribdijk. De locaties zijn op 1 augustus 2019 weer vrijgegeven. Op 25 december 2018 heeft [appellant] verzocht om nadeelcompensatie. [appellant] stelt dat de uitvoering van de maatregelen in het projectplan en de verwijdering van de fuiken tot inkomensschade en extra kosten heeft geleid.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:223
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • Waterwet
  • uitspraakin de zaak202204108/1/A2

202204570/1/A3

Bij besluit van 12 maart 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een verzoek van [appellant] om rectificatie van zijn gegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, afgewezen. [appellant] heeft het college op 24 januari 2020 verzocht om zijn persoonsgegevens te rectificeren, nadat hij bij besluit van 15 januari 2020 een deel van zijn persoonsgegevens van het college had ontvangen. Hij is het er niet mee eens dat in de documenten staat: ‘[appellant] zoekt actief (…) op en tussen [appellant] en (…) vindt een (verbale) confrontatie plaats, waarbij zich een risico voor doet tot verdere escalatie’. Volgens hem zijn dit feiten en kloppen deze niet. Het college stelt dat de beschrijving niet gerectificeerd hoeft te worden, omdat deze een indruk dan wel een mening van een professional betreft en geen feitelijk gegeven. De beschrijving van [appellant] dat hij personen actief zou opzoeken, betreft geen feitelijk gegeven, maar maakt onderdeel uit van scenario’s. Het gaat daarbij om een overzicht met mogelijke gebeurtenissen en een daaraan gekoppelde handhavingsstrategie. Bij een van deze scenario's is een mogelijke rol van [appellant] weergegeven.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:243
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202204570/1/A3

202204627/1/A3

Bij besluit van 23 juli 2019 heeft de korpschef van de politie het verzoek van [appellant] om inzage in de politiegegevens die over hem worden verwerkt op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens gedeeltelijk ingewilligd. [appellant] heeft de korpschef op 6 mei 2019 verzocht om inzage in alle politiegegevens die de politie over hem heeft verwerkt. De korpschef heeft het verzoek bij besluit van 23 juli 2019 op grond van artikel 25 van de Wpg deels ingewilligd en een overzicht gegeven van alle registraties en meldingen zoals die zijn vastgelegd in het systeem Basisvoorziening Handhaving (BVH), Summ-IT en van antecedenten die op naam van [appellant] staan. Hiervan zijn een aantal registraties ingezonden naar het Openbaar Ministerie (hierna: OM). In het besluit van 29 oktober 2019 heeft de korpschef het besluit van 23 juli 2019 aangevuld met enkele BVH-registraties. Deze zijn allen ingezonden naar het OM. De rechtbank heeft overwogen dat het standpunt van de korpschef dat [appellant] inzage heeft gehad in alle op hem betrekking hebbende politiegegevens en dat er geen registraties zijn achtergehouden voor inzage, niet ongeloofwaardig is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:232
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Politiegegevens
  • uitspraakin de zaak202204627/1/A3

202205050/1/A2

Bij uitspraak van 14 juli 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het verzoek van [appellant] om schadevergoeding op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kennis te nemen. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. De deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Amsterdam heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. [appellant] stelt recht te hebben op een schadevergoeding ter hoogte van € 24.999,00 van de deken. Hij stelt dat de deken in drie tuchtrechtelijke kwesties onjuist heeft gehandeld, waardoor hij schade heeft geleden. In hoger beroep is in geschil of de rechtbank zich terecht onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van het verzoek om de deken te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding. De deken heeft op verzoek van [appellant] op grond van artikel 13, eerste lid, van de Advocatenwet een advocaat aangewezen. De aangewezen advocaat, mr. Jaeger, heeft een advies opgesteld waarin hij [appellant] afraadt een vordering in te stellen op Global State Management.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:242
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202205050/1/A2

202205340/1/A2

Bij negen afzonderlijke besluiten van 5 maart 2020 heeft de raad voor rechtsbijstand de vergoeding voor door [appellanten] verleende rechtsbijstand herzien en in samenhang vastgesteld op € 549,04 voor toevoeging 4NK2409, op € 549,04 voor toevoeging 4NK2414, op € 549,04 voor toevoeging 4NK2415, op € 665,56 voor toevoeging 4MZ0335, op € 534,07 voor toevoeging 4MZ0340, op € 534,07 voor toevoeging 4MZ0342, op € 534,07 voor toevoeging 4MX5465, op € 534,07 voor toevoeging 4MX5462, en op € 534,07 voor toevoeging 4MX5466. [appellanten] zijn rechtsbijstandverleners en namen deel aan het High Trust-programma van de raad. [appellanten] hebben rechtsbijstand verleend aan [persoon C] en [personen D en E]. De raad heeft hiervoor toevoegingen verstrekt met zaakcode O013, een zogenoemde paraplutoevoeging die volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld is voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:257
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202205340/1/A2

202205342/1/A2

Bij besluit van 5 maart 2020 heeft de raad voor rechtsbijstand een voor een toevoeging aan [appellant] vastgestelde vergoeding ter hoogte van € 801,73 ingetrokken. [appellant] is advocaat en nam deel aan het High Trust-programma van de raad. De zoon van [persoon A] en [persoon B] is om het leven gekomen bij een schietpartij in Amsterdam. [appellant] heeft aan [persoon A] en [persoon B] rechtsbijstand verleend. De raad heeft voor de rechtsbijstand aan [persoon B] een toevoeging verstrekt met zaakcode O013 (gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel) en met kenmerk 4MX6304. Deze zogenoemde paraplutoevoeging is volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:155
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202205342/1/A2

202205344/1/A2

Bij zes afzonderlijke besluiten van 5 maart 2020 heeft de raad de vergoeding voor door [appellant A] en [appellant B] verleende rechtsbijstand herzien en in samenhang vastgesteld op € 789,65 voor toevoeging 4MX6304, op € 811,78 voor toevoeging 4NM4380, op € 811,78 voor toevoeging 4NM4379, op € 789,65 voor toevoeging 4MX6306, op € 789,65 voor toevoeging 4NE1842, en op € 623,11 voor toevoeging 4NM0954. [appellant A] en [appellant B] zijn advocaat en namen deel aan het High Trust-programma van de raad. [appellant A] en [appellant B] hebben rechtsbijstand verleend aan [persoon C], [persoon D], [persoon E], [persoon F], [persoon G] en [persoon H]. De raad heeft hiervoor toevoegingen verstrekt met zaakcode O013, een zogenoemde paraplutoevoeging die volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld is voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:259
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202205344/1/A2

202205346/1/A2

Bij besluit van 27 maart 2020 heeft de raad voor rechtsbijstand de aan [appellant] toegekende toevoeging voor het verlenen van rechtsbijstand met het kenmerk 4MM8737 ingetrokken. [appellant] is advocaat en nam deel aan het High Trust-programma van de raad. De dochter van [persoon A] en [persoon B] is door haar ex-vriend vermoord. [appellant] heeft aan [persoon A] en [persoon B] rechtsbijstand verleend. De raad heeft voor de rechtsbijstand aan [persoon B] een toevoeging verleend met zaakcode O013 (gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel) en met kenmerk 4MM8737. Deze zogenoemde paraplutoevoeging is volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:260
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202205346/1/A2

202205347/1/A2

Bij besluit van 13 april 2020 heeft de raad voor rechtsbijstand de vergoeding voor door [appellant] verleende rechtsbijstand voor de toevoeging met het kenmerk 4NK5480 vastgesteld op € 0,00. [appellant] is advocaat en nam deel aan het High Trust-programma van de raad. [appellant] heeft rechtsbijstand verleend aan twee minderjarige dochters en hun moeder. De vader van de minderjarigen, die ook de voormalige partner van de moeder was, is vermoord. De raad heeft voor de rechtsbijstand aan de minderjarigen één toevoeging verleend, met het kenmerk 4NK5480 en zaakcode O013. Deze zogenoemde paraplutoevoeging is volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:261
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202205347/1/A2

202205348/1/A2

Bij besluit van 18 maart 2020 heeft de raad voor rechtsbijstand een voor de toevoeging met kenmerk 4MY8363 aan [appellant] vastgestelde vergoeding ter hoogte van € 981,33 ingetrokken. [appellant] is advocaat en nam deel aan het High Trust-programma van de raad. [persoon A] en [persoon B] zijn partners. De ouders van [persoon B] zijn na een roofoverval in hun woning om het leven gebracht. De raad heeft voor de rechtsbijstand aan [persoon A] en [persoon B] verschillende toevoegingen verstrekt met zaakcode O013 (gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel). Deze zogenoemde paraplutoevoeging is volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:262
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202205348/1/A2

202205389/1/A2

Bij zes afzonderlijke besluiten van 18 maart 2020 heeft de raad voor rechtsbijstand de vergoeding voor door [wederpartij A] en [wederpartij B] verleende rechtsbijstand herzien en in samenhang vastgesteld op € 661,86 voor toevoeging 4MY8359, op € 661,86 voor toevoeging 4MZ0776, op € 661,86 voor toevoeging 4MY8365, op € 661,86 voor toevoeging 4MZ0750, op € 684,78 voor toevoeging 4MZ9025, en op € 661,86 voor toevoeging 4MZ9029. [wederpartij A] en [wederpartij B] zijn advocaat en namen deel aan het High Trust-programma van de raad. [wederpartij A] en [wederpartij B] hebben rechtsbijstand verleend aan [persoon C], [persoon D] en [persoon E]. De raad heeft hiervoor toevoegingen verstrekt met zaakcode O013, een zogenoemde paraplutoevoeging die volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld is voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:263
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202205389/1/A2

202205391/1/A2

Bij afzonderlijke besluiten van 7 april 2020 heeft de raad voor rechtsbijstand de vergoeding voor door [wederpartij] verleende rechtsbijstand herzien en in samenhang vastgesteld op € 1936,11 voor toevoeging 4NJ6477, op € 746,10 voor toevoeging 4NQ7274, en op € 746,10 voor toevoeging 4NQ8830. [wederpartij] is advocaat en nam deel aan het High Trust-programma van de raad. [wederpartij] heeft rechtsbijstand verleend aan [persoon A], [persoon B] en [persoon C]. De raad heeft voor de rechtsbijstand aan [persoon B] en [persoon C] toevoegingen verstrekt met zaakcode O013, een zogenoemde paraplutoevoeging die volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld is voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:264
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202205391/1/A2

202205395/1/R1

Bij besluit van 26 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal besloten over te gaan tot invordering van door [appellant] verbeurde dwangsommen van € 40.000,00. Bij besluit van 5 september 2018 heeft het college [appellant] onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,00 per week met een maximum van € 40.000,00 gelast om de op het perceel aan de [locatie] te Rilland in afwijking van de bij besluit van 17 februari 2010 verleende vergunning met kenmerk R2007/105 gebouwde bouwwerken te verwijderen en verwijderd te houden dan wel om conform deze vergunning een goedgekeurde bluswatervoorziening aan te brengen en de constructie van loodsen 3 en 4 aan te passen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:253
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202205395/1/R1

202205723/1/R3

Bij besluit van 30 september 2021 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van de woningen gelegen aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Den Haag door het maken van een dakopbouw met een dakterras aan de achterzijde. [vergunninghouder] heeft bij besluit van 30 september 2021 een omgevingsvergunning gekregen voor het vergroten van de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Den Haag door het maken van een dakopbouw met een dakterras aan de achterzijde. [appellant] en [partij] wonen achter het pand van [vergunninghouder], aan de [locatie 3] respectievelijk de [locatie 4]. Zij hebben beiden bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 september 2021, omdat zij, samengevat, menen dat de te realiseren dakopbouw onaanvaardbare gevolgen heeft voor de bezonning van hun woningen. [appellant] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat er een evidente tekenfout zit in de verbeelding bij het bestemmingsplan. De begrenzing van de aanduiding tot waar een dakopbouw mag worden gebouwd op het perceel van [vergunninghouder] is namelijk niet juist op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:247
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202205723/1/R3

202205799/1/R1

Bij besluiten van 30 juli 2019, 3 december 2019 en 22 september 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere lasten onder dwangsom opgelegd ter zake van het recreatief verhuren van de hoofdwoning en het bijgebouw aan de [locatie] in Westkapelle. [appellante] heeft op 10 januari 2024 enkele nadere stukken per e-mail aan de Afdeling gezonden. De Afdeling ziet geen reden de te late indiening te passeren en zal die stukken daarom niet betrekken in haar beschouwingen. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de commissie bezwaarschriften en de rechtbank wezenlijke informatie heeft onthouden, waardoor die niet in staat zijn geweest te beoordelen of het college in strijd heeft gehandeld met de bij hem levende opvattingen over de Huisvestigingsverordening. Die opvattingen waren voor [appellante] niet eerder kenbaar. Daardoor was het voor de commissie en de rechtbank ook niet mogelijk om te beoordelen of het college heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:255
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202205799/1/R1

202206221/1/R1

Bij besluit van 16 februari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan The Butcher een last onder dwangsom opgelegd om het gebruik van het pand aan de Albert Cuypstraat 129H te Amsterdam ten behoeve van horeca van categorie 3, als bedoeld in het bestemmingsplan De Pijp 2018, te staken. Vanaf 2011 exploiteert The Butcher in een pand aan de Albert Cuypstraat 129H te Amsterdam een hamburgerrestaurant. Op het perceel rust volgens het aldaar geldende bestemmingsplan "De Pijp 2018" de bestemming "Gemengd - 2" met de aanduiding "horeca van categorie 4". Op 8 augustus 2020 en 26 september 2020 hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam controles uitgevoerd. Geconstateerd is dat in een deel van het pand van The Butcher activiteiten plaatsvinden zonder dat daarvoor de vereiste omgevingsvergunning is verleend. Deze activiteiten vallen onder horeca van categorie 3 als bedoeld in het bestemmingsplan. Volgens het college is daarom sprake van handelen in strijd met artikel 6.1, aanhef en onder i, van de planregels in samenhang bezien met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:244
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202206221/1/R1

202206328/1/A2

Bij besluit van 14 oktober 2020 heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven de aanvraag van [appellant] om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen. Op 7 augustus 2020 heeft [appellant] een aanvraag ingediend om een uitkering uit het schadefonds. [appellant] stelt dat hij op 26 maart 2020 slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf naar aanleiding van een conflict over de verkoop van een auto. Door dit misdrijf heeft hij lichamelijk letsel en psychische klachten opgelopen. Hij heeft tot en met 1 april 2020 in het ziekenhuis gelegen. Hij stelt dat hij langer medische verzorging in het ziekenhuis nodig had, maar dat dat door de coronacrisis niet kon. In het ziekenhuis is hij ook besmet geraakt met het coronavirus. Op 12 juni 2020 heeft [appellant] aangifte gedaan. Deze aangifte is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Volgens de CSG is er onvoldoende objectieve informatie om aannemelijk te achten dat [appellant] slachtoffer is geworden van een opzettelijke gepleegd misdrijf als bedoeld in de Wet schadefondsgeweldsmisdrijven.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:234
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202206328/1/A2

202206515/1/R1

Bij besluit van 19 december 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer het verzoek van [partij] om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van een paal op de erfgrens tussen de percelen van [appellante] en [partij], afgewezen. [appellante] woont op een woonboot aan de [locatie 1]. Naast haar woont [partij] op een woonboot op [locatie 2]. [appellante] heeft ter bescherming van haar woonboot tegen aanvaringen een paal laten slaan op de erfgrens tussen de woonboten. [partij] ervaart hierdoor hinder met het in- en uitvaren van zijn plezierboot. [partij] heeft op 18 juli 2019 een verzoek tot handhaving gedaan bij het college omdat de paal volgens hem illegaal aanwezig is. Bij besluit van 19 december 2019 heeft het college dit verzoek afgewezen. Het college heeft bij besluit van 22 september 2022, in afwijking van het advies van de vaste commissie van advies voor bezwaarschriften (hierna: de commissie), het bezwaar van [partij] tegen het besluit van 19 december 2019 ongegrond verklaard. De commissie adviseerde om het bezwaar gegrond te verklaren.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:246
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202206515/1/R1

202206726/1/A2

Bij besluit van 10 juli 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant] een boete opgelegd van € 20.500,- voor het zonder vergunning onttrekken van de woning aan de [locatie] in Amsterdam aan de woningvoorraad. [appellant] is eigenaar van de woning aan de [locatie] in Amsterdam. Hij heeft tot 2 april 2019 op dit adres ingeschreven gestaan in de basisregistratie personen. Op 16 juli 2019 hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam de woning bezocht. Uit het daarvan opgemaakte rapport van bevindingen blijkt dat in de woning drie prostituees aanwezig waren. Zij hebben verklaard dat zij geen huurcontract hadden en dat zij aan het eind van de maand € 1.500,- contant moeten betalen aan een voor hun onbekende man die de huur komt halen. Verder hebben zij verklaard dat zij niet op het adres wonen, maar er gemiddeld drie à vier dagen in de week werken. Voor hen zaten er Roemeense dames in de woning. De sleutel hebben zij gekregen van een kennis, aldus de vrouwen. Volgens het college is de woning in strijd met artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 aan de bestemming tot bewoning onttrokken of onttrokken gehouden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:268
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Boete
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202206726/1/A2

202206863/1/A2

Bij twee afzonderlijke besluiten van 27 januari 2021 heeft de raad voor rechtsbijstand vergoedingen op twee aan [wederpartij] toegekende vergoedingen voor het verlenen van rechtsbijstand in samenhang vastgesteld op € 3948,16. [wederpartij] is advocaat en heeft rechtsbijstand verleend aan [persoon A] en [persoon B]. De raad heeft voor deze rechtsbijstand toevoegingen verstrekt met zaakcode O013, een zogenoemde paraplutoevoeging die volgens de werkinstructie "O013 gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel" bedoeld is voor het slachtoffer of diens nabestaande(n) in een strafzaak of het vorderen van (aanvullende) schadevergoeding in een civiele procedure bij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven met een bekende verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van samenhangende procedures zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Bvr. De procedures van [persoon B] en [persoon A] zijn wel gelijktijdig op een zitting behandeld, maar deze zijn niet naar hun aard verknocht.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:258
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202206863/1/A2

202207391/1/A2

Bij besluit van 19 juni 2020 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg het verzoek van WSR om een tegemoetkoming in schade afgewezen. Bij besluit van provinciale staten van Limburg van 29 juni 2012 is het provinciale inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg 2012 vastgesteld. Het inpassingsplan is op 11 maart 2015 in werking is getreden en is de planologische grondslag voor het realiseren van de zogenoemde Buitenring Parkstad Limburg, een ringweg rondom de stadsregio Parkstad Limburg. Het inpassingsplan voorziet, direct aan de noordelijke grens van het bedrijventerrein, in een nieuwe aansluiting van de buitenring op de A76 in de vorm van een grote rotonde. Deze nieuwe aansluiting heeft geleid tot aanpassingen in het onderliggend wegennet. Eén van deze aanpassingen is dat afrit 5 (Nuth), die voorheen aansloot op de zuidelijke kant van het bedrijventerrein, is verplaatst. Voorheen kon het verkeer over de A76 van noord (Schinnen) naar zuid (Nuth) afslaan bij afrit 5 (Nuth). Die afrit kwam via de Daelderweg direct uit op het bedrijventerrein.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:229
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202207391/1/A2

202300310/1/A2

Bij besluit van 26 maart 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een opbouw op de aanbouw van de woning aan het [locatie A] in Zaandam. [appellant] is eigenaar van de woning aan het [locatie A] in Zaandam. Bij besluit van 14 oktober 2020 is, nadat [appellant] tijdens de bezwaarprocedure een aangepast bouwplan had ingediend, een vergunning voor het plaatsen van de opbouw verleend. [belanghebbende] was de achterbuurman van [appellant]. De voorzieningenrechter heeft op 3 juni 2021 het beroep van [belanghebbende] tegen de verlening van de omgevingsvergunning gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Volgens de rechtbank is het besluit van 14 oktober 2020 onzorgvuldig voorbereid en gemotiveerd, omdat er geen rekening is gehouden met de belangen van [belanghebbende]. [appellant] heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Bij besluit van 20 september 2021 heeft het college alsnog geweigerd de door [appellant] gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. [appellant] is hiertegen in beroep gegaan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:216
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202300310/1/A2

202300367/1/A2

Bij uitspraak van 9 december 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van [appellant]. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. [appellant] stelt recht te hebben op een schadevergoeding van de raad. Volgens hem heeft de raad zijn aanvraag om gefinancierde rechtsbijstand in een grensoverschrijdend geschil niet op juiste wijze vertaald in het Duits, waardoor hij schade heeft geleden. In hoger beroep is in geschil of de rechtbank zich terecht onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van het verzoek om de raad te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. [appellant] is eigenaar van onroerend goed in Eckartsberga (Duitsland). De raad heeft op 26 mei 2020 een aanvraag van [appellant] om grensoverschrijdende rechtsbijstand voor een geschil over het onroerende goed ingediend bij het Ambtsgericht. 5. Op 5 november 2020 heeft het Amtsgericht de aanvraag afgewezen, omdat [appellant] teveel vermogen heeft om in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtsbijstand.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:239
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202300367/1/A2

202300474/1/A2

Bij besluit van 23 augustus 2021 heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven de aanvraag van [appellante] om een tegemoetkoming op basis van de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg afgewezen. Op 18 februari 2021 heeft [appellante] een aanvraag om een tegemoetkoming ingediend op basis van de Tijdelijke regeling. Zij stelt dat zij in de periode 1950-1955 in een kindertehuis aan de Oranje Nassaulaan in Amsterdam en in een pleeggezin verbleef waar zij slachtoffer is geworden van fysiek en psychisch geweld. De CSG heeft bij besluit van 23 augustus 2021 de aanvraag van [appellante] afgewezen. Volgens de CSG is er geen objectieve informatie, zoals een voogdijregisterkaart, waaruit blijkt dat de instelling waar [appellante] verbleef een instelling is in de zin van de Tijdelijke regeling. Ook is bij de CSG niet gebleken dat [appellante] onder de verantwoordelijkheid van de overheid bij een pleeggezin is geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat de CSG voldoende onderzoek heeft gedaan en terecht heeft besloten dat onvoldoende aannemelijk is dat [appellante] onder verantwoordelijkheid van de overheid in een instelling of een pleeggezin is geplaatst.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:235
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202300474/1/A2

202300498/1/A3

[appellant] heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het door hem gedane verzoek om inzage van persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming door het CAK. Bij mondelinge uitspraak van 1 december 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, het CAK veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een dwangsom van € 1.442,00 en het CAK veroordeeld tot betaling van een proceskostenvergoeding van € 379,50. [appellant] komt in hoger beroep uitsluitend op tegen de hoogte van de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling. Hij voert aan dat de rechtbank ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de brieven van 24 februari 2022 en 24 november 2022.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:233
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202300498/1/A3

202300510/1/A2

Bij besluit van 2 februari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Groningen het verzoek om nadeelcompensatie van [appellant] afgewezen. [appellant] heeft het college op 10 mei 2019 verzocht om nadeelcompensatie op grond van de Algemene Nadeelcompensatieverordening gemeente Groningen (hierna: de verordening). Hij stelt schade te hebben geleden doordat hij de vier panden als gevolg van het besluit van 17 augustus 2010 niet meer mocht verhuren voor raamprostitutie. Hij begroot de schade vanaf 1 januari 2016 op € 139.640,- per jaar. [appellant] is sinds 30 juli 1999 eigenaar van de panden [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] en sinds 31 augustus 1990 (mede)eigenaar van het pand [locatie 4] in het A-kwartier in Groningen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:227
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202300510/1/A2

202300816/1/A2

Bij besluit van 10 oktober 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant] een boete opgelegd van € 18.000,- wegens het zonder vergunning omzetten van een zelfstandige woonruimte op het adres [locatie] in Amsterdam in onzelfstandige woonruimten. [appellant] is sinds 29 april 2016 eigenaar van de woning aan de [locatie] in Amsterdam. De woning wordt verhuurd. [appellant] heeft een beheerovereenkomst gesloten met [bedrijf]. [bedrijf] beheert op basis van die overeenkomst enkele panden van [appellant], waaronder de woning. De woning bestaat uit twee bouwlagen. De eerste bouwlaag bestaat uit een woonkamer, een keuken, een badkamer, een toilet, een washok en een slaapkamer. De tweede bouwlaag bestaat uit vier slaapkamers, een badkamer en een toilet. Het college heeft aan [appellant] een bestuurlijke boete opgelegd, omdat uit het bezoek van de toezichthouders is gebleken dat de woonruimte aan de [locatie] in Amsterdam in strijd met artikel 21, aanhef en onder sub c, van de Huisvestingswet 2014 van zelfstandige in onzelfstandige woonruimten is omgezet of omgezet is gehouden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:267
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Boete
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202300816/1/A2

202301343/1/A2

Bij besluit van 12 januari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg aan [appellant] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 3.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag tot aan de dag van betaling van de tegemoetkoming. [appellant] is eigenaar van de woning aan de [locatie] te Hardenberg met bijbehorend perceel, kadastraal bekend gemeente Hardenberg, sectie O, nr. 2885. Hij is tevens eigenaar van het belendend perceel, kadastraal bekend gemeente Hardenberg, sectie O, nr. 3833. Op basis van de conclusies van de planologische vergelijking heeft een taxatie van de waarde van de onroerende zaken plaatsgevonden. Volgens de taxatie is de waarde van de onroerende zaken als gevolg van de planologische verslechtering op de peildatum van de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan op 26 mei 2016 (hierna: de peildatum) gedaald van € 375.000,00 naar € 360.000,00 en heeft [appellant] een schade van € 15.000,00 geleden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:225
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202301343/1/A2

202301344/1/A2

Bij besluit van 16 september 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant] een bestuurlijke boete opgelegd van € 20.500,00 wegens het zonder vergunning aan de woonvoorraad onttrekken van de woning aan de [locatie A] in Amsterdam. [appellant] is eigenaar van de woning aan [locatie A] in Amsterdam. Hij verhuurde de woning aan een broer en zus. De woning heeft vier etages. Op 10 juli 2019 hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam de woning bezocht naar aanleiding van een leegstandsmelding. Uit het daarvan opgemaakte rapport van bevindingen volgt dat in de woning in totaal vier toeristen zijn aangetroffen, verdeeld over twee groepen, die de gehele woning tot hun beschikking hadden. De eerste groep toeristen had voor de periode 9 juli 2019 - 12 juli 2019 via AirBnB geboekt. Het college stelt zich op het standpunt dat de woning is onttrokken aan de woonvoorraad ten behoeve van toeristische verhuur, terwijl daarvoor geen vergunning is verleend, en dat aan de voorwaarden die de toeristische verhuur van een woning vergunningvrij mogelijk maken niet is voldaan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:266
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Boete
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202301344/1/A2

202305404/1/A2

Op 9 maart 2023 hebben de docenten wetenschappelijke vorming van de master Geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam aan [appellante] meegedeeld dat de opdracht van het vak Evidence Based Medicine, inhoudende een revisie van de eigen casus, met een onvoldoende is beoordeeld. [appellante] volgt de master Geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Twee van de onderdelen die zij voor de master nog moet behalen zijn EBM en Ethiek. Beide vallen onder het lijnonderwijs Academische Vorming, waar de EUR 3 EC aan toerekent. Het onderdeel EBM bestaat uit vijf opdrachten en één eindwerk. Van de vijf opdrachten mag maximaal één opdracht met een onvoldoende worden afgerond. Bij een onvoldoende kan er een herstelopdracht worden gemaakt. Is de herstelopdracht voldoende, dan kan daarmee een onvoldoende worden weggenomen. In de studiejaren 2018-2020 heeft [appellante] deelgenomen aan het lijnonderwijs AV. In mei 2020 heeft [appellante] te horen gekregen dat zij de lijn AV opnieuw moet volgen. Zij heeft daarom het EBM-onderwijs voor een tweede keer gevolgd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:168
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202305404/1/A2

202305444/1/A2

Bij beslissing van 28 maart 2023 heeft het College van Bestuur van Tilburg University ter uitvoering van de uitspraak van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs van 28 december 2022 (CBHO 2022/112) opnieuw beslist op het bezwaar van [appellante] tegen de beslissing van 9 september 2021, het bezwaar gegrond verklaard, en de melding als referent van 16 september 2021 aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) wegens onvoldoende studievoortgang van [appellante] ingetrokken. [appellante] heeft in het studiejaar 2020-2021 ingeschreven gestaan aan de Tilburg University voor de premasteropleiding Business Economics. Zij heeft voor het collegejaar 2021/2022 op 5 juli 2021 een verzoek ingediend om inschrijving voor de Masteropleiding Economics. Op 20 juli 2021 heeft zij naar aanleiding hiervan van de examencommissie een toelatingsbesluit ontvangen. Op 28 augustus 2021 heeft zij haar aanmelding voor de Masteropleiding Economics ingetrokken. Bij de beslissing van 9 september 2021 heeft het college besloten de verblijfsvergunning van [appellante] af te melden bij de Immigratie en Naturalisatiedienst omdat zij geen punten had gehaald voor de premasteropleiding.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:252
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202305444/1/A2

202305559/1/A2

Op 24 april 2023 heeft de examencommissie van de Erasmus School of Medicine de beslissing genomen om [appellante] geen derde kans toe te kennen voor het lijnonderwijs Academische Vorming van de master Geneeskunde. [appellante] volgt de master Geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: de EUR). Twee van de onderdelen die zij voor de master nog moet behalen zijn Evidence Based Medicine en Ethiek. Beide vallen onder het lijnonderwijs AV, waar de EUR 3 EC aan toerekent. Het onderdeel EBM bestaat uit vijf (deel)opdrachten en één eindwerk. Van de vijf opdrachten mag maximaal één opdracht met een onvoldoende worden afgerond. Bij een onvoldoende voor een opdracht kan er een herstelopdracht worden gemaakt. Is de herstelopdracht voldoende, dan kan daarmee een onvoldoende worden weggenomen. In de studiejaren 2018-2020 heeft [appellante] deelgenomen aan het lijnonderwijs AV. In mei 2020 heeft [appellante] te horen gekregen dat zij de lijn AV opnieuw moet volgen. Zij heeft daarom het EBM-onderwijs voor een tweede keer gevolgd. Vervolgens heeft [appellante] drie van de vijf opdrachten ingeleverd en slechts één opdracht met een voldoende afgerond.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:169
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202305559/1/A2

202305885/1/A2

Bij beslissing van 19 mei 2022 heeft de examencommissie van de Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) van de Technische Universiteit Delft een zonder naam en studentnummer aangetroffen tentamenformulier van het tentamen Control System Design (EE4C04) dat plaatsvond op 21 januari 2022 toegeschreven aan [appellant], waardoor hij voor dit vak het eindcijfer 4 heeft behaald. In maart 2022 heeft hij contact opgenomen met de vakdocent, omdat hij nog geen resultaat had ontvangen. Bij onderzoek is geen tentamen met naam en collegekaartnummer van [appellant] aangetroffen maar wel één antwoordblad zonder naam en collegekaartnummer. Het CBE stelt zich op het standpunt dat dit antwoordblad aan [appellant] moet toebehoren en heeft hem na beoordeling van de op het blad vermelde antwoorden het cijfer 4 toegekend. [appellant] is het niet eens met het door het CBE in standgelaten besluit hem het cijfer 4 toe te kennen. Hij heeft deelgenomen aan het tentamen en zijn antwoordenblad ingeleverd bij de studentassistent.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:250
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202305885/1/A2

202306029/1/A2

Bij e-mailbericht van 22 maart 2023 heeft [appellant] verzocht hem toe te staan gebruik te maken van een laptop bij tentamens of, indien dit niet mogelijk zou zijn, hem bij het maken van tentamens extra tijd toe te kennen. [appellant] heeft verzocht om bij tentamens gebruik te mogen maken van een laptop en, indien dat niet mogelijk is, toekenning van meer tijd voor de tentamens. Naar hij zelf in die verzoeken stelt heeft [appellant] geen medische beperking, maar een zeer onduidelijk handschrift. Hij heeft dit ook bij toetsen te horen gekregen. Pogingen om netter te schrijven leveren extra stress op en hij komt erdoor in tijdnood. Ook heeft hij het idee dat hij minder punten krijgt toegekend omdat onderdelen van zijn antwoord onleesbaar zijn. [appellant] heeft er verder op gewezen dat de studentendecaan zijn verzoek ondersteunt. Het CBE heeft het administratief beroep tegen de afwijzing van het verzoek met betrekking tot het gebruik van de laptop ongegrond verklaard. Op het verzoek om toekenning van extra tijd bij tentamens heeft het niet beslist omdat [appellant] dit verzoek volgens het CBE pas in de administratief beroepsfase heeft ingediend.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:251
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202306029/1/A2

202306206/1/R3

Bij brief van 29 augustus 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland het verzoek van [appellant] tot vaststelling van een wijzigingsplan voor het perceel [locatie] te Maasland afgewezen. De zaak gaat over het gebruik van de woning op het perceel [locatie] te Maasland door [appellant] en zijn gezin. Ter plaatse wordt door [partij] een glastuinbouwbedrijf geëxploiteerd, waarvoor [appellant] voorheen heeft gewerkt. Omdat [appellant] niet langer werkzaam is voor [partij], en ter plaatse alleen het gebruik van de woning als bedrijfswoning is toegestaan, handelt [appellant] in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Glastuinbouwgebieden". Dit is in rechte komen vast te staan in de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2457. [appellant] probeert met zijn verzoek om vaststelling van een wijzigingsplan de status van de bedrijfswoning te veranderen naar plattelandswoning, zodat het gebruik van de woning kan worden gelegaliseerd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:226
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak202306206/1/R3

202306361/1/A2

Bij beslissing van 10 juli 2023 heeft de examencommissie van Saxion Hogeschool het verzoek van [appellante] om in aanmerking te komen voor een derde toetskans voor twee opdrachten -het individuele Personal Development Plan en de individuele Justification of research approach (hierna: Jora)- van het Smart Solutions Semester afgewezen. Op 19 juni 2023 heeft [appellante] verzocht om een extra herkansing voor de vakken PDP en Jora. Zonder deze herkansing zou zij het hele Smart Solutions Semester over moeten doen, wat zou leiden tot een studievertraging van een half jaar. Door het niet halen van PDP en Jora mist zij nog slechts 3 van de 25 studiepunten die met het Smart Solution Semester behaald kunnen worden. Bij beslissing van 10 juli 2023 heeft de examencommissie het verzoek afgewezen omdat het resultaat voor de herkansing op 20 september 2022 bekend is gemaakt en het verzoek om een extra herkansing niet, zoals vereist, binnen een week daarna is ingediend. Het CBE heeft het hier tegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard omdat de termijn voor indiening van een verzoek om een extra toetskans is overschreden en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:248
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202306361/1/A2

202306783/1/A2

Bij beslissing van 1 juni 2023 heeft de examencommissie Academie Bestuur, Recht en Ruimte van Saxion Hogeschool het verzoek van [appellante] om een extra toetskans voor de modulen ‘Strafrecht’ en ‘Nederland binnen Europa en de wereld’, afgewezen. Naar aanleiding van het ingediende beroep bij het CBE heeft de examencommissie op 3 juli 2023 en op 5 juli 2023 gesprekken met [appellante] gevoerd. Hieruit is een schikking gekomen waarvan de uitkomst bij beslissing van 5 juli 2023 op papier is gezet. Bij deze beslissing heeft de examencommissie [appellante] voorwaardelijk in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan een extra toetskans voor de modulen ‘Strafrecht’ en ‘Nederland binnen Europa en de wereld’. Op 13 juli 2023 heeft [appellante] het administratief beroep ingetrokken, waarbij zij heeft aangegeven dat het verzoek om toekenning van de proceskostenvergoeding ongewijzigd in stand blijft. Bij de beslissing van 10 oktober 2023 heeft het CBE hierop beslist en dat verzoek afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:237
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202306783/1/A2

202306886/1/A2

Bij beslissing van 1 augustus 2023 is het verzoek van [appellante] tot verlaging van het verschuldigde instellingscollegegeld voor de bachelor Mathematics tot de hoogte van het wettelijk collegegeld over het studiejaar 2023-2024 afgewezen. Bij beslissing van 26 september 2023 heeft het College van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [appellante] heeft zich voor studiejaar 2023-2024 ingeschreven voor de bacheloropleiding Mathematics aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij heeft de VU gevraagd om instellingscollegegeld ter hoogte van het wettelijk collegegeld te mogen betalen over studiejaar 2023-2024. De VU heeft het verzoek van [appellante] tot verlaging van het verschuldigde instellingscollegegeld voor de bachelor Mathematics over studiejaar 2023-2024 bij beslissing van 1 augustus 2023 afgewezen. De VU heeft erop gewezen dat [appellante] een nationaliteit van buiten de Europese Economische Ruimte heeft en daarom instellingscollegegeld moet betalen. [appellante] heeft op 3 augustus 2023 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 1 augustus 2023.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:240
Datum uitspraak
24 januari 2024
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202306886/1/A2

202102287/1/V2

Bij besluit van 13 mei 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:198
Datum uitspraak
23 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202102287/1/V2

202107468/1/V2.

Bij besluit van 30 november 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:199
Datum uitspraak
23 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202107468/1/V2.

202304565/1/V3

Bij besluiten van 6 mei 2022 en 26 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten (hierna: het terugkeerbesluit) en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:196
Datum uitspraak
23 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202304565/1/V3

202305525/1/V3

Bij besluit van 7 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2024:197
Datum uitspraak
23 januari 2024
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202305525/1/V3
vorige pagina1...878889...1.206volgende pagina

Facetten
Gepubliceerd
  • Uitspraken uit
Type uitspraak
Proceduresoort
Rechtsgebied
Bevat

Raad van State

De Raad van State is onafhankelijk adviseur van regering en parlement over wetgeving en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter van het land.

  • Meer over ons
  • Vacatures

Contact

De Raad van State bevindt zich in het centrum van Den Haag. Wilt u in contact komen met ons of wilt u ons bezoeken voor een zitting?

  • Telefoon
  • Locatie en route
  • Post en e-mail
  • Digitaal procederen
  • Wet open overheid
  • Nieuwe zaak starten

Altijd op de hoogte

Ontvang ons nieuws via de abonnementenservice in uw mailbox. Op de hoogte gehouden worden over uitspraken die gedaan worden in bepaalde zaken? Meld u dan aan voor de e-mailservice. Of bekijk de voortgang van een bepaalde procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

  • Abonnementenservice
  • E-mailservice uitspraken
  • Voortgang procedure
  • Aanvragen oude uitspraken

Toegankelijkheid | Privacy | Cookiebeleid

Volg ons

  • Bluesky
  • LinkedIn
  • Instagram
  • Mastodon