Ga naar de inhoud
(naar homepage)
lees voor
Direct naar
  • en (Information in English)
  • de (Deutsche Informationen)
  • fr (Informations en français)
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
  • Actueel
    • Nieuws
    • Zittingsagenda
    • Persagenda
    • Evenementen
    • Piet Hein Donner Scriptieprijs
  • Adviezen
  • Uitspraken
  • Publicaties
    • Brochures
    • Studies en onderzoeken
    • Regelingen
    • Consultaties
    • Jaarverslagen
    • Toespraken vice-president
  • Over ons
    • Raad van State in het kort
    • Organisatie
    • Advisering
    • Bestuursrechtspraak
    • Begrotingstoezicht
    • Toetsing Klimaatwet
    • Geschiedenis
    • Raad van State in beeld
  • Zoeken
  • en
  • de
  • fr
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
Zoeken

  1. Home ›
  2. Uitspraken

Uitspraken

De Afdeling bestuursrechtspraak toetst of de overheid het recht goed heeft toegepast bij het nemen van een besluit. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.


aantal resultaten: 120.352
aantal resultaten per pagina

Toon overzicht van de actuele uitspraken:

  • Hoofdzaken
  • Voorlopige voorzieningen
  • Interessant voor de media

202302142/1/A2

Bij besluit van 15 juli 2021 heeft het college een verzoek van [appellant] om terugvordering van verschillende aan [partij A], [partij B] en [partij C] verstrekte subsidies afgewezen. Het college heeft aan [partij] in de periode 2010-2012 subsidies verleend en in de periode 2010-2014 die subsidies vastgesteld. Deze subsidiebesluiten zijn gebaseerd op de destijds geldende Subsidieverordening particuliere woningverbetering 2000, Subsidieregeling Nieuwe Binnenweg en de Nadere regels subsidieregeling Nieuwe Binnenweg 2009. Op grond van deze regelgeving kon het college aan eigenaren van de in die regels aangewezen panden subsidie verstrekken voor verbetering van woningen en bedrijfsruimten. Het doel was de revitalisering van de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam door eigenaren van die panden te stimuleren het achterstallige onderhoud aan hun panden weg te werken tot een hoger niveau dan wettelijk van hen kon worden geëist.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2296
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Subsidie
  • uitspraakin de zaak202302142/1/A2

202302332/1/A3

Bij besluit van 16 juni 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Súdwest-Fryslân de adresgegevens van [appellant] in de Basisregistratie personen met ingang van 15 mei 2020 ambtshalve gewijzigd in "vertrokken met onbekende bestemming". [appellant] stond ingeschreven in de brp op het adres [locatie] in IJlst. Op 1 april 2020 hebben zich op dit adres nieuwe bewoners ingeschreven. Op basis van deze inschrijving is het college een onderzoek gestart naar de adresgegevens van [appellant]. Op 16 juni 2020 heeft het college ambtshalve de registratie van [appellant] in de brp gewijzigd naar "vertrokken met onbekende bestemming". De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de inschrijving in de brp ambtshalve heeft mogen wijzigen naar "vertrokken met onbekende bestemming".

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2338
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Basisregistratie
  • uitspraakin de zaak202302332/1/A3

202302461/1/A3

Bij de uitspraak van 29 maart 2023 heeft de Afdeling het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 mei 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:1938, gegrond verklaard. [verzoeker] heeft de Afdeling verzocht de uitspraak van 29 maart 2023 te herzien. [verzoeker] heeft aan zijn verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat de Afdeling de door hem gestelde schending van grondrechten niet heeft meegenomen bij de beoordeling van het hoger beroep, dat de Afdeling haar overwegingen niet juridisch heeft onderbouwd en dat de Afdeling is afgedwaald van de beoordeling van zijn oorspronkelijke verzoek tot rectificatie van gegevens in de basisregistratie personen. Daarnaast heeft [verzoeker] aangevoerd dat de procedure waarmee het college de Wet basisregistratie personen tracht uit voeren, zelf in strijd is met de wet.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2333
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Herziening
  • Basisregistratie
  • uitspraakin de zaak202302461/1/A3

202303275/1/A3

Bij besluit van 12 maart 2021 heeft de burgemeester van Amsterdam de aanvraag van Cornelis Troost om uitbreiding van het terras toegewezen. Cornelis Troost exploiteert het café Brouwerij Troost aan het Cornelis Troostplein 21 in Amsterdam. Op 17 december 2020 heeft Cornelis Troost een vergunning voor een uitbreiding van het terras aangevraagd. In een besluit van 12 maart 2021 heeft de burgemeester deze aanvraag toegewezen. De toegestane terrasuitbreiding heeft een oppervlakte van 16m2 (4 bij 4 meter), is gelegen op het trottoir schuin tegenover het al bestaande terras en wordt gescheiden door een trottoir en een fietspad. In een besluit van 7 april 2021 heeft de burgemeester de vergunningaanvraag alsnog afgewezen en het besluit van 12 maart 2021 ingetrokken. De uitbreiding van het terras bleek toch niet mogelijk gelet op het Terrassenplan Ferdinand Bolstraat Zuid. Het Terrassenplan heeft het terras van Cornelis Troost op 0,75 meter diep en 34,45 meter breed vastgesteld. Na vaststelling van het Terrassenplan zijn verdere uitbreidingen van het terras niet meer mogelijk. Cornelis Troost is het hier niet mee eens.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2330
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202303275/1/A3

202303557/1/A3

Bij besluit van 22 september 2020 heeft de raad van bestuur van het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam beslist op een verzoek van [appellante] om, voor zover hier van belang, haar de stukken in haar personeelsdossier, arbo-dossier en re-integratiedossier te overhandigen. [appellante] heeft ruim 32 jaar gewerkt als operatieassistente bij het Erasmus Universitair Medisch Centrum in Rotterdam. De raad heeft bij besluit van 1 juni 2012 het dienstverband wegens ziekte beëindigd. Bij brief van 7 juli 2020 heeft [appellante] de raad onder verwijzing naar eerdere correspondentie verzocht om haar, voor zover hier van belang, op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming de stukken in haar personeelsdossier, arbodossier en re-integratiedossier te overhandigen. Zij vindt dat de raad haar onrecht heeft aangedaan bij de aanloop naar en de uitvoering van de beëindiging van haar dienstverband. Met de stukken wil zij controleren in hoeverre haar vorige gemachtigde ten onrechte het ontslagbesluit niet heeft aangevochten en of deze gemachtigde schadeplichtig is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2313
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202303557/1/A3

202303614/1/A3

Bij besluit van 1 juli 2021 heeft de burgemeester van Westland aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd voor het overtreden van artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening Westland 2019. De last houdt in dat [appellant] per geconstateerde overtreding een dwangsom verbeurt van € 5.000,00 met een maximum van € 20.000,00. De burgemeester heeft aan zijn besluitvorming een bestuurlijke rapportage van 3 maart 2021 ten grondslag gelegd. Uit deze rapportage blijkt dat [appellant] op 2 maart 2021 op zijn scooter is weggereden van de politie nadat hem was gevraagd te stoppen. De politie had [appellant] herkend omdat hij eerder, op 18 mei 2020, betrokken was bij drugshandel. De politie is [appellant] achtervolgd, maar moest de achtervolging staken omdat [appellant] op een gevaarlijke wijze deelnam aan het verkeer. Een uur later is [appellant] opnieuw herkend door de politie. Hij is toen weggerend van de politie en is een tuin in gevlucht. In de tussentijd heeft [appellant] zich van een tas ontdaan, waarin zich later drugs bleken te bevinden. [appellant] is aangehouden en heeft aan de politie verklaard dat de drugs voor vrienden bedoeld waren.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2297
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Drugs
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202303614/1/A3

202303760/1/A2

Bij besluit van 12 augustus 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.500,00 wegens overtreding van de Wet kinderopvang. [appellante] is houder van verschillende kinderopvangverblijven. Eén van de kinderdagverblijven is [naam], gehuisvest in de [locatie] in Utrecht. Op 3 december 2019 heeft een toezichthouder van de gemeente Utrecht een onaangekondigd nader onderzoek uitgevoerd bij het kinderdagverblijf. De bevindingen hiervan zijn neergelegd in het inspectierapport van 20 januari 2020. In het inspectierapport staat dat [appellante] niet voldoet aan alle eisen van de Wko. Het college heeft [appellante] daarom een bestuurlijke boete van € 12.500,00 en vier lasten onder dwangsom opgelegd. Op 5 oktober 2020 hebben toezichthouders van de gemeente Utrecht tijdens een onaangekondigd nader onderzoek opnieuw overtredingen van de Wko geconstateerd. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het inspectierapport van 3 december 2020. Het college is daarom overgegaan tot invordering van de door [appellante] verbeurde dwangsommen van € 9.000,00.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2322
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Boete
  • uitspraakin de zaak202303760/1/A2

202303901/1/R2

Bij besluit van 13 april 2023 heeft de raad van de gemeente Gemert-Bakel het bestemmingsplan "Proeftuin Elsendorp" vastgesteld. [appellant] heeft een pluimveebedrijf. Ten zuiden van zijn bedrijf ligt Naturistisch Recreatiepark Elsendorp. Het bestreden besluit is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het buitengebied rondom Elsendorp in de gemeente Gemert-Bakel. [appellant] stelt overlast te ondervinden van dit recreatiepark. Hij verzet zich tegen het bestemmingsplan, voor zover dit ruimte biedt aan het recreatiepark om uit te breiden rondom zijn bedrijf, in het bijzonder op twee percelen ten westen van zijn bedrijf.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2298
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202303901/1/R2

202304025/1/A3

Bij besluit van 18 juli 2022 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de boete voor twee overtredingen ingetrokken. De minister heeft bij het besluit van 9 september 2020 aan [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 62.250,00 wegens overtreding van artikel 4:3, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet. Uit een door de Inspectie Leefomgeving en Transport opgesteld boeterapport van 11 september 2019 volgt dat [appellante] geen deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden heeft bijgehouden. Op 20 juni 2022 heeft ILT een aanvullend boeterapport uitgebracht. De minister heeft over de controleperiode van 1 oktober 2019 tot en met 28 oktober 2018 zeventien overtredingen geconstateerd en daarvoor een gemaximeerde boete opgelegd. De minister heeft bij het besluit van 18 juli 2022 de boete voor twee overtredingen ingetrokken, en de gemaximeerde boete van € 62.250,00 gehandhaafd. [appellante] betoogt verder dat de boete gelet op de omstandigheden verder gematigd had moeten worden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2303
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Boete
  • uitspraakin de zaak202304025/1/A3

202304039/1/A3

Bij besluit van 14 juli 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere geen gevolg gegeven aan de aangifte van [appellant sub 1] tot wijziging van haar woonadres in de basis registratie personen. [appellant sub 1] is eigenaar van de woning aan de [locatie 1]. Deze woning grenst met de achtertuin aan de achtertuin van de woning in de [locatie 2], waar haar ouders wonen. Bij besluit van 27 maart 2018 heeft het college [appellant sub 1] een last onder dwangsom opgelegd wegens het laten gebruiken van de woning aan de [locatie 1] voor recreatieve doeleinden en het laten gebruiken van het bijgebouw bij deze woning voor recreatief nachtverblijf zonder dat de woning permanent wordt bewoond. Hierbij is vastgesteld dat [appellant sub 1] zelf woont in de [locatie 2] in de woning van haar ouders. Dit heeft geleid tot het verbeuren van dwangsommen, omdat uit controles van de woning bleek dat deze verhuur ook na het opleggen van de last werd voortgezet. De feiten en omstandigheden in die zaak staan inmiddels onherroepelijk vast (zie de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:769).

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2291
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Basisregistratie
  • uitspraakin de zaak202304039/1/A3

202304608/1/A3

Bij besluit van 12 maart 2021 heeft de burgemeester van Apeldoorn [appellant] een last onder dwangsom opgelegd voor het overtreden van artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Apeldoorn 2014. De burgemeester heeft aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd van € 20.000,00 voor het overtreden van artikel 2:74 van de APV. Op grond van deze bepaling is het verboden om op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen met het kennelijke doel drugs aan te bieden of daarbij te bemiddelen. De last houdt in dat [appellant] de dwangsom verbeurt als hij artikel 2:74 van de APV opnieuw overtreedt. Aan zijn besluit heeft de burgemeester meerdere bestuurlijke rapportages ten grondslag gelegd. Volgens de rapportage van 15 februari 2021 blijkt uit politieonderzoek dat [appellant] betrokken was bij drugshandel op straat. Uit de rapportage van 20 mei 2021 blijkt dat in de woning van [appellant] substantiële hoeveelheden als harddrugs geïdentificeerde stoffen zijn gevonden. Uit de rapportages van 18 november 2021 en 7 december 2021 blijkt dat [appellant] weer actief was in drugshandel op straat.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2301
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Drugs
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202304608/1/A3

202304866/1/A3

Bij besluit van 6 juli 2021 heeft de de minister van Defensie de verklaring van geen bezwaar van [appellant] ingetrokken. [appellant] werkt sinds 2003 als tolk Russisch — Nederlands, onder meer als operationeel tolk bij de repatriëringsmissie na het neerhalen van de vlucht MH-17, waarvoor hij een veteranen-status heeft ontvangen. In 2009 is [appellant] aangesteld als reserveofficier. In de periode 2003-2019 is [appellant] door Defensie ongeveer 60 keer ingezet in Russischtalige landen voor oefeningen, wapenbeheersingsinspecties en overige werkzaamheden. [appellant] is in 2013 begonnen als stafofficier bij Bureau Reservisten en Samenleving, onderdeel van de Directie Aansturing Operationele Gereedheid bij Defensie. Daarna is hij doorgegroeid als plaatsvervangend hoofd van het Bureau. [appellant] heeft voor zijn werkzaamheden een VGB op veiligheidsmachtigingsniveau B nodig. Met het besluit van 19 januari 2022 is de minister bij zijn besluit gebleven om de VGB op vmn B van [appellant] in te trekken. [appellant] is het hier niet mee eens.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2147
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202304866/1/A3

202305688/1/A2

Bij besluit van 27 september 2022 heeft woningcorporatie Zayaz namens het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch, appellant, een aanvraag van [wederpartij] om een huisvestingsvergunning afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2278
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202305688/1/A2

202306210/1/A3

Bij besluit van 30 december 2020 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 20.750,00. De minister heeft de bestuurlijke boete opgelegd wegens overtreding van artikel 4:3, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet. Uit een door de Inspectie Leefomgeving en Transport opgesteld boeterapport van 29 oktober 2019 volgt dat [appellante] van twee werknemers in de controleperiode van 3 december 2019 tot 30 december 2019 geen deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden heeft bijgehouden. Voor verschillende dagen ontbraken de zogenoemde M-bestanden (van de tachograaf) en C-bestanden (van de bestuurderskaart). De minister heeft 21 overtredingen geconstateerd en daarvoor voormelde boete opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de boete terecht is opgelegd omdat sprake is van meerdere overtredingen en de boete niet onevenredig hoog is. De rechtbank heeft de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn met 20% wel gematigd tot een bedrag van € 16.600,00.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2293
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Boete
  • uitspraakin de zaak202306210/1/A3

202306409/1/A2

Bij besluiten van 9 maart 2022 heeft Dienst Toeslagen de huurtoeslag van [appellante] voor de jaren 2017, 2018 en 2019 definitief vastgesteld op nihil. Bij besluit van 22 augustus 2022 heeft Dienst Toeslagen de door [appellante] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 september 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. De Dienst Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. [appellante] heeft in 2016 een aanvraag om huurtoeslag ingediend bij de Dienst Toeslagen. Haar zoon, dochter en moeder staan ingeschreven in de Basisregistratie personen op het woonadres van [appellante]. De moeder van [appellante] is op 6 november 2019 overleden. De Dienst Toeslagen heeft op 9 maart 2022 de huurtoeslag van [appellante] voor de jaren 2017, 2018 en 2019 definitief vastgesteld op nihil. Daarbij is de dienst uitgegaan van een gezamenlijk toetsingsinkomen in 2017 van € 66.872,00 voor de periode 1 januari 2017 tot en met 31 augustus 2017 en € 68.786,00 voor de periode 1 september 2017 tot en met 31 december 2017.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2321
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202306409/1/A2

202306601/1/A2

Bij besluit van 5 juli 2021 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, voor zover thans van belang, aan [appellante sub 1] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 125.897,-, exclusief wettelijke rente. De vennoten van [appellante sub 1] hebben het eigendom van het perceel aan de [locatie 1] op 15 maart 1995 verkregen. Op 19 december 2006 hebben zij het eigendom verkregen van het perceel aan de [locatie 2]. [appellante sub 1] exploiteerde ten tijde van belang een hotel, restaurant en café aan de [locatie 1] en de [locatie 2]. Op beide percelen rust zowel de bestemming ‘Wonen’ als de bestemming ‘Horeca tot en met horecacategorie 2’. De rechtbank heeft overwogen dat Thorbecke de geluidsbelasting van het oude planologische regime onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt, waardoor ook de door haar gestelde toename van de geluidsbelasting onvoldoende inzichtelijk is. Bovendien heeft Thorbecke niet inzichtelijk gemaakt wat onder het nieuwe planologische regime de gecumuleerde geluidsbelasting van de windturbines en de andere, reeds bestaande, geluidsbronnen is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2314
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202306601/1/A2

202306606/1/A2

Bij besluit van 27 augustus 2020 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland het verzoek van [wederpartij] om een tegemoetkoming in door hem geleden planschade afgewezen. Bij brief van 19 februari 2020 heeft [wederpartij] het college verzocht om een tegemoetkoming in planschade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het provinciaal inpassingsplan "Windpark Spui", dat op 7 november 2016 in werking is getreden en op 17 januari 2018 onherroepelijk is geworden. Met dit plan is de oprichting van windpark Spui, bestaande uit vijf in een lijnopstelling staande windturbines, mogelijk gemaakt langs het Spui, ten oosten van Nieuw-Beijerland en ten noorden van Piershil. De maximale bouwhoogte van de windturbines is 140 meter en de rotordiameter is maximaal 136 meter (de tiphoogte is dus maximaal 208 meter). De dichtstbijzijnde windturbine is gelegen op circa 620 meter van de woning. Volgens [wederpartij] leidt het windpark tot geluidhinder en horizonvervuiling en is zijn woning slechter te verkopen. De geleden planschade bedraagt volgens [wederpartij] € 70.000,-.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2318
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202306606/1/A2

202306608/1/A2

Bij besluit van 30 maart 2021 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland het verzoek van [wederpartij] om een tegemoetkoming in door hem geleden planschade afgewezen. Bij brief van 19 mei 2020 heeft [wederpartij] het college verzocht om een tegemoetkoming in planschade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het provinciaal inpassingsplan "Windpark Spui", dat op 7 november 2016 in werking is getreden en op 17 januari 2018 onherroepelijk is geworden. Met dit plan is de oprichting van windpark Spui, bestaande uit vijf in een lijnopstelling staande windturbines, mogelijk gemaakt langs het Spui, ten oosten van Nieuw-Beijerland en ten noorden van Piershil. De maximale bouwhoogte van de windturbines is 140 meter en de rotordiameter is maximaal 136 meter (de tiphoogte is dus maximaal 208 meter). De dichtstbijzijnde windturbine is gelegen op circa 525 meter van de woning. Volgens [wederpartij] leidt het windpark tot geluidhinder, slagschaduw en lichtschittering in zijn woning. Bovendien worden het uitzicht en de situeringswaarde van zijn woning aangetast door het windpark. De omvang van de geleden planschade is volgens [wederpartij] € 35.000,-.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2319
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202306608/1/A2

202306611/1/A2

Bij besluit van 30 maart 2021 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland het verzoek van [wederpartij] om een tegemoetkoming in door hem geleden planschade afgewezen. Bij brief van 11 mei 2020 heeft [wederpartij] het college verzocht om een tegemoetkoming in planschade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het provinciaal inpassingsplan "Windpark Spui", dat op 7 november 2016 in werking is getreden en op 17 januari 2018 onherroepelijk is geworden. Met dit plan is de oprichting van windpark Spui, bestaande uit vijf in een lijnopstelling staande windturbines, mogelijk gemaakt langs het Spui, ten oosten van Nieuw-Beijerland en ten noorden van Piershil. De maximale bouwhoogte van de windturbines is 140 meter en de rotordiameter is maximaal 136 meter (de tiphoogte is dus maximaal 208 meter). De dichtstbijzijnde windturbine is gelegen op circa 550 meter van de woning. Volgens [wederpartij] leidt het windpark tot geluidhinder, slagschaduw en lichtschittering in zijn woning. Bovendien worden het uitzicht en de situeringswaarde van zijn woning aangetast door het windpark. De omvang van de geleden planschade is volgens [wederpartij] € 27.000,-.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2312
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202306611/1/A2

202306614/1/A2

Bij besluit van 29 september 2020, aangevuld bij besluit van 5 november 2020 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, voor zover thans van belang, [wederpartij] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 2.900,-, exclusief wettelijke rente. Bij brief van 30 januari 2020 heeft [wederpartij] het college verzocht om een tegemoetkoming in planschade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het provinciaal inpassingsplan "Windpark Spui", dat op 7 november 2016 in werking is getreden en op 17 januari 2018 onherroepelijk is geworden. Met dit plan is de oprichting van windpark Spui, bestaande uit vijf in een lijnopstelling staande windturbines, mogelijk gemaakt langs het Spui, ten oosten van Nieuw-Beijerland en ten noorden van Piershil. De maximale bouwhoogte van de windturbines is 140 meter en de rotordiameter is maximaal 136 meter (de tiphoogte is dus maximaal 208 meter). De dichtstbijzijnde windturbine is gelegen op circa 730 meter van de woning. Volgens [wederpartij] is de waarde van zijn woning met € 100.000,- verminderd als gevolg van het windpark, omdat het uitzicht is aangetast en hij veel last heeft van geluidhinder.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2311
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202306614/1/A2

202306617/1/A2

Bij besluit van 30 juli 2020 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, voor zover thans van belang, aan [wederpartij] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 17.900,-, exclusief wettelijke rente. Bij brief van 13 februari 2020 heeft [wederpartij] het college verzocht om een tegemoetkoming in planschade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het provinciaal inpassingsplan "Windpark Spui", dat op 7 november 2016 in werking is getreden en op 17 januari 2018 onherroepelijk is geworden. Met dit plan is de oprichting van windpark Spui, bestaande uit vijf in een lijnopstelling staande windturbines, mogelijk gemaakt langs het Spui, ten oosten van Nieuw-Beijerland en ten noorden van Piershil. De maximale bouwhoogte van de windturbines is 140 meter en de rotordiameter is maximaal 136 meter (de tiphoogte is dus maximaal 208 meter). De dichtstbijzijnde windturbine is gelegen op circa 560 meter van de woning. Volgens [wederpartij] leidt het windpark tot geluidhinder in en rond de woning. Bovendien worden het uitzicht en de situeringswaarde van zijn woning aangetast door het windpark.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2317
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202306617/1/A2

202306619/1/A2

Bij besluit van 30 maart 2021 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, voor zover thans van belang, aan [wederpartij] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 3.050,-, exclusief wettelijke rente. Bij brief van 23 april 2020 heeft [wederpartij] het college verzocht om een tegemoetkoming in planschade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het provinciaal inpassingsplan "Windpark Spui", dat op 7 november 2016 in werking is getreden en op 17 januari 2018 onherroepelijk is geworden. Met dit plan is de oprichting van windpark Spui, bestaande uit vijf in een lijnopstelling staande windturbines, mogelijk gemaakt langs het Spui, ten oosten van Nieuw-Beijerland en ten noorden van Piershil. De maximale bouwhoogte van de windturbines is 140 meter en de rotordiameter is maximaal 136 meter (de tiphoogte is dus maximaal 208 meter). De dichtstbijzijnde windturbine is gelegen op circa 620 meter van de woning. Volgens [wederpartij] leidt het windpark tot geluidhinder in zijn woning, in de tuin en op het dakterras. Bovendien worden het uitzicht en de situeringswaarde van zijn woning aangetast door het windpark.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2320
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202306619/1/A2

202306621/1/A2

Bij besluit van 20 juli 2021 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland [appellant sub 1] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 27.800,-, exclusief wettelijke rente ter hoogte van € 360,89. Bij brief van 26 november 2020 heeft [appellant sub 1] het college verzocht om een tegemoetkoming in planschade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het provinciaal inpassingsplan "Windpark Spui", dat op 7 november 2016 in werking is getreden en op 17 januari 2018 onherroepelijk is geworden. Met dit plan is de oprichting van windpark Spui, bestaande uit vijf in een lijnopstelling staande windturbines, mogelijk gemaakt langs het Spui, ten oosten van Nieuw-Beijerland en ten noorden van Piershil. De maximale bouwhoogte van de windturbines is 140 meter en de rotordiameter is maximaal 136 meter (de tiphoogte is dus maximaal 208 meter). De dichtstbijzijnde windturbine is gelegen op circa 390 meter van de woning. Volgens [appellant sub 1] leidt het windpark tot geluidhinder in zijn woning, waardoor zijn slaap wordt verstoord.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2136
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202306621/1/A2

202307137/1/A3

Bij besluit van 31 maart 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Delft de nummeraanduiding [locatie 1] te Delft ingetrokken. De panden aan de [locatie 2] in Delft waren ten tijde in geding in eigendom van [appellante]. In 1996 is een vergunning verleend voor het samenvoegen van deze panden door middel van muurdoorbraken. Volgens het college van burgemeester en wethouders van Delft is er door deze samenvoeging één verblijfsobject ontstaan en is hij op grond van artikel 6 van de Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen (hierna: Wet Bag) en artikel 3, tweede en vierde lid, van de Verordening naamgeving en nummering (adressen) Delft 2022 (hierna: Verordening) verplicht om de nummeraanduiding in te trekken. Daarom heeft het college de nummeraanduiding [locatie 1] in Delft ingetrokken. [appellante] is het daar niet mee eens. Zij meent dat het pand de oude nummeraanduiding moet behouden en dat het college ten onrechte tot intrekking is overgegaan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2279
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202307137/1/A3

202307198/1/A2

Bij besluit van 1 juni 2022 heeft de minister een aanvraag van [appellante] om het overnemen van een private schuld afgewezen. Bij besluit van 8 december 2022 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [appellante] is gedupeerde van de toeslagenaffaire. Zij heeft de minister verzocht een schuld over te nemen op grond van artikel 4.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen. Het gaat om een lening van Defam B.V. van € 23.550,00, waarbij de openstaande schuld ten tijde van de aanvraag € 19.329,83 plus € 849,37, in totaal € 20.179,20, bedroeg. De minister heeft bij het besluit van 1 juni 2022, gehandhaafd bij het besluit van 8 december 2022, de aanvraag van [appellante] afgewezen. Volgens de minister staat de schuld niet op naam van [appellante], maar op die van haar partner, [partij]. Het is daarom aan [partij] om de minister te verzoeken om de schuld over te nemen en niet aan [appellante]. Bovendien is de schuld niet opeisbaar geworden vanwege een betalingsachterstand.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2325
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202307198/1/A2

202307215/1/A2

Bij besluit van 16 juni 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (nu: de minister van Financiën, hierna: de minister) een aanvraag van [appellant] om het overnemen van een private schuld afgewezen. Bij besluit van 30 november 2022 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [appellant] is gedupeerde van de toeslagenaffaire. Hij heeft de minister verzocht een schuld over te nemen op grond van artikel 4.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen. Het gaat om een lening van Defam B.V. van € 23.550,00, waarbij de openstaande schuld ten tijde van de aanvraag € 19.329,83 plus € 849,37, in totaal € 20.179,20, bedroeg. De minister heeft bij het besluit van 16 juni 2022, gehandhaafd bij het besluit van 30 november 2022, de aanvraag van [appellant] afgewezen. Hij heeft erop gewezen dat de schuld niet opeisbaar is geworden vanwege een betalingsachterstand.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2315
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202307215/1/A2

202400033/1/R4

Bij besluit van 9 november 2023 heeft de raad van de gemeente Oldebroek het bestemmingsplan "Hattemerbroek, Zuiderzeestraatweg - Oude Weg" vastgesteld. Het bestemmingsplan legt de juridisch-planologische basis voor het realiseren van 36 woningen op een locatie tussen de Zuiderzeestraatweg en de Oude Weg ten noorden van de kern Hattemerbroek. [appellant] heeft een agrarisch bedrijf aan de [locatie], nabij de woningbouwlocatie. Hij vreest voor beperkingen in zijn bedrijfsvoering door de nieuwe woningen. IJsseldelta is de initiatiefnemer van het woningbouwplan. [appellant] betoogt dat een goed woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen niet is gewaarborgd omdat deze te dicht bij zijn mestopslag mogelijk zijn gemaakt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2227
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Gelderland
  • uitspraakin de zaak202400033/1/R4

202400192/1/A2

Bij besluit van 6 juli 2022 heeft het CBR [appellant] een medisch onderzoek naar zijn rijgeschiktheid opgelegd. In deze zaak staat centraal of het CBR aan [appellant] naar aanleiding van een zogenoemd vermoeden van ongeschiktheid een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid mocht opleggen. Op 12 mei 2022 heeft de korpschef van de politie aan het CBR een mededeling gedaan als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Volgens die mededeling bestaat het vermoeden dat [appellant] niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van motorrijtuigen. De korpschef heeft verwezen naar een mutatierapport van 12 mei 2022. Daarin staat dat [appellant] zeer vreemd gedrag heeft vertoond, de confrontatie opzocht en mogelijk in een waan verkeerde. Naar aanleiding van de mededeling heeft het CBR op grond van artikel 23, derde lid, en bijlage I, onder B, onderdeel I en II, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 het besluit van 6 juli 2022 genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2306
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Wegenverkeerswet
  • uitspraakin de zaak202400192/1/A2

202400242/1/A2

Bij besluit van 22 december 2022 heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer opgelegd aan [appellant]. De politie, eenheid Zeeland West-Brabant, heeft aan het CBR mededeling gedaan van het vermoeden dat [appellant] niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van de motorrijtuigen waarvoor aan hem een rijbewijs is afgegeven, zoals opgenomen in artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994. Aan deze mededeling ligt ten grondslag dat [appellant] op 10 december 2022 is aangehouden als bestuurder van een oranje bestelbus die betrokken was bij een eenzijdig ongeval. Door middel van een ademanalyse is bij [appellant] een ademalcoholgehalte van 230 µg/l geconstateerd. [appellant]was op 10 december 2022 nog beginnend bestuurder, voor wie op grond van artikel 8, derde lid, onder a, van de Wvw 1994 een maximum gehalte van 88 µg/l gold. Het CBR heeft vanwege deze overschrijding van dat maximum aan [appellant] een LEMA opgelegd en die maatregel in bezwaar gehandhaafd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2305
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Wegenverkeerswet
  • uitspraakin de zaak202400242/1/A2

202400250/1/A3

Bij besluit van 9 november 2022 heeft de minister van Financiën het verzoek om rectificatie van onjuiste persoonsgegevens van [appellant] afgewezen. Naar aanleiding van een inzageverzoek van [appellant] op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming is de minister gebleken dat zijn feitelijke woonadres in de periode van 1 juli tot en met 26 december 2008 onjuist stond weergegeven in het informatiesysteem Beheer van Relaties van de Belastingdienst. De minister heeft het bezwaar van [appellant] tegen de beslissing op het inzageverzoek daarom mede opgevat als een verzoek om rectificatie. Met het besluit van 19 januari 2023 heeft de minister het bezwaar van [appellant] tegen de afwijzing van het rectificatieverzoek ongegrond verklaard, omdat [appellant] zijn juiste adresgegevens niet heeft bevestigd dan wel verstrekt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2289
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Openbaarheid
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202400250/1/A3

202400287/1/A3

Bij besluit van 29 juli 2022 heeft de minister van Financiën het verzoek van [appellant] om inzage in persoonsgegevens op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming afgewezen. Deze zaak gaat over een verzoek van [appellant] om inzage in zijn persoonsgegevens in de Fraudesignaleringsvoorziening. Bij het besluit van 29 juli 2022 heeft de minister de inzage geweigerd onder verwijzing naar de uitzonderingsgrond uit artikel 23 van de AVG en artikel 41, eerste lid, aanhef en onder d, e en h, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Volgens de minister stonden de persoonsgegevens van [appellant] in de FSV omdat en nadat een overheidsorganisatie (hierna: opvragende instantie) die gegevens had opgevraagd in het kader van een wettelijke taak. De minister heeft geweigerd te vermelden wie de opvragende instantie was. Daartegen heeft [appellant] bezwaar gemaakt. De minister heeft dat bezwaar bij besluit van 9 november 2022 gegrond verklaard, en een overzicht gegeven van een aantal persoonsgegevens van [appellant] in de FSV.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2316
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202400287/1/A3

202400315/1/A3

Bij brief van 27 februari 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht de gemeenteraad in kennis gesteld van het Integrale Plan van Eisen en Functioneel Ontwerp. De gemeente Utrecht is voornemens om de Weerdsingel Oostzijde opnieuw in te richten. In dat kader heeft het college het IPvE opgesteld. Het college heeft het bezwaar van [appellant A] en anderen tegen het IPvE niet-ontvankelijk verklaard zonder [appellant A] en anderen daarover eerst te horen. Volgens het college is het IPvE geen besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het IPvE geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het IPvE niet is gericht op rechtsgevolg. Hiertoe overweegt de rechtbank dat voor de uitvoering van de daadwerkelijke herinrichting nog besluiten nodig zijn.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2300
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202400315/1/A3

202400362/1/A2

Bij besluit van 17 januari 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad een aanvraag van [appellant] om een voorziening voor leerlingenvervoer voor zijn zoon [zoon] voor het schooljaar 2022-2023 afgewezen. zoon] is geboren op 10 december [jaartal]. [appellant] wil dat [zoon] onderwijs op islamitische grondslag volgt. Daarom gaat [zoon] naar basisschool De Kameleon in Amsterdam. Hij woont bij [appellant] in Koog aan de Zaan. De woning van [appellant] ligt op een afstand van 14,9 km van De Kameleon. De Kameleon is één van de vier onderwijslocaties van de Stichting Interregionaal Onderwijs Zaanstad. De andere locaties zijn De Wereldburger, De Horizon en De Wereldwijs. Volgens de Basisregistratie Instellingen (hierna: BRIN) is De Kameleon een dislocatie van De Wereldburger en is de denominatie van De Wereldburger Algemeen Bijzonder. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de denominatie van een dislocatie niet anders kan zijn dan de denominatie van de hoofdschool. Omdat er scholen met de denominatie Algemeen Bijzonder zijn die dichter bij de woning van [appellant] liggen, heeft het college zijn aanvraag om een voorziening voor leerlingenvervoer afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2335
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202400362/1/A2

202400418/1/A2

Bij besluit van 9 juni 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas een aanvraag van ABC om een tegemoetkoming in planschade afgewezen. ABC was eigenaar van het perceel aan de Aartserfweg 2 te Grubbenvorst ter grootte van 2.56.69 hectare. Op het perceel stonden een langgevelboerderij, twee loodsen en een kippenstal. ABC heeft bij brief van 3 juli 2017 een aanvraag ingediend om tegemoetkoming in planschade die zij heeft geleden door de inwerkingtreding van het bij raadsbesluit van 17 december 2013 vastgestelde bestemmingsplan Californië 1. Onder het onmiddellijk daaraan voorafgaande planologische regime van het bij raadsbesluit van 4 september 2007 vastgestelde bestemmingsplan Projectvestiging Glastuinbouw Californië was het toegestaan om het perceel voor een glastuinbouwbedrijf te gebruiken, omdat de oppervlakte van het perceel groter is dan 2 hectare. In het nieuwe bestemmingsplan is bepaald dat een glastuinbouwbedrijf slechts is toegestaan als het bouwperceel een oppervlakte van minstens 5 hectare heeft.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2288
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Limburg
  • uitspraakin de zaak202400418/1/A2

202400677/1/R2

Bij besluit van 14 december 2023 heeft de raad van de gemeente Meierijstad het bestemmingsplan "Zwembadweg, Sint-Oedenrode" vastgesteld. Ten noordwesten van de kern Sint-Oedenrode, aan de Zwembadweg, ligt een grotendeels braakliggend terrein. Het terrein bevindt zich binnen de bebouwde kom en ligt tegen het buitengebied van Sint-Oedenrode aan. Het bestreden bestemmingsplan maakt het mogelijk om hier maximaal 110 woningen te bouwen. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] wonen naast het plangebied. Zij hebben afzonderlijk van elkaar beroep ingesteld tegen het plan. Omdat er een aantal overlappende beroepsgronden is, worden de beroepen hierna niet één voor één, maar samen besproken.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2331
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202400677/1/R2

202400753/1/R3

Bij besluit van 19 juli 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan [appellant] een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de woning van [locatie] door het vergroten van de kelder. [appellant] heeft op 11 april 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het veranderen van zijn woning door het vergroten van de kelder. Hij wil zijn kruipruimte uitgraven. Het college heeft [appellant] daarna bij brief in overweging gegeven zijn bouwtekeningen aan te passen, omdat volgens het college onvoldoende duidelijk was of aan de nieuwbouweisen voor thermische isolatie als bedoeld in artikel 5.3, zesde lid, van het Bouwbesluit werd voldaan. [appellant] heeft zijn bouwtekeningen vervolgens aangepast. Uit de nieuwe bouwtekeningen volgt dat [appellant] de muren en de vloer van de kelder zou isoleren. In hoger beroep bestrijdt [appellant], samengevat, het oordeel van de rechtbank over de nieuwbouweis voor isoleren en klaagt hij over de lange duur van de procedure.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2326
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202400753/1/R3

202400930/1/R4

Bij besluit van 21 november 2023 heeft de raad van de gemeente Ermelo het bestemmingsplan "Hamburgerweg 149-151" vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet als fase 1 in de mogelijkheid van elf grondgebonden woningen in twee blokken van vier en zeven woningen op een locatie aan de Hamburgerweg. Daar bevinden zich momenteel twee woningen, die zullen worden gesloopt, en een grasveld. [appellant] en anderen wonen in de directe nabijheid van het plangebied aan de Wethouder Paulushof. Zij vrezen nadelige gevolgen van de ontwikkeling te ondervinden, in het bijzonder voor de verkeerssituatie omdat de ontsluiting voor de nieuwe woningen is voorzien via de Wethouder Paulushof. Uwoon is de initiatiefnemer van de ontwikkeling. Zij wil hier sociale huurwoningen realiseren. [appellant] en anderen voeren aan dat ontsluiting van de voorziene woningen via de Hamburgerweg verre de voorkeur heeft boven ontsluiting via de Wethouder Paulushof.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2287
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • RO - Gelderland
  • uitspraakin de zaak202400930/1/R4

202400932/1/A3

Bij besluit van 1 september 2023 heeft de burgemeester van Rotterdam aan [wederpartij] een huisverbod opgelegd als bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod voor de periode van tien dagen, tot 11 september 2023. [wederpartij] woont samen met [persoon] in een woning in Rotterdam. De burgemeester heeft op grond van artikel 2 van de Wth een huisverbod opgelegd aan [wederpartij] voor de duur van tien dagen, te weten van 1 september 2023 tot 11 september 2023. De burgemeester heeft dit huisverbod opgelegd naar aanleiding van een incident dat op 1 september 2023 heeft plaatsgevonden. Aan het besluit heeft de burgemeester drie afzonderlijke door een medewerker van de politie opgestelde Risico-instrumenten Huiselijk Geweld ten grondslag gelegd. [wederpartij] en [persoon] hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd over het incident. Omdat na afloop van de termijn van tien dagen nog geen hulpverlening was opgestart, heeft de burgemeester het tijdelijk huisverbod verlengd tot in totaal achttien dagen, tot 29 september 2023. [wederpartij] kan zich niet verenigen met de aan hem opgelegde huisverboden en heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2342
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Huisverbod
  • uitspraakin de zaak202400932/1/A3

202401857/1/A2

Bij besluit van 16 september 2022 heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag en het kindgebonden budget van [appellant] over 2021 definitief vastgesteld. [appellant] is sinds 2002 getrouwd. [appellant] heeft in 2021 voorschotten zorgtoeslag en kindgebonden budget ontvangen. De voorschotten zijn bij besluit van 28 december 2020 vastgesteld op € 1.287,00 aan zorgtoeslag en € 5.715,00 aan kindgebonden budget. In juni 2021 is het huwelijk van [appellant] geregistreerd in de basisregistratie personen. Deze registratie leidde tot een serie aan herberekeningen met als laatste vaststelling een recht op € 1.247,00 aan zorgtoeslag en € 2.658,00 aan kindgebonden budget. Aan dat besluit heeft de Dienst Toeslagen ten grondslag gelegd dat de vrouw van [appellant] voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 november 2021 zijn toeslagpartner was.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2286
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202401857/1/A2

202402025/1/A2

Bij besluit van 5 april 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een aanvraag van Spectrum Invest voor een woningvormingsvergunning, afgewezen. Spectrum Invest was ten tijde van belang eigenaar van de woning die is gelegen aan twee adressen, te weten Daal en Bergselaan 90 en Hyacintweg 39 in Den Haag. Daal en Bergselaan 90 vormt het hoofdadres van de woning en Hyacintweg 39 het nevenadres. Niet in geschil is dat het een woning is die behoort tot het hogere segment in Den Haag. Spectrum Invest heeft met de aanvraag beoogd twee woningen te creëren. Volgens het college maakt de schaarste op de woningmarkt het in alle segmenten noodzakelijk dat grip wordt gehouden op veranderingen in de gehele woningvoorraad en weegt het behoud van de woning zwaarder dan opsplitsing ervan in twee separate woningen. Daarnaast is de hogere intensiteit van het gebruik van de woning bij uitbreiding van een naar twee huishoudens volgens het college niet acceptabel. Daarom heeft het college de aanvraag afgewezen en die afwijzing in bezwaar gehandhaafd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2327
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202402025/1/A2

202402127/1/A2

Bij Uitvoeringsbesluit college Algemene plaatselijke verordening Purmerend 2021 van 25 januari 2022 heeft het college een vaarverbod voor gemotoriseerde vaartuigen ingesteld voor het gebied in de Weidevenne ten zuiden van de Zambezilaan, Laan der Continenten en Aziëlaan. Omdat er jaarlijks in de periode van april tot oktober bij de gemeente, handhaving en politie meldingen binnenkwamen over (geluids)overlast veroorzaakt door personen die met hoge snelheid met motorboten door het groengebied Weidevenne varen, heeft het college bij uitvoeringsbesluit van 25 januari 2022 een vaarverbod voor gemotoriseerde vaartuigen, waaronder ook begrepen vaartuigen met een buitenboordmotor en jetski’s, voor de Weidevenne ingesteld. Dit verbod geldt niet voor fluisterboten en handmatig aangedreven boten. De woning van [appellant] ligt aan het water en binnen het gebied waarvoor het vaarverbod voor gemotoriseerde vaartuigen is ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2304
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202402127/1/A2

202402197/1/A2

Bij besluit van 21 december 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan [vergunninghoudster] een omzettingsvergunning verleend voor het omzetten van de zelfstandige woning [locatie 1] in Den Haag in onzelfstandige woonruimten voor acht bewoners. [vergunninghoudster], eigenaar van [locatie 1] in Den Haag, heeft een vergunning aangevraagd om haar woning van zelfstandige woonruimte om te zetten in afzonderlijke kamerverhuur aan acht bewoners. [appellant] woont naast vergunninghoudster, op [locatie 2]. In het besluit van 21 december 2021 heeft het college toegelicht dat de buurten binnen de wijk waarin [locatie 1] ligt, zeer goed scoren op de Leefbaarometer en nieuwe kamerbewoning in dit geval daarom mogelijk is. In het besluit van 7 maart 2023 heeft het college ook toegelicht dat de norm van 5% kamerbewoning (vanaf drie personen) met de omzettingsvergunning niet wordt overschreden. Ook heeft het college toegelicht dat er aanvullende eisen gelden om het woon- en leefmilieu in de omgeving te waarborgen bij nieuwe kamerbewoning, zoals extra regels voor geluidsisolatie en brandveiligheidseisen bij onzelfstandig gebruik vanaf vijf personen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2332
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202402197/1/A2

202402307/1/R4

Bij besluit van 24 maart 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van een nieuwbouwwoning op het perceel Pionierskwartier fase 2, kavel 1, op het adres [locatie 1] in Veenendaal. Het college heeft bij besluit van 23 september 2022 aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel. De omgevingsvergunning is onherroepelijk. Op 31 december 2022 heeft [vergunninghouder] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het wijzigen van de woning op het perceel. Het college heeft die vergunning bij besluit van 24 maart 2023 verleend. [appellante] woont in de nabijheid van het perceel op het adres [locatie 2] in Veenendaal en kan zich niet vinden in de verlening van de omgevingsvergunning tot wijzigen van de woning.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2285
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202402307/1/R4

202402889/1/A2

Bij besluit van 7 februari 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een aanvraag van [appellante] voor exploitatie van een kinderdagverblijf te Amsterdam, afgewezen. De GGD heeft, als toezichthouder kinderopvang, naar aanleiding van de aanvraag van [appellante] het [kinderdagverblijf] op 29 november 2022 en 30 januari 2023 bezocht om te onderzoeken of de exploitatie zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang. De GGD heeft zijn bevindingen neergelegd in rapporten van 19 december 2022 en 2 februari 2023. Daarin concludeert de GGd dat de opvang niet voldoet aan een aantal kwaliteitseisen en dat de organisatie van de opvang en de verantwoordelijkheidstoedeling zo kwetsbaar zijn dat de opvang niet verantwoord is. Na het bezwaar, heeft de GGD op 8 juni 2023 nog een onderzoek gedaan. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 8 juni 2023. Daarin handhaaft de GGD zijn eerdere conclusie.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2328
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202402889/1/A2

202403331/1/R4

Bij besluit van 26 februari 2024 heeft het college zijn beslissing om op 8 februari 2024 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een zeer grote doos die op 8 februari 2024 op straat is aangetroffen ter hoogte van de [locatie 1] in Den Haag. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de doos verkeerd heeft aangeboden, omdat zijn naam en adres op het adreslabel op de doos staan. [appellant] betwist niet dat de doos van hem afkomstig is, maar stelt dat hij hem niet op straat heeft gezet. Hij stelt dat hij al in januari de doos, gevuld met ferro en non-ferro materialen, samen met zijn buurman in de grofvuilcontainer van zijn buurman heeft gedaan. De grofvuilcontainer stond op één van de twee parkeerplaatsen voor de entree van de [locatie 2], waar [appellant] en zijn buurman wonen. [appellant] stelt dat zijn buurman getuige is van deze handeling en dat het college daar ten onrechte aan voorbij is gegaan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2323
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Afval
  • uitspraakin de zaak202403331/1/R4

202403428/1/R2

Bij besluit van 18 april 2024 heeft de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten het bestemmingsplan "Vinkenhofjes" vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 137 appartementen in de wijk Nuenen-Zuid mogelijk op een locatie waar thans 61 verouderde appartementen staan. Helpt Elkander wil hier 94 driekamerappartementen en 43 tweekamerappartementen bouwen. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] zijn omwonenden van het plangebied. Zij vinden de mogelijk gemaakte ontwikkeling te omvangrijk. Deze heeft nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat. In hun beroepsgronden gaan zij met name in op strijd met gemeentelijk beleid en de parkeersituatie. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 1] en [appellant sub 4] betogen dat het bestemmingsplan strijdig is met de "Structuurvisie Nuenen Zuid" en de Omgevingsvisie Nuenen. Zij vinden de omvang en bouwhoogte van de nieuwe bebouwing te groot. Zij wijzen erop dat in plaats van maximaal vier bouwlagen, nieuwbouw in vijf bouwlagen kan worden gerealiseerd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2334
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202403428/1/R2

202403444/1/R4

Bij besluit van 11 april 2024 heeft de raad van de gemeente Berg en Dal het bestemmingsplan 'Leuth Noord' gewijzigd vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 32 woningen mogelijk op een voormalige agrarische bedrijfslocatie van circa 1,0 ha aan de Bredeweg in de kern Leuth. [appellant] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied. Zij vrezen dat hun woon- en leefklimaat wordt aangetast als gevolg van het plan. Ook gaat het plan ten koste van de nabijgelegen houtwal en de daar aanwezige vegetatie en dieren. [appellant] en anderen betogen dat in strijd met artikel 3:2 van de Awb onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de nieuwe verkeerssituatie. De voorgestelde ontsluitingen via de Bredestraat en de Reusensestraat geven gelegenheid voor sluipverkeer tussen het Kerkplein en de Bredestraat en een sterkere menging van autoverkeer en langzaam verkeer op de Reusensestraat.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2302
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Gelderland
  • uitspraakin de zaak202403444/1/R4

202404336/1/A2

Bij besluit van 3 juni 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen een aanvraag van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen. Op 29 oktober 2020 heeft [appellant] het college verzocht om tegemoetkoming in planschade die hij, in de vorm van waardevermindering van het perceel, heeft geleden door de inwerkingtreding op 18 juni 2015 van het op 7 april 2015 vastgestelde bestemmingsplan "Kissel-Voskuilenweg 2014". Bij dit nieuwe bestemmingsplan is aan het perceel de bestemming "Groen" toegekend. Onder het voorafgaande bestemmingsplan "Kissel-Voskuilenweg" was aan het perceel de bestemming Woongebied artikel 11 WRO uitwerken" toegekend, met de nadere aanduiding "C". Volgens [appellant] is het op grond van het nieuwe bestemmingsplan niet langer mogelijk om op het perceel woningbouw te realiseren en daardoor is volgens hem de waarde van het perceel verminderd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2299
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202404336/1/A2

202405046/1/V1

Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om haar, mede voor haar kinderen, een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen. Deze uitspraak gaat over de beslistermijn die de rechter stelt na gegrondverklaring van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om verlening van een mvv voor nareis. De Afdeling heeft eerder richtinggevende uitspraken gedaan over de lengte van de beslistermijn in dergelijke beroepen, zie de uitspraken van 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2643 en ECLI:NL:RVS:2024:2644. In die uitspraken heeft de Afdeling de beslistermijnen, zoals die nu ook in de uitspraak van de voorzieningenrechter zijn gesteld, geschikt geacht als uitgangspunt. In de uitspraak van vandaag gaat het, anders dan in de uitspraken van 3 juli 2024, over de betekenis van het ‘first in, first out’-principe (fifo-principe), dat de minister inmiddels toepast bij de behandeling van nareisaanvragen. Dit betekent dat zij nareisaanvragen op volgorde van binnenkomst oppakt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2337
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202405046/1/V1
  • persberichtbij de uitspraak in de zaak202405046/1/V1

202405636/1/R4

Bij besluit van 7 februari 2024 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden zijn beslissing om op 29 januari 2024 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening gemeente Vijfheerenlanden 2023 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een platgemaakte kartonnen doos die op 29 januari 2024 is aangetroffen naast de ondergrondse papiercontainer ter hoogte van De Ruijterstraat 74 in Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de doos verkeerd heeft aangeboden, omdat zijn naam en adres op het adreslabel op de doos staan. [appellant] betwist niet dat de doos van hem afkomstig is, maar stelt dat hij de doos juist heeft aangeboden. De foto’s bij het controlerapport laten volgens hem niet zie hoe de situatie bij de papiercontainer is aangetroffen. Hij stelt dat hij de doos voor 95 procent in de papiercontainer heeft gedaan en niet ernaast.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2284
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Afval
  • uitspraakin de zaak202405636/1/R4

202405909/1/R4

Bij besluit van 30 mei 2024 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam zijn beslissing om op 16 mei 2024 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. De toepassing van de spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een doos die op 16 mei 2024 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer ter hoogte van de Peellandstraat 59 in Rotterdam. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] de doos verkeerd heeft aangeboden, omdat haar naam en adres op het adreslabel op de doos staan. [appellante] betwist niet dat de doos van haar afkomstig is en dat zij de doos naast de restafvalcontainer heeft gezet, maar betoogt dat zij de doos op de juiste manier heeft aangeboden. Zij had op 7 mei 2024 een grofvuilafspraak en stelt dat de doos onderdeel was van het grofvuil dat zij toen heeft aangeboden. Zij stelt dat in de doos twee kranen, een douchekop en een slang zaten en dat zij de doos had dichtgeplakt. Zij stelt dat de doos op 7 mei 2024 niet is opgehaald.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2282
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Afval
  • uitspraakin de zaak202405909/1/R4

202406132/2/A3

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 augustus 2024 in zaak nr. 22/2890. De korpschef van politie heeft de vertrouwelijke versie van één gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2258
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Geheimhoudingsbeslissing
  • Hoger beroep
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak202406132/2/A3

202406204/1/A2

Bij besluit van 1 augustus 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Varia Vastgoed B.V. een splitsingsvergunning verleend. [appellante] huurt sinds 1 november 2010 de woning aan de [locatie 1] in Amsterdam van verhuurder Varia. Bij besluit van 11 december 2018 heeft het college een omgevingsvergunning afgegeven voor het adres [locatie 1]-[locatie 2]. Op basis van deze vergunning is het onder meer mogelijk om het pand te onderkelderen, de achterzijde op de begane grondverdieping uit te bouwen en de plattegronden opnieuw in te delen. [appellante] huurt sinds 1 november 2010 de woning aan de [locatie 1] in Amsterdam van verhuurder Varia. Op 1 april 2022 hebben [appellante] en Varia een vaststellingsovereenkomst getekend. Hierin hebben zij afspraken gemaakt over de verbouwing van de woning, waaronder dat [appellante] tijdelijk haar woning zou verlaten tijdens de verbouwing. Na afronding van de bouwwerkzaamheden heeft Varia op 26 juni 2023 een splitsingsvergunning aangevraagd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2336
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202406204/1/A2

202406255/1/A2

Bij besluit van 30 mei 2023 heeft de minister geweigerd een private schuld van [appellante] over te nemen. Deze uitspraak gaat over een besluit op grond van de regeling voor overneming en betaling van private schulden die is opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen. [appellante] is een gedupeerde van de toeslagenaffaire. Zij heeft verzocht om overname van een aantal schulden. In dit hoger beroep is in geschil of een schuld bij Beobank NV/SA van € 24.537,49 moet worden overgenomen. [appellante] is deze schuld aangegaan op 10 februari 2017 om onder meer haar huur te kunnen betalen en omdat haar kinderopvangtoeslag werd teruggevorderd, onder meer met een dwangbevel op 9 mei 2016. Op het moment dat [appellante] het krediet afsloot, had zij alleen nog een koffer met bezittingen. [appellante] heeft het krediet overgesloten op een nieuw krediet, eerst op 1 december 2018, en daarna op 26 augustus 2021. Hij heeft aan zijn besluit ten grondslag gelegd dat de schuld niet voldoet aan de eisen die de Wht daaraan stelt om te kunnen worden overgenomen. De schuld is niet opeisbaar geworden vóór 1 juni 2021.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2309
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202406255/1/A2
  • persberichtbij de uitspraak in de zaak202406255/1/A2

202500366/1/R1

Bij besluit van 16 december 2024 heeft de raad van de gemeente Noordoostpolder het bestemmingsplan "Ens Oost- fase 4" vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 90 woningen mogelijk ten zuidwesten van de Zuiderringweg 6 in Ens. Het gaat daarbij om twee-onder-één-kapwoningen, vrijstaande woningen, rijwoningen, en beneden-boven-woningen. In het vorige bestemmingsplan had het plangebied een agrarische bestemming. [appellant] woont aan de [locatie] en exploiteert naar zijn zeggen een akkerbouwbedrijf bij zijn woning en op daaraan grenzende gronden. Hij kan zich hoofdzakelijk niet verenigen met het bestemmingsplan omdat hij vreest voor negatieve gevolgen voor zijn bedrijfsvoering.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2240
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Flevoland
  • uitspraakin de zaak202500366/1/R1

202500969/1/A2

Bij beslissing van 1 oktober 2024 heeft de Centrale Studenteninschrijving, namens het college van bestuur van De Haagse Hogeschool, aan [appellante] medegedeeld dat zij zal worden afgemeld bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst omdat zij niet voldoet aan de studiepuntennorm in het kader van de verblijfsvergunning met verblijfsdoel "studie". [appellante] volgt sinds het studiejaar 2020-2021 de voltijdopleiding Voeding en Diëtiek aan De Haagse Hogeschool. Als internationale student moet zij in verband met haar verblijfsvergunning met als verblijfsdoel "studie" voldoen aan de studienorm die voortvloeit uit de Wet modern migratiebeleid, de zogenoemde Momi-norm. Die norm bedraagt 30 studiepunten per studiejaar. Indien een student niet voldoet aan de Momi-norm, moet het college dit aan de IND melden, tenzij sprake is van persoonlijke omstandigheden als gevolg waarvan onvoldoende studievoortgang kon worden geboekt. [appellante] heeft in het studiejaar 2023-2024 onvoldoende studiepunten behaald om aan de Momi-norm te voldoen. Bij de examencommissie was geen verschoonbare reden voor de onvoldoende voortgang van haar studie bekend.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2308
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202500969/1/A2

202501017/1/A2

Bij beslissing van 21 augustus 2023 heeft de BSA-commissie, namens het faculteitsbestuur, [appellant] een negatief bindend studieadvies gegeven voor de opleiding B Tandheelkunde. [appellant] is in het studiejaar 2021-2022 begonnen met de bacheloropleiding Tandheelkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij heeft in dat jaar wegens persoonlijke omstandigheden uitstel gekregen van het bindend studieadvies, onder de voorwaarde dat hij het gehele curriculum van het eerste jaar opnieuw zou volgen. Aan het einde van het studiejaar 2022-2023 heeft [appellant] in totaal 26 studiepunten behaald. Hiermee heeft hij niet voldaan aan de studievoortgangsnorm van 42 studiepunten. De BSA-commissie heeft hem daarom op 21 augustus 2023 een bindend negatief studieadvies gegeven. Het college heeft hem in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij het administratief beroepschrift niet eerder kon indienen. [appellant] heeft in reactie daarop een toelichting gegeven waarin hij aangeeft dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden niet in de gelegenheid was om tijdig administratief beroep in te stellen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2307
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202501017/1/A2

202501269/1/A2

Bij beslissing van 14 oktober 2024 heeft de examencommissie van de faculteit Maatschappij en Recht geconcludeerd dat [appellant] in de door hem ingeleverde opdracht "Deelopdracht 3: Sociale Impact maken en Groepsdynamica" plagiaat heeft gepleegd. De examencommissie heeft de opdracht ongeldig verklaard en [appellant] uitgesloten van deelname aan de reguliere herkansing in studiejaar 2023-2024. [appellant] volgt de opleiding Social Work aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij moest voor die opleiding onder meer de opdracht "Deelopdracht 3: Sociale Impact maken en Groepsdynamica" inleveren. De examinator heeft geconstateerd dat het door [appellant] ingeleverde werk overeenkomsten vertoont met het verslag van een ouderejaars student. De examencommissie heeft op 30 mei 2024 hierover een melding van de examinator ontvangen. De commissie heeft naar aanleiding hiervan onderzoek verricht en [appellant] op 24 juni 2024 gehoord. Bij beslissing van 11 juli 2024 heeft de examencommissie de opdracht ongeldig verklaard en [appellant] uitgesloten van deelname aan de herkansing. [appellant] heeft daartegen administratief beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2280
Datum uitspraak
21 mei 2025
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202501269/1/A2

202305248/1/V3

Bij besluit van 8 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2256
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202305248/1/V3

202502283/2/R3

Bij brief van 10 maart 2025 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat het verzoek van Circle K om een omgevingsvergunning voor een shop op de verzorgingsplaats "De Aalscholver" langs de A6, buiten behandeling gelaten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2257
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202502283/2/R3

202502307/1/V3

Bij besluit van 1 april 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2244
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202502307/1/V3

202502510/2/V2

Bij besluit van 7 februari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2268
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202502510/2/V2

202502608/1/V3

Bij besluit van 25 maart 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2353
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202502608/1/V3

202502646/1/V1 en 202502646/2/V1

Bij besluit van 20 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2255
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202502646/1/V1 en 202502646/2/V1

BRS.25.000038

Bij besluit van 29 oktober 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2224
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000038

BRS.25.000340

Bij besluit van 7 maart 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant in bewaring gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2239
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000340

BRS.25.000479 en BRS.25.000480

Bij besluit van 3 september 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie vastgesteld dat appellant geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft en hem opgedragen om Nederland binnen een maand te verlaten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2249
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000479 en BRS.25.000480

BRS.25.000483 en BRS.25.00084

Bij besluit van 17 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld dat appellant geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft en haar opgedragen om Nederland binnen een maand te verlaten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2250
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000483 en BRS.25.00084

BRS.25.000491 en BRS.25.000494

Bij besluit van 12 juli 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld dat appellant geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft en bepaald dat hij Nederland binnen een maand moet verlaten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2251
Datum uitspraak
20 mei 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000491 en BRS.25.000494

202500318/4/V3

Bij besluiten van 11 december 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie verzoeker de toegang tot Nederland geweigerd en hem een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2243
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202500318/4/V3

202501973/1/V3

Bij besluit van 13 maart 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 28 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Flantua, advocaat in Amersfoort, hoger beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2237
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202501973/1/V3

202502311/1/V3 en 202502311/2/V3

Bij besluit van 3 april 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Bij uitspraak van 15 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.P.J.W.M. Govers, advocaat in Tilburg, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2236
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202502311/1/V3 en 202502311/2/V3

202502329/1/V3

Bij besluit van 2 april 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant opgehouden voor verhoor. Bij uitspraak van 11 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat in Oss, hoger beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2246
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202502329/1/V3

202502368/1/V3

Bij besluit van 2 april 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant in bewaring gesteld

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2217
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202502368/1/V3

202502456/1/V3

Bij besluit van 15 april 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 25 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. P.R.L.V.M. Kruik, advocaat in Den Haag, hoger beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2247
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202502456/1/V3

202502578/1/V3 en 202502578/2/V3

Bij besluit van 13 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2254
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202502578/1/V3 en 202502578/2/V3

202502822/2/V3

Bij besluiten van 7 april 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie aanvragen van verzoekers om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2267
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202502822/2/V3

BRS.25.000503

Bij besluit van 3 april 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2225
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000503

202305937/4/A3

Bij e-mail, ingekomen op 12 mei 2025, heeft [verzoekster] verzocht om wraking van staatsraden mr. N. Verheij, mr. G.O. Veldhuizen en mr. M. den Heyer als leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 202305937/1/A3. Het verzoek van [verzoekster] is haar tweede verzoek om wraking van de staatsraden. Bij beslissing van 2 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2001, heeft de Afdeling haar eerste verzoek om wraking van de staatsraden afgewezen. De Afdeling stelt vast dat zowel het eerste als het tweede verzoek van [verzoekster] zijn gegrond op de gang van zaken op de zitting van 19 maart 2025. Net als in het eerste verzoek, heeft [verzoekster] aan het tweede verzoek ten grondslag gelegd dat de staatsraden haar zaak onvolledig hebben behandeld, dat zij suggestieve vragen stelden en onvoldoende kritisch waren naar de gemeente.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2229
Datum uitspraak
19 mei 2025
  • Wraking
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202305937/4/A3

202502370/1/A3

Bij besluit van 6 maart 2025 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stilleging van de werkzaamheden van Bincx bevolen voor de duur van een maand.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2345
Datum uitspraak
18 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Mondelinge uitspraak
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202502370/1/A3

202402115/1/V2

Bij besluit van 29 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van betrokkene om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Bij mondelinge uitspraak van 20 maart 2024 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak en ambtshalve bevolen de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen met ingang van 21 maart 2024.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2235
Datum uitspraak
16 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202402115/1/V2

202405051/1/V1

Bij besluit van 9 november 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om appellant een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen. Bij besluit van 20 juni 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 15 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2234
Datum uitspraak
16 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202405051/1/V1

202502452/1/A2

Het verzoek houdt verband met de beslissing van de examencommissie van de faculteit Maatschappij en Recht van 13 februari 2025, waarbij het verzoek van [verzoekster] om toelating tot de minor van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening is afgewezen. Deze zaak gaat over de vraag of de examencommissie [verzoekster] had moeten toelaten tot de minor. Voor toelating tot de minor geldt de eis dat 90 EC én alle vakken van de propedeuse zijn behaald. Die eis staat in artikel 2.9, eerste lid, en artikel 9.2.2 van de Onderwijs- en Examenregeling Bachelor HBO Rechten 2024-2025. Aan die eis heeft [verzoekster] niet voldaan, omdat zij nog twee vakken uit de propedeuse moet halen. Richtlijn 70a voorziet in de mogelijkheid voor de examencommissie om een uitzondering te maken als geen studeerbaar programma meer overblijft. Daarbij hanteert de examencommissie als gedragslijn dat, wanneer er nog maar één vak uit de propedeuse niet is gehaald, de examencommissie gaat bekijken of een student toch tot de minor kan worden toegelaten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2521
Datum uitspraak
16 mei 2025
  • Mondelinge uitspraak
  • Voorlopige voorziening
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202502452/1/A2

202502797/2/V2

Bij besluit van 10 december 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Bij uitspraak van 8 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2245
Datum uitspraak
16 mei 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202502797/2/V2

BRS.25.000448

Bij besluit van 3 maart 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om betrokkenen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2221
Datum uitspraak
16 mei 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000448

BRS.25.000459 en BRS.25.000460

Bij besluit van 19 maart 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2215
Datum uitspraak
16 mei 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000459 en BRS.25.000460

BRS.25.000511

Bij besluit van 28 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2222
Datum uitspraak
16 mei 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000511

202405314/1/A2

[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht om herziening van haar uitspraak van 21 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3400. Bij die uitspraak heeft de Afdeling een eerder verzoek van [verzoeker] om herziening van haar uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4119, afgewezen. Het huidige verzoek wordt daarom opgevat als verzoek om herziening van de uitspraak van 8 november 2023.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2277
Datum uitspraak
16 mei 2025
  • Herziening
  • Mondelinge uitspraak
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202405314/1/A2

202405320/1/A2

[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht om herziening van haar uitspraak van 21 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3397. Bij die uitspraak heeft de Afdeling een eerder verzoek van [verzoeker] om herziening van haar uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4114, afgewezen. Het huidige verzoek wordt daarom opgevat als verzoek om herziening van de uitspraak van 8 november 2023.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2276
Datum uitspraak
16 mei 2025
  • Herziening
  • Mondelinge uitspraak
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202405320/1/A2

202402032/1/V2

Bij besluit van 9 februari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Ook heeft hij geweigerd appellant ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2156
Datum uitspraak
15 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202402032/1/V2

202404752/1/V1

Appellant heeft, mede voor haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om haar, mede voor haar minderjarige kinderen, een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2220
Datum uitspraak
15 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202404752/1/V1

202500757/1/V3

Bij besluit van 13 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 30 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, advocaat in Tilburg, hoger beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2231
Datum uitspraak
15 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202500757/1/V3

202501936/1/V3

Bij besluit van 3 maart 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 26 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2233
Datum uitspraak
15 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202501936/1/V3

202502248/1/V3 en 202502248/2/V3

Bij besluit van 17 februari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2218
Datum uitspraak
15 mei 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202502248/1/V3 en 202502248/2/V3

BRS.25.000462

Bij besluit van 4 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2154
Datum uitspraak
15 mei 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000462

202500536/2/A3

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 23 december 2024. Zijn gemachtigde is [persoon]. Bij brief van 28 maart 2025 is aan [persoon] meegedeeld dat het voornemen bestaat vanwege ernstige bezwaren hem in daarvoor in aanmerking komende zaken als gemachtigde te weigeren. [persoon] is in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief schriftelijk op dit voornemen te reageren. Hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. [persoon] treedt ook in andere zaken bij de Afdeling als gemachtigde op. Hij presenteert zich als professioneel rechtsbijstandverlener. Er bestaan ernstige bezwaren tegen de wijze waarop [persoon] als gemachtigde in zaken bij de Afdeling optreedt. De vermenging door [persoon] van zijn eigen belangen met die van partijen voor wie hij optreedt als gemachtigde draagt daar extra aan bij. Omdat sprake is van een patroon van onacceptabele gedragingen, dat in ieder zaak zichtbaar is, is er voldoende aanleiding [persoon] in deze zaak als gemachtigde te weigeren.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2230
Datum uitspraak
15 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202500536/2/A3

202405675/1/V2

Bij besluit van 27 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opnieuw geweigerd om betrokkene krachtens artikel 64 van de Vw 2000 ambtshalve uitstel van vertrek te verlenen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2160
Datum uitspraak
14 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202405675/1/V2

202406486/3/V1

Bij uitspraak van 24 september 2024, van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, in zaken nrs. NL24.18651 en NL24.18656 heeft de rechtbank de beroepen van appellanten gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard, het met besluiten gelijk te stellen niet tijdig nemen van besluiten vernietigd, de minister opgedragen om binnen acht weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak appellanten te horen en binnen acht weken na dat gehoor, in elk geval binnen zestien weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak, besluiten te nemen op de aanvragen om aan appellanten een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen en bepaald dat de minister aan appellanten gezamenlijk een dwangsom van € 100,00 moet betalen voor elke dag dat zij die termijnen overschrijdt, tot een maximum van € 7.500,00.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2219
Datum uitspraak
14 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202406486/3/V1

202500074/1/V2

Bij besluit van 10 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van betrokkene om hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2158
Datum uitspraak
14 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202500074/1/V2

202502001/1/V2

Bij besluit van 22 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:2161
Datum uitspraak
14 mei 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202502001/1/V2
vorige pagina1...151617...1.204volgende pagina

Facetten
Gepubliceerd
  • Uitspraken uit
Type uitspraak
Proceduresoort
Rechtsgebied
Bevat

Raad van State

De Raad van State is onafhankelijk adviseur van regering en parlement over wetgeving en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter van het land.

  • Meer over ons
  • Vacatures

Contact

De Raad van State bevindt zich in het centrum van Den Haag. Wilt u in contact komen met ons of wilt u ons bezoeken voor een zitting?

  • Telefoon
  • Locatie en route
  • Post en e-mail
  • Digitaal procederen
  • Wet open overheid
  • Nieuwe zaak starten

Altijd op de hoogte

Ontvang ons nieuws via de abonnementenservice in uw mailbox. Op de hoogte gehouden worden over uitspraken die gedaan worden in bepaalde zaken? Meld u dan aan voor de e-mailservice. Of bekijk de voortgang van een bepaalde procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

  • E-mailservice uitspraken
  • Voortgang procedure
  • Aanvragen oude uitspraken

Toegankelijkheid | Privacy | Cookiebeleid

Volg ons

  • Bluesky
  • LinkedIn
  • Instagram
  • Mastodon