De Afdeling bestuursrechtspraak toetst of de overheid het recht goed heeft toegepast bij het nemen van een besluit. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.
Toon overzicht van de actuele uitspraken:
Bij besluit van 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel het bestemmingsplan "Berlicum-Zuid" vastgesteld.
Bij besluit van 23 februari 2006 heeft de korpschef van de politieregio Utrecht (hierna: de korpschef) aan appellant toestemming onthouden tot het verrichten van werkzaamheden voor een particuliere beveiligingsorganisatie.
Bij besluit van 10 november 2006 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister) de inschrijving van appellant in het register van tandartsen (hierna: het BIG-register) doorgehaald.
Bij besluit van 21 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg (hierna: het college) de aanvraag van appellant om een voorrangsverklaring bij woningtoewijzing afgewezen.
Bij besluit van 13 juni 2006 heeft appellant (hierna: de Directeur) de erkenning bedrijfsvoorraad van [wederpartij] tijdelijk ingetrokken voor de duur van twaalf weken.
Bij uitspraak van 17 mei 2006, in zaak no. 200506032/1, heeft de Afdeling beslist op het beroep van onder meer verzoeker tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 28 juni 2005 omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan "Kom Maarheeze", dat de gemeenteraad van Cranendonck bij zijn besluit van 23 november 2004 heeft vastgesteld. De Afdeling heeft in haar uitspraak het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 31 oktober 2005 heeft de stichting "Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen" (hierna: het CBR) geweigerd aan appellant een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen uit de categorieën B en E bij B af te geven.
Bij besluit van 7 augustus 2006 heeft de stichting "Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen" (hierna: het CBR) appellante verplicht zich aan een onderzoek naar de rijvaardigheid te onderwerpen.
Bij besluit van 21 februari 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een vleeskalverenhouderij op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 21 februari 2007 ter inzage gelegd.
Bij onderscheiden besluiten van 5 oktober 2004 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aanvragen van appellanten om hun een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 8 mei 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 20 april 2005 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) bepaald dat de uitzetting van appellanten niet achterwege wordt gelaten.
Bij onderscheiden besluiten van 2 augustus 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een brief van van 29 september 2003 aangemerkt als aanvragen van appellanten om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen en deze aanvragen afgewezen.
Bij besluit van 23 juni 2007 is (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring-gesteld.
Bij besluit van 6 april 2007 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 30 juni 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 13 november 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 6 juli .
Bij besluit van 8 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 10 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 9 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 21 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 10 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 9 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 29 mei 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van verzoeker om wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Bij besluit van 27 april 2007 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 18 juni 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij bestuit van 1 3 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 9 mei 2007 heeft verweerder besloten het wassen en sorteren van aardappels in de inrichting aan de [locatie] te [plaats] onder voorwaarden te gedogen.
Bij besluit van 8 mei 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 31 juli 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 22 maart 2007 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 11 februari 2004 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) geweigerd om appellante ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij besluit van 11 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 6 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 juni 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 16 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij onderscheiden besluiten van 1 september 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aanvragen van verzoekers om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 19 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Houten (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "LSI De Koppeling B.V." (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een kantoorgebouw met bijbehorend parkeerterrein op het perceel De Koppeling te Houten.
Bij besluit van 3 augustus 2000 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) geweigerd om appellante ambtshalve voortgezet verblijf toe te staan.
Bij besluit van 25 september 2006 heeft het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COA) een aanvraag van appellant om verlening van verstrekkingen op de voet van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieen vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005) afgewezen.
Bij besluit van 16 maart 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) het verzoek van appellante om op haar artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) toe te passen afgewezen.
Bij besluit van 8 augustus 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voor zover thans van belang, een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 10 juli 2006 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 1 5 oktober 2004 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 6 december 2005 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 12 februari 2007 heeft de Minister van Justitie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 3 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 11 juli 2007 is appellante in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 27 september 2006 heeft de Minister voor Vreemdelinqenzaken en Integratie een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 13 oktober 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling), mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 7 november 2005 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voor zover thans van belang, een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 9 oktober 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 5 september 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 18 juni 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 31 oktober 2005 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen alsmede geweigerd om hem ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij besluit van 4 oktober 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 2 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 30 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân (hierna: het college) een verzoek van appellanten om handhavend tegen het gebruik van de banen 3 en 4 van de tennisaccommodatie van tennisvereniging "De Greensetters" (hierna: de vereniging) en tegen de verlichting rond de banen 1 en 2 en het hekwerk rond de gehele accommodatie op te treden afgewezen.
Bij besluit van 13 mei 2005 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bi] besluit van 29 januari 2007 heeft de Minister van Justitie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 4 december 2002 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 20 november 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 18 mei 2007 heeft appellant (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 26 april 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te vertenen afgewezen.
Bij besluit van 29 april 2004 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister), voor zover thans van belang, geweigerd om appellant ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij besluit van 8 juni 2007 heeft de Minister van Justitie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 4 juni 2007 heeft appellant (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 11 januari 2007 heeft de Minister van Justitie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 22 mei 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 2 november 2000 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem als vluchteling toe te laten afgewezen en geweigerd hem ambtshalve een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard te verlenen.
Bij besluit van 10 juni 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 14 januari 2004 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 25 juni 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 9 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 11 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 11 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 28 juni 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 9 juli 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 28 juni 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 5 juli 2007 heeft de Staatssecretaris van Justitie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 8 mei 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 17 mei 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aanvragen van verzoekers om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 6 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond (hierna: het college) aan de Woningstichting Roermond (hierna: verzoekster) krachtens artikel 14, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 vergunning verleend voor het slopen van een muur aan de Jesuïtenstraat te Roermond.
Bij besluit van 22 december 2005 heeft verweerder geweigerd appellante voor het jaar 2006 een vergunning te verlenen voor het inzamelen van textiel.
Bij besluit van 4 juni 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een pluimvee- en paardenhouderij gelegen aan de [locatie] te Asten. Dit besluit is op 8 juni 2007 ter inzage gelegd.
Bij besluit van 6 december 2006 heeft appellant (hierna: het college) [wederpartij] op straffe van een dwangsom gelast om binnen zes weken het trainen, berijden en dresseren van paarden in de paardenbak op het perceel [locatie] te [plaats] te staken en gestaakt te houden, het hekwerk te verwijderen, dan wel terug te brengen tot een hoogte van maximaal 1 meter en de lichtmasten te verwijderen.
Bij besluit van 30 augustus 2005 heeft de gemeenteraad van Westland het bestemmingsplan "Westmade" (hierna: het plan) vastgesteld.
Bij besluit van 29 september 2005 heeft de gemeenteraad van Noordoostpolder, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 juli 2005, het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2004" vastgesteld.
Bij besluit van 30 augustus 2005 heeft de gemeenteraad van Westland het bestemmingsplan "Holle Watering" (hierna: het plan) vastgesteld.
Bij besluit van 30 augustus 2005 heeft de gemeenteraad van Westland het bestemmingsplan "Poeldijk Centrum" (hierna: het plan) vastgesteld.
Bij besluit van 30 augustus 2005 heeft de gemeenteraad van Westland het bestemmingsplan "Poeldijk Westhof" (hierna: het plan) vastgesteld.
Bij besluit van 6 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sneek (hierna: het college) de oever ter hoogte van een plantsoen aan de Stortemelk te Sneek, gelegen tegenover woningen aan het Marsdiep, over een lengte van 170 meter als ligoever aangewezen ten behoeve van maximaal 33 ligplaatsen voor kleine open boten met een maximale lengte van 6 meter.
Bij besluit van 17 oktober 2005 heeft de gemeenteraad van Loppersum, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 oktober 2005, het bestemmingsplan "Middelstum Rondweg" vastgesteld.
Bij besluit van 5 oktober 2005 heeft de gemeenteraad van Tiel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "Kasteelweg-Vergardeweg Wadenoijen 2e fase" vastgesteld.
Bij besluit van 19 januari 2006 heeft de gemeenteraad van Menaldumadeel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 januari 2006, het bestemmingsplan "Noordwesttangent, Menaldumadeel" vastgesteld.
Bij besluit van 29 september 2005 (Stcr. 3 oktober 2005, nr. 191) heeft verweerder het op de bij dat besluit behorende kaart aangewezen gebied, bekend onder de naam Polder Zeevang, aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, eerste en tweede lid, van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103; hierna: de Vogelrichtlijn).
Bij besluit van 25 juli 2006 heeft verweerder aan Dierencrematorium en -begraafplaats Viviana een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting bestemd voor het begraven van kleine huisdieren en voor het cremeren van kleine huisdieren en paarden gelegen aan de Vianendreef 97 te Prinsenbeek, gemeente Breda. Dit besluit is op 7 augustus 2006 ter inzage gelegd.
Bij besluit van 7 augustus 2006 heeft verweerder aan appellante een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren verleend voor het lozen van afvalwater vanuit haar inrichting aan de [locatie] te [plaats] via de gemeentelijke vuilwaterriolering op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Waalwijk, alsmede van niet verontreinigd regenwater op oppervlaktewater via de gemeentelijke schoonwaterriolering. Dit besluit is op 17 augustus 2006 ter inzage gelegd.
Bij besluit van 9 februari 2006 heeft de gemeenteraad van Groenlo (thans: Oost Gelre) het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Lichtenvoorde West, herziening 46 (St. Eloy/Broekboomstraat)" (hierna: het plan) vastgesteld.
