Uitspraak 200703164/1


Volledige tekst

200703164/1.
Datum uitspraak: 20 februari 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Borsele,
appellant,

tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/98 en 07/99 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg van 9 maart 2007 in het geding tussen:

[wederpartijen], wonende te [woonplaats],

en

appellant.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borsele (hierna: het college) het verzoek van [werderpartijen] om handhavend op te treden tegen het gebruik en de aanwezigheid van de bouwweg aan de [locatie] te [woonplaats] (hierna: de bouwweg) afgewezen.

Bij besluit van 1 februari 2007 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, maar het besluit van 29 mei 2006 in stand gehouden.

Bij uitspraak van 9 maart 2007, verzonden op 23 maart 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 1 februari 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 4 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 mei 2007.

Bij brief van 18 juni 2007 hebben [wederpartijen] een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 20 juni 2007 heeft het college het door [wederpartijen] tegen het besluit van 29 mei 2006 gemaakte bezwaar alsnog ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben [wederpartijen] bij brief van 30 juli 2007 beroep ingesteld. De rechtbank heeft deze brief doorgezonden naar de Afdeling. De gronden van dit beroep zijn aangevuld bij brief van 30 september 2007.

Bij brief van 26 september 2007 heeft het college een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.I. Elling, en [wederpartijen], bijgestaan door [gemachtigde], zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De bouwweg is aangelegd ter ontsluiting van de in aanbouw zijnde woonwijk De Blikken II. De bouwweg is aan de voorzijde van de woningen aan de [locatie] en parallel aan die straat gelegen, op gronden waarop ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "'s-Heerenhoek, gedeelte De Blikken II" de bestemming "Groenvoorzieningen" rust.

2.2. Het hoger beroep is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om niet tot handhavend optreden tegen aanwezigheid en gebruik van de bouwweg over te gaan.

2.3. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat slechts sprake kan zijn van een situatie waarin handhavend optreden in verhouding tot de daarmee te dienen belangen zodanig onevenredig is dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien indien het gaat om een overtreding van een wettelijk voorschrift van geringe aard en ernst. Daartoe voert het college aan dat ook in andere gevallen sprake kan zijn van een dergelijke situatie.

2.3.1. Uit de door de voorzieningenrechter vermelde uitspraken van de Afdeling van 19 januari 2005 in zaak nr. 200403729/1 en van 13 april 2006 in zaak nr. 200601683/1 kan niet worden afgeleid dat slechts sprake kan zijn van een situatie waarin handhavend optreden in verhouding tot de daarmee te dienen belangen zodanig onevenredig is dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien indien het gaat om een overtreding van een wettelijk voorschrift van geringe aard en ernst. Ook onder andere omstandigheden kan worden geoordeeld dat handhavend optreden in verhouding tot de daarmee te dienen belangen zodanig onevenredig is dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

Het voorgaande leidt echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat het college zich in het besluit van 1 februari 2007 onvoldoende rekenschap heeft gegeven van het algemeen belang dat is gediend met handhaving, althans dit belang onvoldoende voorop heeft gesteld, en dat het college in dat besluit niet heeft gemotiveerd hoe dat belang zich verhoudt tot de belangen van [wederpartijen] en het belang van de verkeersveiligheid.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevochten, met verbetering van de gronden waarop deze rust.

2.5. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang met artikel 6:24 van die wet, wordt het hoger beroep geacht mede een beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar van 20 juni 2007 in te houden.

2.6. [wederpartijen] betogen dat het college hun verzoek om handhavend op te treden ten onrechte heeft afgewezen. Daartoe voeren zij aan dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de verkeersveiligheid vereist dat de bouwweg aanwezig is en wordt gebruikt.

2.6.1. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.6.2. Ter zitting heeft het college te kennen gegeven dat het eind januari 2008 van het stedenbouwkundig bureau een eerste concept-voorontwerp zou ontvangen van het bestemmingsplan "'s-Heerenhoek, gedeelte De Blikken II, 2e fase". De Afdeling is van oordeel dat hiermee ten tijde van het besluit van 20 juni 2007 geen concreet zicht op legalisering bestond.

2.6.3. Het college heeft zich in zijn besluit van 20 juni 2007 op het standpunt gesteld dat handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat daarvan in deze situatie behoort te worden afgezien. Daartoe heeft het college overwogen dat zijns inziens het belang van verkeersveiligheid en (on)bereikbaarheid bij calamiteiten van de bewoners van een wijk - en zelfs het hele dorp - prevaleren boven het individuele belang van de bewoners van woningen aan de Van 't Westeindestraat. [wederpartijen] stellen dat zij geluidoverlast en andere hinder ondervinden van de bouwweg en dat hun woningen door de aanwezigheid van de bouwweg in waarde dalen welke waardedaling bij gebreke van enige planologisch relevante besluitvorming niet voor vergoeding in aanmerking kan worden gebracht. Nu deze stellingen niet op voorhand onaannemelijk zijn, lag het, gelet op artikel 3:2 van de Awb, op de weg van het college om de nodige kennis omtrent deze stellingen te vergaren. Het heeft derhalve ten onrechte volstaan met de overweging dat bovenvermelde stelling van [wederpartijen] met geen enkel bewijs wordt gestaafd. Derhalve blijkt uit het besluit van 20 juni 2007 niet waarom in dit geval het belang van een ontsluitingsweg op deze weg op deze plek, gezien de verkeersveiligheid en bereikbaarheid van de inwoners van 's-Heerenhoek, zwaarder moet wegen dan het belang van [wederpartijen] en de beginselplicht tot handhaving. Nu derhalve onvoldoende is gemotiveerd dat in dit geval bijzondere omstandigheden bestaan op grond waarvan kon worden afgezien van handhaving, is dit besluit niet voorzien van een deugdelijke motivering.

2.7. Het beroep is gegrond. Het besluit van 20 juni 2007 wordt wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigd.

2.8. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;

II. verklaart het door [wederpartijen] tegen het besluit van 20 juni 2007 ingestelde beroep gegrond;

III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Borsele van 20 juni 2007, kenmerk 0710509;

IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Borsele tot vergoeding van bij [wederpartijen] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Borsele aan [wederpartijen] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.

Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.

w.g. Van den Brink w.g. Van Heusden
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2008

163-499.