Aangepaste werkwijze nodig bij beoordeling ‘politieke overtuiging’ in vreemdelingenzaken

Gepubliceerd op 17 januari 2024

De werkwijze en het beleid van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de vervolgingsgrond ‘politieke overtuiging’ zijn in strijd met de Europese Kwalificatierichtlijn. Deze moet hij daarom aanpassen. Dat staat in twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (17 januari 2024). De uitspraken zijn het sluitstuk van een langlopende juridische procedure waarin de Afdeling bestuursrechtspraak in februari 2022 zogenoemde prejudiciële vragen stelde aan het Hof van Justitie in Luxemburg. In zijn arrest van september 2023 heeft het Europese Hof deze vragen beantwoord. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van dit arrest al laten weten dat hij zijn werkwijze en beleid aanpast.

Achtergrond van deze zaken

Twee Soedanese vreemdelingen hebben in Nederland politieke activiteiten verricht. Zij vrezen dat zij mogelijk gevaar lopen als zij terug moeten naar Soedan en hebben daarom in Nederland asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft deze aanvragen afgewezen, omdat hij vindt dat de politieke activiteiten niet zijn verricht vanuit een politieke overtuiging. Daarom biedt de Europese Kwalificatierichtlijn volgens de staatssecretaris hun geen bescherming.

Verschil van mening

De vreemdelingen vinden dat het hebben en het uiten van een mening over maatschappelijke aangelegenheden, voldoende is om een politieke overtuiging te hebben. Omdat de vreemdelingen in Nederland met hun activiteiten een politieke overtuiging hebben geuit, zijn zij van mening dat zij niet terug kunnen keren naar Soedan. Maar volgens de staatssecretaris moet een overtuiging fundamenteel zijn om door de Kwalificatierichtlijn beschermd te worden. Een vreemdeling heeft volgens hem pas een zogenoemde beschermingswaardige politieke overtuiging, als de overtuiging ‘vergroeid’ is met de persoon en zijn identiteit.

Politieke overtuiging hoeft niet fundamenteel te zijn

De Afdeling bestuursrechtspraak vroeg in februari 2022 aan het Hof van Justitie in Luxemburg welke benadering van de vervolgingsgrond ‘politieke overtuiging’ moet worden gevolgd; die van de vreemdelingen of die van de staatssecretaris? Uit het arrest van het Hof van Justitie van september 2023 volgt dat de staatssecretaris bij de beoordeling van deze vervolgingsgrond niet meer als eis mag stellen dat sprake moet zijn van een fundamentele politieke overtuiging.

Staatssecretaris constateert zelf dat beleid in strijd is met Kwalificatierichtlijn

De staatssecretaris heeft in zijn reactie op het arrest al laten weten dat hij de politieke overtuiging van de vreemdelingen heeft gebaseerd op een onjuiste uitleg van deze vervolgingsgrond. Omdat de staatssecretaris zelf al constateert dat zijn beleid op dit moment in strijd is met de Kwalificatierichtlijn en daarom moet worden aangepast, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak dat het aan hem is om zijn werkwijze aan te passen in het licht van het arrest van het Hof van Justitie.

Gevolgen van de uitspraken

Voor de vreemdelingen in deze zaken betekenen de uitspraken van vandaag dat de staatssecretaris aan de hand van een nieuwe werkwijze en een nieuw beleid moet onderzoeken en beoordelen of hij hun politieke overtuiging en de daaruit voortvloeiende vrees voor vervolging gelooft en voldoende ernstig vindt om hun asiel te verlenen. Hij zal dus opnieuw op hun asielaanvragen moeten beslissen. De uitspraken zijn ook van belang voor andere vreemdelingen die aanvoeren dat zij bij terugkeer vrezen te worden vervolgd omdat zij uiting willen geven aan hun politieke overtuiging, ook al hebben zij die niet eerder geuit in hun land van herkomst.


Europees Hof van Justitie

Lees hier de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummers 202003129/2 en 202004875/3.