Uitspraak 201507691/3/R2


Volledige tekst

201507691/3/R2.
Datum uitspraak: 21 juni 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te 't Goy, gemeente Houten,
2. [appellant sub 2], wonend te 't Goy, gemeente Houten,

en

de raad van de gemeente Houten,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 6 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1857, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van die uitspraak, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, het gebrek in het besluit van 2 juli 2015, nummer 2014-059, te herstellen door: - alsnog te onderzoeken of ter plaatse van de woning [locatie] een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en zo ja, onder welke voorwaarden, of; - voor het perceel Tuurdijk ongenummerd een andere passende regeling vast te stellen.

Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 8 november 2016, nummer 2016-058 heeft de raad, ter uitvoering van voormelde uitspraak het bestemmingsplan "’t Goy en omgeving" gewijzigd vastgesteld.

[appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben hun zienswijzen naar voren gebracht over het besluit van 8 november 2016.
[appellant sub 2] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 november 2016.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2017, waar [appellanten sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.T.F. van Berkel, en de raad, vertegenwoordigd door mr. I.E. Nauta, advocaat te Enschede, A.W.M. van der Meer en P.J. van der Laan, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het bij besluit van 2 juli 2015 door de raad vastgestelde plan zonder meer een fruitboomgaard op het perceel Tuurdijk ongenummerd toestond. Voorts heeft de Afdeling overwogen dat door de raad bij de vaststelling van het plan geen beoordeling heeft plaatsgevonden of ter plaatse van de woning van [appellanten sub 1], aan de [locatie], een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met het oog op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het perceel kan worden gegarandeerd, zodat moet worden geconcludeerd dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is vastgesteld.

2. Ter zitting op 16 mei 2017 hebben [appellanten sub 1] toegelicht dat zij willen voorkomen dat op kortere afstand dan 50 meter van hun perceel fruitteelt plaatsvindt. De Afdeling begrijpt daaruit dat het beroep van [appellanten sub 1] tegen het besluit van 2 juli 2015 uitsluitend is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch" op het perceel Tuurdijk ongenummerd, voor zover het betreft de gronden binnen 50 meter van hun woonperceel.

Gelet op hetgeen in overweging 4.4 van de tussenuitspraak is overwogen, ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het besluit van de raad van 2 juli 2015, nummer 2014-059, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep tegen dat besluit is gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd wat betreft het plandeel perceel Tuurdijk ongenummerd, voor zover dat is gelegen binnen 50 meter van het woonperceel van [appellanten sub 1].

3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om alsnog te onderzoeken of ter plaatse van de woning [locatie] een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en zo ja, onder welke voorwaarden, of voor het perceel Tuurdijk ongenummerd een andere passende regeling vast te stellen.

4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 8 november 2016 het plan gewijzigd vastgesteld, in die zin dat in bijlage 1 (kaart bestaande fruitbomen) bij de planregels, de op het perceel Tuurdijk ongenummerd aangeplante fruitboomgaard niet langer is aangeduid als bestaande fruitboomgaard.

5. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

Procesbelang [appellanten sub 1]

6. [appellant sub 2] betoogt dat [appellanten sub 1] geen belang bij hun beroep hebben. In dit verband voert hij aan dat hij een perceel naast het perceel Tuurdijk ongenummerd heeft aangekocht, waarop hij onder meer aardappelen, granen en bieten laat telen. Gelet op de daarbij gebruikte gewasbeschermingsmiddelen zal bij de woning van [appellanten sub 1] geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kunnen worden bereikt.

6.1. Het beroep van [appellanten sub 1] is erop gericht om te verzekeren dat de fruittteelt op het perceel Tuurdijk en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen daarbij niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat op hun perceel. De enkele omstandigheid dat op een perceel dat is gelegen naast dat waarop het beroep van [appellanten sub 1] betrekking heeft, akkerbouw plaatsvindt van gewassen waarbij mogelijk gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt die mogelijk kunnen leiden tot een aantasting van het woon- een leefklimaat op hun perceel, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat [appellanten sub 1] geen belang hebben bij dat beroep.

Het beroep van [appellant sub 2]

7. [appellant sub 2] betoogt dat het plan op het perceel Tuurdijk ongenummerd akker- en vollegrondstuinbouw mogelijk maakt. Volgens hem is, gelet op de daarbij te gebruiken gewasbeschermingsmiddelen, ter plaatse van de binnen 50 meter van het perceel gelegen gevoelige functies een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet gegarandeerd.

7.1. Met het bij besluit van 8 november 2016 gewijzigd vastgestelde plan is geen wijziging in de bestemming van het perceel Tuurdijk ongenummerd aangebracht. Het gewijzigd vastgestelde plan maakt derhalve net als het bij besluit van 2 juli 2015 vastgestelde bestemmingsplan "’t Goy en omgeving" akker- en vollegrondstuinbouw mogelijk. [appellant sub 2] heeft daartegen geen beroep ingesteld. [appellant sub 2] is door het besluit van 8 november 2016 niet in een nadeliger positie komen te verkeren. Daarom kan, gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant sub 2] in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft.

8. [appellant sub 2] betoogt dat het gewijzigd vastgestelde plan in strijd is met de uitgangspunten van het bij besluit van 2 juli 2015 vastgestelde plan. In dat verband voert hij aan dat aan dat plan het tussen de gemeente en Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO) en Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) bestuurders gesloten ‘Convenant driftreductie - beperken van hinder door spuitdrift in bestaande boomgaarden’ ten grondslag was gelegd, waarin was overeengekomen dat alle huidige boomgaarden, dus ook die zonder vergunning, als bestaande boomgaarden worden gezien.

8.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 27 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW9520, onder 2.7, kan een overeenkomst niet leiden tot een verplichting van de raad aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening acht. Het uiteindelijke besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan kan mede afhankelijk van alle in de loop van de procedure naar voren gebrachte feiten en belangen, waaronder ook de belangen van derden, anders uitvallen dan bij het sluiten van de overeenkomst is ingeschat. Zodanige overeenkomst is wel een omstandigheid die de raad bij de vaststelling van zijn plan in zijn overwegingen dient te betrekken. Daargelaten dat het tussen NFO- en LTO-bestuurders en het gemeentebestuur gesloten convenant geen overeenkomst tussen [appellant sub 2] en de raad betreft bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in dit geval doorslaggevend gewicht aan het convenant had moeten toekennen.

Het betoog faalt.

9. [appellant sub 2] betoogt dat het gewijzigd vastgestelde plan verder strekt dan de in de tussenuitspraak aan de raad gegeven opdracht. Volgens hem heeft de raad ten onrechte de aanduiding ‘bestaande fruitboomgaard’ voor het gehele perceel Tuurdijk ongenummerd verwijderd. Daarbij wijst hij erop dat de voorzieningenrechter in de uitspraak van 15 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4002, het plandeel met de bestemming "Agrarisch" op dat perceel uitsluitend heeft geschorst voor zover het betreft de gronden binnen een straal van 50 meter rondom het perceel [locatie]. Voor het overige is het bestemmingsplan in werking getreden en is een omgevingsvergunning voor de aanplant van een fruitboomgaard dan wel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen daarom niet nodig, aldus [appellant sub 2].

9.1. Dat betoog faalt. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak de raad opgedragen te onderzoeken of ter plaatse van de woning van [appellanten sub 1] een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en zo ja onder welke voorwaarden, dan wel voor het perceel Tuurdijk ongenummerd een andere passende regeling vast te stellen. Die opdracht is niet beperkt tot het gedeelte van het perceel Tuurdijk ongenummerd dat is gelegen binnen een afstand van 50 meter van de woning van [appellanten sub 1]. Het stond de raad derhalve vrij een passende regeling te treffen voor het gehele perceel Tuurdijk ongenummerd.

Het betoog faalt.

10. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.

Het beroep van [appellanten sub 1]

11. De raad stelt zich, blijkens het besluit van 8 november 2016, op het standpunt dat met het niet langer aanduiden van de fruitboomgaard op het perceel Tuurdijk ongenummerd in bijlage 1 bij de regels van het bestemmingsplan (bestaande fruitboomgaarden) als bestaande fruitboomgaard, aan de opdracht van de Afdeling is voldaan. Daartoe stelt de raad dat in artikel 3, lid, 3.7.1, aanhef en onder e, van de planregels is bepaald dat het verboden is op de gronden met de bestemming "Agrarisch", voor zover gelegen buiten een bouwvlak, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, een fruitboomgaard aan te planten, voor zover gelegen binnen 50 m van een gevoelige functie. Voorts stelt de raad dat in lid 3.7.3, aanhef en onder h, is bepaald dat een dergelijke omgevingsvergunning voor de aanplant van een fruitboomgaard alleen kan worden verleend indien de aanvrager van een omgevingsvergunning middels locatiespecifiek onderzoek kan aantonen dat voor de omliggende gevoelige functies binnen 50 meter van de aan te leggen fruitboomgaard voorzien wordt in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Volgens de raad moet, nu het perceel Tuurdijk ongenummerd op de kaart bestaande fruitbomen niet langer als bestaande fruitboomgaard wordt aangemerkt, voor de aanplant daarvoor alsnog een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Door de aanvrager van die omgevingsvergunning moet met een locatiespecifiek onderzoek worden aangetoond dat voor omliggende gevoelige functies binnen 50 m van de op dat perceel aan te leggen fruitboomgaard wordt voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarmee is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van die gevoelige objecten voldoende gegarandeerd, aldus de raad.

De raad stelt dat [appellant sub 2] in het kader van de hernieuwde beslissing op bezwaar tegen de aan hem op 19 juni 2013 verleende omgevingsvergunning voor de aanplant van een fruitboomgaard op het perceel, in de gelegenheid is gesteld alsnog aan te tonen dat ter plaatse van gevoelige objecten binnen 50 m van de fruitboomgaard een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Volgens de raad ligt het niet in de rede dat hij het onderzoek zelf verricht.

12. [appellanten sub 1] betogen in hun zienswijze dat het plan op het perceel Tuurdijk ongenummerd, naast de door hen in het beroep bestreden fruitteelt, ten onrechte ook voorziet in andere vormen van akkerbouw, zoals de teelt van aardappelen, granen en suikerbieten. Volgens hen kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij dergelijke teelten, net als bij fruitteelt, leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woning.

12.1. In het beroep hebben [appellanten sub 1] uitsluitend betoogd dat het plan op het perceel Tuurdijk ongenummerd ten onechte in fruitteelt voorziet. Met dit betoog in hun zienswijzen hebben [appellanten sub 1] hun beroepsgronden uitgebreid met een nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellanten sub 1] in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijkt.

13. [appellanten sub 1] betogen dat met het besluit van 8 november 2016, waarbij het perceel Tuurdijk ongenummerd in bijlage 1 bij de regels van het bestemmingsplan (bestaande fruitboomgaarden) niet langer als bestaande fruitboomgaard is aangeduid, het in de uitspraak van 6 juli 2016 geconstateerde gebrek in het plan niet is hersteld. Zij stellen in dat verband dat het verwijderen van het perceel Tuurdijk ongenummerd van die bijlage, anders dan de raad stelt, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woning aan de Tuurdijk nog steeds onvoldoende garandeert. Zij voeren aan dat de gronden met de bestemming "Agrarisch" op dat perceel zijn aangewezen voor fruitteelt. In het plan is voor wat betreft het perceel Tuurdijk ongenummerd, anders dan de raad heeft beoogd, niet voorzien in een minimaal aan te houden afstand ten opzichte van hun perceel. In dat verband voeren zij aan dat het in artikel 3, lid 3.7.1, van de planregels neergelegde verbod op het aanplanten van een fruitboomgaard binnen 50 m van een gevoelige functie, uitsluitend ziet op de aanplant van nieuwe fruitboomgaarden en niet op bestaande fruitboomgaarden. Zij wijzen erop dat de fruitboomgaard op het perceel Tuurdijk ongenummerd reeds in 2012 is aangeplant. Volgens [appellanten sub 1] is daarom geen omgevingsvergunning meer vereist voor de aanplant daarvan, zodat evenmin een locatiespecifiek onderzoek waarmee wordt aangetoond dat ter plaatse van gevoelige functies wordt voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is vereist.

13.1. In artikel 3, lid 3.7.1, aanhef en onder e, van de planregels is bepaald dat het verboden is op of in de gronden met de bestemming "Agrarisch" voor zover gelegen buiten een bouwvlak zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag een fruitboomgaard aan te planten, voor zover gelegen binnen 50 meter van een gevoelige functie. In artikel 3, lid 3.7.3, aanhef en onder h, is bepaald dat de in artikel 3, lid 3.7.1, genoemde omgevingsvergunning voor de aanplant van fruitboomgaarden slechts kan worden verleend indien een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Voorts is in dat artikellid bepaald dat van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat sprake is indien de aanvrager van een omgevingsvergunning middels locatiespecifiek onderzoek kan aantonen dat voor de omliggende gevoelige functies binnen 50 meter van de aan te leggen fruitboomgaard wordt voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 3, lid 3.7.1, noch enig andere bepaling in de planregels verbiedt het zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag houden en gebruiken van een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds aangeplante fruitboomgaard. Vast staat dat op ongeveer 25 meter vanaf het perceel van [appellanten sub 1] fruitbomen zijn aangeplant. Anders dan waarvan de raad bij het nemen van het besluit van 8 november 2016 is uitgegaan noopt artikel 3, lid 3.7.1 van de planregels niet tot het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het aanplanten daarvan, zodat evenmin ten behoeve van zodanige aanvraag een locatiespecifiek onderzoek dient te worden overgelegd waaruit volgt dat ter plaatse van gevoelige objecten binnen een afstand van 50 meter daarvan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Nu aan het besluit van 8 november 2016 evenmin een onderzoek ten grondslag is gelegd waaruit volgt dat ter plaatse van gevoelige objecten binnen 50 meter van de ter plaatse staande fruitboomgaard een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd, moet worden geconcludeerd dat met dat besluit het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit van 2 juli 2015 niet is hersteld en het besluit van 8 november 2016, net als het besluit van 2 juli 2015 in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb is vastgesteld.

Het beroep van [appellanten sub 1] tegen dat besluit is gegrond. Het besluit dient te worden vernietigd.

Eindconclusie

14. Het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 8 november 2016 is ongegrond.

Het beroep van [appellanten sub 1] tegen het besluit van 2 juli 2015 is gegrond. Het dient, nu het is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd wat betreft de vaststelling van het plandeel perceel Tuurdijk ongenummerd, voor zover dat is gelegen binnen 50 meter van het perceel [locatie].

Het beroep van [appellanten sub 1] tegen het besluit van 8 november 2016 is eveneens gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.

Dit betekent dat ter plaatse van de gronden van het perceel Tuurdijk ongenummerd, voor zover die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van het perceel [locatie], het planologisch regime zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van het bij het besluit van 2 juli 2015 vastgestelde bestemmingsplan "’t Goy en omgeving" herleeft, te weten de beheersverordening "Buitengebied en Schonauwenseweg". Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 2 september 2015 , ECLI:NL:RVS:2015:2780, onder 4.1, staan de regels van die beheersverordening het gebruik van het perceel Tuurdijk ongenummerd voor fruitteelt niet toe.

Proceskosten

15. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van het beroep van [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding.

De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellanten sub 1] te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Houten van 2 juli 2015, nummer 2014-059 gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Houten van 2 juli 2015, nummer 2014-059, wat betreft het plandeel perceel Tuurdijk ongenummerd, voor zover dat is gelegen binnen 50 meter van het perceel [locatie];

III. verklaart het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Houten van 8 november 2016, nummer 2016-058, ongegrond;

IV. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Houten van 8 november 2016, nummer 2016-058, gegrond;

V. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Houten van 8 november 2016, nummer 2016-058;

VI. veroordeelt de raad van de gemeente Houten tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.732,00 (zegge: zeventienhonderdtweeëndertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII. gelast dat de raad van de gemeente Houten aan [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt;

VIII. draagt de raad van de gemeente Houten op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II en V worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.

w.g. Helder
voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2017

325.