Uitspraak 201409173/1/A2


Volledige tekst

201409173/1/A2.
Datum uitspraak: 13 mei 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2014 in zaak nr. 13/5366 in het geding tussen:

[appellant]

en

het bestuur van de stichting Stichting Impuls Nieuw-West (hierna: Impuls).

Procesverloop

Bij afzonderlijke brieven van 18 maart 2013 heeft Impuls [appellant] meegedeeld dat de regiegroep bewonersinitiatieven Osdorp West en De Aker hem voor 2013 een bedrag van € 2.195,00 heeft toegekend voor het verzorgen van vrijdagse taalles en € 1.179,00 voor het verzorgen van vrijdagse computerles.

Bij brief van juni 2013 heeft Impuls [appellant] meegedeeld dat de regiegroep hem voor 2013 tevens een bedrag van € 1.630,00 heeft toegekend voor het verzorgen van vrijdagavondactiviteiten.

Bij brief van 26 augustus 2013, aangevuld op 17 oktober 2013, heeft Impuls [appellant] meegedeeld dat de regiegroep na heroverweging de gedeeltelijke toekenningen van de gevraagde bedragen voor het verzorgen van vrijdagse taalles en computerles heeft gehandhaafd.

Bij uitspraak van 1 oktober 2014 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het beroep voor zover gericht tegen de heroverweging van 26 augustus 2013 gegrond verklaard, het als bestreden besluit aangeduide resultaat van de heroverweging vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2015, waar [appellant], in persoon, en Impuls, vertegenwoordigd door J.C.G. van Deelen en M.C. Woons, werkzaam voor Impuls, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder bestuursorgaan verstaan:

a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.

2. Bij besluit van 19 december 2012 heeft de deelraad van het stadsdeel Nieuw-West (thans: het algemeen bestuur van de bestuurscommissie) de uitvoering en financiering van vrijwilligersactiviteiten overgedragen aan de exploitanten van buurthuizen, de zogeheten Huizen van de Wijk. Met deze overdracht wil de deelraad de besluitvorming over de verdeling van de middelen bij bewoners van de buurt zelf onderbrengen. Aanvragen van bewoners en vrijwilligersorganisaties om middelen voor bewonersinitiatieven worden via het plaatselijke Huis van de Wijk behandeld. Ieder Huis heeft daartoe een regiegroep opgericht die uit minimaal acht bewoners bestaat. Daarnaast heeft iedere wijk een bewonersvergadering waaraan elke bewoner van de wijk kan deelnemen. Aanvragen om budget voor bewonersinitiatieven tot € 500,00 worden behandeld door medewerkers van de Huizen van de Wijk en voorzitters van de regiegroepen. De regiegroepen beslissen op aanvragen om een budget vanaf € 500,00 tot € 5.000,00 en bewonersvergaderingen op aanvragen om een budget van meer dan € 5.000,00. Aanvragen voor wijkoverstijgende activiteiten kunnen bij het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West worden ingediend.

2.1. In de wijk Osdorp West en De Aker is Impuls de exploitant van het Huis van de Wijk. Daarnaast is de regiegroep Osdorp West en De Aker voor bewonersinitiatieven opgericht (hierna: de regiegroep). Impuls heeft een ondersteunende en uitvoerende rol en legt financiële verantwoording over de besteding van de gelden af aan het stadsdeel.

Bij besluiten van 26 februari 2013 en 2 september 2013 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel aan Impuls voor 2013 een projectsubsidie verleend voor de financiering van vrijwilligersactiviteiten (bewonersinitiatieven). In het van deze besluiten deel uitmakende Kader bewonersinitiatieven 2013 (hierna: het Kader 2013) is bepaald op welke wijze de regeling voor bewonersinitiatieven door de exploitanten van de Huizen van de Wijk dient te worden uitgevoerd en op welke wijze de verslaglegging en verantwoording richting het stadsdeel dient te worden gedaan. De financiering van bewonersinitiatieven heeft als doel het vergroten van de betrokkenheid van bewoners en het stimuleren van bewoners om bij te dragen aan leefbaarheid, sociale cohesie en een duurzame verbetering van de buurt.

3. De regiegroep heeft de aanvragen van [appellant] om een budget voor het verzorgen van vrijdagse taal- en computerles en vrijdagavondactiviteiten gedeeltelijk toegewezen, in die zin dat lagere bedragen voor deze activiteiten zijn toegekend dan aangevraagd. [appellant] heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Bij brief van 26 augustus 2013 heeft Impuls [appellant] meegedeeld dat de regiegroep na heroverweging de gedeeltelijke toekenningen van de gevraagde bedragen voor het verzorgen van vrijdagse taal- en computerles heeft gehandhaafd.

4. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslissingen op de aanvragen van [appellant] subsidiebesluiten zijn en dat Impuls dient te worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, aanhef en onder b, van de Awb. De rechtbank heeft zich om die reden bevoegd geacht om van het beroep van [appellant] kennis te nemen.

De rechtbank heeft het beroep, voor zover gericht tegen de heroverweging van de gedeeltelijke toekenningen van de gevraagde bedragen voor vrijdagse taalles en computerles van 26 augustus 2013, gegrond verklaard en het als bestreden besluit aangeduide resultaat van de heroverweging vernietigd, omdat [appellant] ten onrechte niet is gehoord over zijn bezwaren. De rechtbank heeft echter aanleiding gezien om de rechtsgevolgen ervan in stand te laten, omdat het resultaat van die heroverweging naar haar oordeel niet onrechtmatig is. Zij heeft het beroep, voor zover gericht tegen de gedeeltelijke toekenning van het gevraagde budget voor de vrijdagavondactiviteiten, ongegrond verklaard.

5. De Afdeling ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de rechtbank zich terecht bevoegd heeft geacht om van het beroep van [appellant] kennis te nemen. Bepalend voor het antwoord op die vraag is of de rechtbank terecht Impuls heeft aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb en de gedeeltelijke toekenning van de gevraagde budgetten voor nadergenoemde activiteiten en de handhaving daarvan na heroverweging terecht heeft aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van die wet.

5.1. De Afdeling heeft bij uitspraken van 17 september 2014 in de zaken met nrs. 201304908/1/A2 en 201307828/1/A2 het volgende overwogen:

"Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is een orgaan van een privaatrechtelijk persoon een bestuursorgaan als dat orgaan met openbaar gezag is bekleed. Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijk rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan. Bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken, kan zich evenwel een uitzondering op deze regel voordoen, waardoor die organen toch bestuursorgaan zijn in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb zijn. Deze uitzondering doet zich voor als aan twee cumulatieve vereisten is voldaan.

Het eerste vereiste is dat de inhoudelijke criteria voor het verstrekken van geldelijke uitkeringen of voorzieningen in beslissende mate worden bepaald door een of meer bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb (hierna: het inhoudelijke vereiste). Dat bestuursorgaan of die bestuursorganen hoeven geen zeggenschap te hebben over een beslissing over een verstrekking in een individueel geval.

Het tweede vereiste is dat de verstrekking van deze uitkeringen of voorzieningen in overwegende mate, dat wil zeggen in beginsel voor twee derden of meer, wordt gefinancierd door een of meer bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb (hierna: het financiële vereiste).

Verder geldt dat het bestuursorgaan dat of de bestuursorganen die in beslissende mater de criteria bepalen in de zin van het inhoudelijke vereiste, niet noodzakelijkerwijs dezelfde hoeven te zijn als het bestuursorgaan dat of de bestuursorganen die de verstrekking in overwegende mate financieren in de zin van het financiële vereiste. Overigens heeft hetgeen hiervoor is overwogen geen betekenis voor de specifieke wijze waarop het begrip bestuursorgaan, in verband met het begrip ‘openbare dienst’ in artikel 1 van de Ambtenarenwet, in de ambtenarenrechtspraak wordt gehanteerd.

De Afdeling is, in navolging van de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal, verder van oordeel dat de uitoefening van een overheids- of publieke taak geen zelfstandig, van de onder 5.1 geformuleerde criteria, te onderscheiden vereiste is om een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb aan te merken. Uit de inhoudelijke en financiële band tussen (een orgaan van) een privaatrechtelijke rechtspersoon en een of meer bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb volgt immers dat deze bestuursorganen een bepaalde taak aan zich hebben getrokken."

5.2. Om aan het inhoudelijke vereiste te voldoen dient het dagelijks bestuur van het stadsdeel, als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb, beslissende invloed te hebben op de voorwaarden waaronder budget wordt toegekend voor bewonersinitiatieven. Het dagelijks bestuur heeft in het Kader 2013 regels opgenomen voor de financiering van bewonersinitiatieven. Daarin is bepaald dat een regiegroep één keer per jaar de criteria vaststelt waaraan de bewonersinitiatieven getoetst zullen worden. Voorts is bepaald dat de criteria inhoudelijk dienen aan te sluiten bij de thema’s die in de bewonersvergadering zijn vastgesteld. In dit geval heeft de regiegroep voor 2013 de toetsingscriteria voor de wijk Osdorp West en De Aker vastgesteld, waarbij per criterium de mogelijke score, uitgedrukt in punten, is vermeld. Hieruit volgt dat de inhoudelijke criteria waaraan de bewonersinitiatieven worden getoetst niet in beslissende mate worden bepaald door het dagelijks bestuur. Gelet hierop is niet voldaan aan het inhoudelijke vereiste. Dit betekent dat Impuls reeds hierom geen bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 1:1, aanhef en onder b, van de Awb. Om dezelfde reden kan ook de regiegroep niet worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van die bepaling. Of is voldaan aan het financiële vereiste behoeft geen bespreking meer. Hieruit volgt dat de beslissingen op de aanvragen van [appellant] geen besluiten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb zijn. Tegen zodanige beslissingen staat derhalve geen bezwaar bij Impuls dan wel de regiegroep, noch beroep bij de bestuursrechter open. Gelet op het voorgaande had de rechtbank zich onbevoegd moeten verklaren om van het beroep van [appellant] kennis te nemen.

6. Het hoger beroep is gegrond. Aan de bespreking van de betogen van [appellant] wordt niet meer toegekomen. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de rechtbank onbevoegd verklaren om kennis te nemen van het door [appellant] ingestelde beroep.

7. Redelijke toepassing van artikel 8:114, tweede lid, van de Awb brengt met zich dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht van het hoger beroep terugbetaalt.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2014 in zaak nr. 13/5366;

III. verklaart de rechtbank onbevoegd om van het bij haar door

[appellant] ingestelde beroep kennis te nemen;

IV. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 246,00 (zegge: tweehonderdzesenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Jansen
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015

609.