Uitspraak 201406172/1/R2


Volledige tekst

201406172/1/R2.
Datum uitspraak: 29 april 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te [plaats],

en

de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2014 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Oosterhout, Hoge Wei" niet vast te stellen.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbenden] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd drs. J.O. Karel, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door M.J. Hemme en ir. H.H.J. Bos, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
Tevens zijn ter zitting gehoord [belanghebbenden], bijgestaan door mr. G.H. van der Waaij, advocaat te Leusden.

Overwegingen

1. De raad heeft bij het bestreden besluit van 20 mei 2014 besloten het bestemmingsplan "Oosterhout, Hoge Wei" niet vast te stellen. Het niet vastgestelde plan voorzag in de ontwikkeling van de woonwijk Hoge Wei, ten zuiden van Oosterhout, en de ontwikkeling van het perceel [locatie], met in totaal maximaal 104 woningen.

2. De locatie Hoge Wei betreft een thans onbebouwde locatie. De gronden zijn in 1995, in het kader van een grenscorrectie, onderdeel geworden van de gemeente Valburg (thans: Overbetuwe). Krachtens overeenkomst tussen de betrokken gemeentebesturen bleven de gronden in eigendom van de gemeente Nijmegen. Toen is overeengekomen dat de gemeente Nijmegen de exploitatie ter hand zou nemen en de gemeente Valburg zorg zou dragen voor het veiligstellen van de planologische capaciteit voor de bouw van ongeveer 100 woningen ter plaatse. Bij besluit van 7 november 1995 heeft de raad van de gemeente Valburg ingestemd met de grenscorrectie en genoemde overeenkomst. In 2006 zijn de gronden door de gemeente Nijmegen in eigendom overgedragen aan [appellante]

Op 3 oktober 2013 is tussen de gemeente en [appellante] een exploitatieovereenkomst gesloten. Blijkens artikel 4 van de overeenkomst heeft de gemeente de verplichting om een bestemmingsplan ten behoeve van de ontwikkeling van de locatie Hoge Wei voor woningbouw in procedure te brengen en een inspanningsverplichting om te bevorderen dat dit besluit inclusief eventuele door inspraak tussentijds noodzakelijk geworden wijzigingen op voortvarende wijze de daartoe geëigende procedure doorloopt.

Op 1 oktober 2013 is het ontwerpplan "Oosterhout, Hoge Wei" ter inzage gelegd.

3. Het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe heeft op 1 april 2014 besloten de raad het voorstel voor te leggen om tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oosterhout, Hoge Wei", over te gaan. In dit voorstel heeft het college overwogen dat met het in procedure brengen van het bestemmingsplan het college uitvoering heeft gegeven aan de door de raad gegeven opdracht. Met inachtneming van het kader van 100 woningen, blijkt uit het ontwerpbestemmingsplan, de acceptabele stedenbouwkundige inpassing, de uitgevoerde onderzoeken en de beantwoording van de naar gebrachte zienswijzen in de zienswijzennota dat de beoogde ontwikkeling past binnen het geldende beleid en de gemaakte afspraken, aldus het college. Bij het bestreden besluit heeft de raad unaniem besloten het voorstel af te wijzen. Blijkens de besluitenlijst hebben de diverse raadsfracties verschillende bezwaren tegen het aan het voorstel ten grondslag liggende bouwplan geuit, te weten onzekerheid wat betreft de waterbalans en waterhuishouding in het plangebied, massaliteit voor Oosterhoutse begrippen, onoplosbare kwelwaterproblematiek, onzorgvuldige ruimtelijke inpassing en teveel impact voor omwonenden ten gevolge van een geplande ophoging. In het verweerschrift heeft de raad toegelicht dat het plan door het grote aantal woningen te massaal is voor Oosterhout en onaanvaardbare ruimtelijke gevolgen voor de omwonenden zal hebben aangezien het plangebied ter voorkoming van wateroverlast tussen de 0,20 en 1,75 meter zal moeten worden opgehoogd.

4. [appellante] kan zich niet verenigen met het besluit van 20 mei 2014. Zij betoogt dat de raad met het niet vaststellen van het bestemmingsplan niet heeft voldaan aan de verplichting zoals opgenomen in de tussen haar en de gemeente gesloten exploitatieovereenkomst. Bovendien heeft de raad volgens [appellante] ten onrechte de omstandigheid dat reeds een exploitatieovereenkomst is gesloten, niet meegewogen bij zijn afweging om het plan niet vast te stellen.

Verder betoogt [appellante] dat de raad zijn standpunt dat het plan niet ruimtelijk aanvaardbaar is onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarbij wijst [appellante] erop dat het plangebied in verschillende beleidsstukken, waaronder het gemeentelijk beleid, gedurende lange tijd is aangewezen voor woningbouw. [appellante] stelt verder dat bij het opstellen van het plan rekening is gehouden met de ruimtelijke kenmerken van de omgeving. De woningen zullen volgens haar zorgvuldig worden ingepast in de omgeving, zodat, anders dan de raad stelt, geen sprake is van een te massaal plan. Dat het gebied met het oog op het voorkomen van wateroverlast zal moeten worden opgehoogd, maakt het voorgaande volgens [appellante] niet anders nu deze ophoging landschappelijk kan worden ingepast. Voorts is volgens [appellante] met het door Royal Haskoning opgesteld waterhuiskundig ontwerp van 7 mei 2012 voldoende zekerheid geboden dat het plan niet tot wateroverlast in het plangebied en op de omliggende gronden zal leiden. Hierbij wijst zij erop dat het Waterschap Rivierenland bij brief van 13 januari 2011 eveneens met dit ontwerp heeft ingestemd.

5. De Afdeling stelt voorop dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan beleidsvrijheid toekomt. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. Aan de hand van de beroepsgronden wordt beoordeeld of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.

6. Blijkens het voorstel van het college past de ontwikkeling van ongeveer 100 woningen op de locatie Hoge Wei in de door de raad vastgestelde beleidskaders op het gebied van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Daartoe verwijst het college naar het besluit van de raad van de gemeente Valburg van 7 november 1995, de toelichting op het onderhavige bestemmingsplan en de daarin benoemde kaders van rijk, provincie en gemeente, zoals het door de raad bij besluit van 8 september 2009 vastgestelde beleidskader "Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt…" dat geldt als structuurvisie. De locatie Hoge Wei is gelegen binnen de in die visie gemarkeerde bebouwingscontour. Op grond van dit beleid is uitbreiding van woningbouw binnen deze zone toegestaan. Daarnaast is in de Woonvisie 2010-2015 de autonome groei voor Oosterhout berekend op 150 extra huishoudens tot 2030. In de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan is vermeld dat met de ontwikkeling van de woonwijk Hoge Wei invulling wordt gegeven aan de ruimte die Oosterhout heeft voor woningbouwontwikkelingen en de woningbehoefte. Deze keuzes zijn blijkens de toelichting in lijn met de in 2004 vastgestelde kadernota "Visie op de ruimte" en passen locatie en omvang van het bouwplan bij de toen bepaalde ruimtelijke uitgangspunten.

7. Uit het voorgaande volgt dat de bouw van ongeveer 100 woningen op de locatie Hoge Wei past binnen de geldende, door de raad vastgestelde beleidskaders op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Uit het bestreden besluit blijkt echter niet dat de raad deze omstandigheid heeft betrokken in zijn afweging. De raad heeft volstaan met het via diverse raadsfracties benoemen van verschillende bezwaren tegen het plan, welke betrekking hebben op onderscheidenlijk ruimtelijk beleid, waterhuishouding, uitvoering en de positie van omwonenden. Enige onderbouwing waaruit naar het oordeel van de raad, in afwijking van het voorstel van het college, de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en genoemde beleidskaders van de raad, blijkt dat, alle belangen afwegende, het plan voor deze locatie vanwege de omvang, ligging en de verhouding tot bestaande bebouwing uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar is, ontbreekt.

Voor zover de raad het besluit heeft gebaseerd op aspecten van waterhuishouding, oordeelt de Afdeling dat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat de geconstateerde waterproblematiek niet afdoende kan worden opgelost. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Waterschap Rivierenland bij brief van 13 januari 2011, onder de voorwaarde dat aan de in de brief gestelde voorwaarden wordt voldaan, heeft ingestemd met het ontwerp voor de waterhuishouding zoals nadien geconsolideerd weergegeven in het rapport "Hoge Wei, Riolerings- en waterhuishoudkundig ontwerp" van Royal Haskoning van 7 mei 2012.

Gelet op het geldende beleid, de zorgvuldige voorbereiding van het plan en de omstandigheid dat, zoals volgt uit de voorgeschiedenis, de locatie reeds lange tijd is aangewezen als woningbouwlocatie, had het op de weg van de raad gelegen de opgekomen bezwaren ten aanzien van massaliteit, landschappelijke inpassing en (grond)waterproblematiek zorgvuldig te wegen en te beoordelen in plaats van het, zonder openbare inhoudelijke gedachtewisseling met het college, zonder meer afwijzen van genoemd voorstel. Indien de raad daarna tot de onderbouwde conclusie zou zijn gekomen dat er sprake is van gerede twijfel ten aanzien van het plan als zodanig of een of meer onderdelen ervan, had hij kunnen besluiten tot nader onderzoek om vervolgens, aan de hand van aanvullende informatie, een inhoudelijk oordeel te vormen en alsdan, alle belangen afwegende, een besluit te nemen over onderhavige ruimtelijke ontwikkeling en het al dan niet - in gewijzigde vorm - vaststellen van het bestemmingsplan. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de gemachtigde van de raad ter zitting te kennen heeft gegeven dat woningbouw op de locatie Hoge Wei niet is uitgesloten, maar dat de raad het plan zoals dat ter besluitvorming voorlag niet aanvaardbaar acht.

Voorts blijkt uit het besluit niet welk gewicht de raad bij het maken van zijn afweging heeft toegekend aan de tussen [appellante] en de gemeente gesloten exploitatieovereenkomst, welke uiteindelijk onderdeel uitmaakt van het bestuurlijk proces dat de raad bij besluit van 7 november 1995 heeft bekrachtigd. Weliswaar bevat deze overeenkomst in het bijzonder een inspanningsverplichting voor het college met betrekking tot de voorbereiding van het bestemmingsplan en laat deze, zoals verwoord in artikel 5, de bevoegdheid en publiekrechtelijke verantwoordelijkheid van de raad als zodanig onverlet, maar dit doet niet af aan de verplichting van de raad duidelijk te maken welk gewicht aan de uit die overeenkomst voortvloeiende afspraken bij het nemen van het bestreden besluit is toegekend.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad door het plan in dit geval, zonder nader onderzoek, niet vast te stellen, het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid. Het betoog slaagt.

8. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 20 mei 2014 tot het niet vaststellen van het bestemmingsplan "Oosterhout, Hoge Wei";

III. veroordeelt de raad van de gemeente Overbetuwe tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Overbetuwe aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. G.T.J.M. Jurgens en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Donner-Haan
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015

674.