Uitspraak 201407207/5/R4


Volledige tekst

201407207/5/R4.
Datum uitspraak: 23 april 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Vierpolders, gemeente Brielle,

en

de raad van de gemeente Brielle,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Thoelaverweg 2" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

De Afdeling heeft het beroep van [verzoeker] ter zitting behandeld op 16 februari 2015.

Bij tussenuitspraak van 11 maart 2015 in zaaknr. 201407207/1/R4 heeft de Afdeling de raad opgedragen de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken binnen 20 weken te herstellen.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter bij brief van 16 maart 2015 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 april 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis en de raad, vertegenwoordigd door ir. G.N.B. van der Vlies en B. van Houte zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap VB Thoelaverweg B.V., vertegenwoordigd door P.J. van Deijl en bijgestaan door mr. B. van Nieuwaal, advocaat te Rotterdam, gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. [verzoeker] verzoekt om schorsing van het bestreden besluit. Hij stelt dat spoedeisend belang bestaat omdat met toepassing van het bestemmingsplan "Thoelaverweg 2" een omgevingsvergunning voor de bouw van een supermarkt in het plangebied is verleend en hij hiertegen bezwaar heeft gemaakt.

3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 6.2 het volgende overwogen:

"Het plan voorziet niet in een waarborg dat de door de raad noodzakelijk geachte landschappelijke inpassing, zoals hiervoor in 6.1 aangegeven, plaats vindt en in stand wordt gelaten. Dat een omgevingsvergunning voor de voorziene supermarkt enkel wordt verleend als voldaan wordt aan de door de raad vereiste landschappelijke inpassing is niet in het plan en ook niet op andere wijze gewaarborgd. Nu de raad de landschappelijke inpassing noodzakelijk acht voor de planologische aanvaardbaarheid van het plan en deze niet is gewaarborgd, bijvoorbeeld door het opnemen in het plan van een daartoe strekkende voorwaardelijke verplichting, is het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb voorbereid. Het betoog slaagt."

3.1. Op 2 februari 2015 is een omgevingsvergunning voor de bouw van een supermarkt verleend op grond van het bestemmingsplan "Thoelaverweg 2". Tegen dat besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt. Vast staat dat het college van burgemeester en wethouders een besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van het op het moment van die beslissing geldende bestemmingsplan. Indien de voorzieningenrechter het besluit tot vaststelling van het voorliggende plan niet schorst, dan geldt bij het besluit op bezwaar het voorliggende plan als toetsingskader en kan de omgevingsvergunning niet worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. Verder worden door de vernietiging van een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan de rechtsgevolgen van de op basis van dat plan verleende omgevingsvergunningen niet met terugwerkende kracht ongedaan gemaakt. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2011, in zaak nr. 201005699/1/H1. Gelet op het voorgaande is het spoedeisend belang gegeven.

4. Nu in de tussenuitspraak een gebrek is geconstateerd in het bestreden besluit en de raad is opgedragen dit gebrek te herstellen, ziet de voorzieningenrechter na afweging van de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Brielle van 8 juli 2014, nr. 42;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Brielle tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat de raad van de gemeente Brielle aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.

w.g. Van Sloten w.g. Van Steenbergen
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2015

568-731.