Uitspraak 201502137/1/V3


Volledige tekst

201502137/1/V3.
Datum uitspraak: 20 april 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 12 maart 2015 in zaak nr. 15/3119 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2015 is de termijn van de aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel verlengd met ten hoogste twaalf maanden (hierna: het verlengingsbesluit). Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 12 maart 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De in de enige grief opgeworpen rechtsvraag over het in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde verlengingsbesluit heeft de Afdeling eerder (bij uitspraak van 4 december 2014 in zaak nr. 201409527/1/V3) beantwoord. Hieruit volgt dat het hoger beroep kennelijk gegrond is.

2. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover de rechtbank daarbij het verlengingsbesluit heeft vernietigd, heeft bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven en het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. Nu de vrijheidsontnemende maatregel reeds is opgeheven, kan een daartoe strekkend bevel achterwege blijven. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, nu de gegrondverklaring van het beroep tegen het verlengingsbesluit in hoger beroep niet is bestreden, aan de vreemdeling met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 na te melden vergoeding toekennen over de periode van 9 februari 2015 tot 21 maart 2015, de dag waarop de vrijheidsontnemende maatregel is opgeheven.

3. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 12 maart 2015 in zaak nr. 15/3119 voor zover zij daarbij het verlengingsbesluit heeft vernietigd, heeft bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven en het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen;

III. kent aan de vreemdeling een vergoeding toe van € 3.200,00 (zegge: tweeëndertighonderd euro), ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de Raad van State;

IV. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Vonk
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2015

345-759.