Uitspraak 201403245/1/R1


Volledige tekst

201403245/1/R1.
Datum uitspraak: 18 maart 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

1. [appellante sub 1], wonend te Zwolle,
2. [appellant sub 2] en anderen, wonend te Zwolle,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Zwolle,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Wijthmenerplas" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante sub 1] en [appellant sub 2] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 maart 2015, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door ing. P.H.A. Steinmetz en mr. K.A. Luehof, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp, [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door ing. M.H.M. van Kesteren, werkzaam bij DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. (hierna: DGMR) en G.J. Tromp en C.H. Blanken, beiden werkzaam bij de gemeente.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Het plan

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de Wijthmenerplas en directe omgeving als gebied voor dagrecreatie inclusief het gebruik van een gedeelte van het plangebied als evenemententerrein.

Het beroep van [appellante sub 1]

4. [appellante sub 1] voert aan dat het plan een aantasting van haar woon- en leefklimaat tot gevolg heeft. Volgens [appellante sub 1] is ten onrechte geen akoestisch onderzoek verricht, zodat sprake is van een onzorgvuldige beoordeling van de te verwachten geluidhinder als gevolg van de met het plan mogelijk gemaakte evenementen. Voorts is de geluidhinder afkomstig van vertrekkende en aankomende auto’s op de parkeerplaats en autoverkeer over de ontsluitingsroute niet berekend.

Volgens [appellante sub 1] acht de raad het ten onrechte verantwoord om hogere geluidnormen toe te staan dan de geluidnormen die in de Nota "Evenementen met een luidruchtig karakter" van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg (hierna: de Nota Evenementen) zijn opgenomen. De Nota Evenementen gaat uit van een maximale gevelbelasting van 75 dB(A) bij een gevelwering van 25 dB(A) en duidt een achtergrondgeluidsniveau van 55 dB(A) in de woning en een gevelbelasting van 80 dB(A) aan als onduldbaar. Volgens de Nota Evenementen is bij een geluidsniveau van 85 dB(A) op de gevel sprake van onduldbare hinder vanwege verstoring van de spraakverstaanbaarheid. Het is volgens [appellante sub 1] onduidelijk waarom in het plan een maximale geluidnorm van 85 dB(A) is opgenomen. Bij een equivalent geluidsniveau van 95 dB(C) op de gevel zal bij met standaard housemuziek vergelijkbare muziek naar verwachting een geluidsniveau van 81 dB(A) op de gevel heersen. Hieruit vloeit bij een geluidwering van 25 dB in de woning een geluidsniveau van 56 dB(A) voort en bij een geluidwering van 20 dB een geluidsniveau van 61 dB(A). Niet valt in te zien dat dan nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voorts is volgens [appellante sub 1] ten onrechte geen meting verricht betreffende de geluidsisolatie van gevels van omliggende woningen, terwijl de geluidgrenswaarden volgens de Nota Evenementen kunnen worden verlaagd of verhoogd met 5 tot 10 dB, afhankelijk van de mate van geluidsisolatie.

4.1. De raad heeft toegelicht dat geen akoestisch onderzoek is uitgevoerd ter onderbouwing van het bestemmingsplan, omdat volgens hem voldoende gegevens voorhanden zijn. Gedurende de afgelopen jaren is bij alle grootschalige evenementen meetapparatuur opgesteld bij de dichtstbijzijnde woningen. De daaruit voortvloeiende gegevens zijn geanalyseerd ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan. Uit de meetgegevens blijkt dat de evenementen kunnen voldoen aan de in het plan gestelde geluidnorm van 85 dB(A). Ten aanzien van het aankomende en vertrekkende autoverkeer is geen akoestische berekening uitgevoerd, omdat op grond van het voorheen geldende plan ter plaatse al dagrecreatie was toegestaan waarbij sprake is van autoverkeer met in de zomerperiode pieken die afhankelijk zijn van het weer. Volgens de raad wordt dit patroon niet wezenlijk anders door het planologisch mogelijk maken van een beperkt aantal evenementen per jaar.

Volgens de raad is voorts sprake van aanvaardbare geluidhinder gezien het beperkte aantal malen per jaar dat evenementen mogen plaatsvinden, de wijze waarop evenementen worden aangekondigd en het eindtijdstip van evenementen, afgewogen tegen het maatschappelijke belang om ruimte te bieden aan grootschalige evenementen. Verstoring van de spraakverstaanbaarheid leidt volgens de raad bovendien niet per se tot onduldbare hinder en bovendien is in de Nota Evenementen niet uiteengezet wanneer daarvan sprake is.

Voorts heeft de raad toegelicht dat de berekening van [appellante sub 1] correct is, maar uitsluitend van toepassing is op het standaard housemuziekspectrum. Omdat de raad ook andere muziekspectra mogelijk wil maken, is de norm gehandhaafd op 85 dB(A).

De raad heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat geen aanleiding bestond de isolatiewaarde van individuele woningen te onderzoeken.

4.1.1. Op 18 februari 2015 heeft de raad een nader stuk ingediend. Wat betreft de akoestische aspecten is hierin uiteengezet dat het gemeentebestuur nader onderzoek heeft laten verrichten door onderzoeksbureau DGMR. Het doel van het onderzoek was het inzichtelijk maken van de (spreiding in) de geluidbijdrage ter plaatse van de omliggende woningen als gevolg van het ten gehore brengen van dancemuziek ter plaatse van het recreatiegebied de Wijthmenerplas. Er is onderzocht in hoeverre wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden van 85 dB(A) en 95 dB(C). Voorts is voor een aantal omliggende woningen de geluidwering door metingen en berekeningen vastgesteld en onderzocht welk binnenniveau in de geluidgevoelige ruimten van de woningen heerst tijdens dance-evenementen. De raad wijst erop dat tijdens de drie onderzochte dance-evenementen de maatgevende woningen geen hogere geluidbelasting hebben ondervonden dan 65 dB(A) en 86 dB(C) en dat bij geen van de omliggende woningen de geluidnorm van 85dB(A)/95 dB(C) is overschreden. Uit het onderzoek volgt verder dat bij geen van de woningen de binnenniveaus ten gevolge van de onderzochte drie dance-evenementen hoger zijn dan 50 dB(A). Het hoogst optredende binnenniveau in een geluidgevoelige ruimte bedraagt 41 dB(A). Zelfs indien een dance-evenement de op grond van het bestemmingsplan beschikbaar gestelde geluidsruimte van 95 dB(C) opvult, betekent dit volgens de raad dat bijna alle geluidgevoelige ruimten in bijna alle woningen kunnen voldoen aan een binnenniveau van 50 dB(A). Bij dergelijke binnenniveaus is de spraakverstaanbaarheid binnen de geluidgevoelige ruimten gewaarborgd en wordt volgens de raad voldaan aan de Nota Evenementen. Gelet op het vorenstaande is volgens de raad met het onderzoek van DGMR voldoende onderbouwd dat de in het bestemmingsplan opgenomen geluidnormen aanvaardbaar zijn.

4.1.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Recreatie - Dagrecreatie" aangewezen gronden bestemd voor evenementen ter plaatse van de functieaanduiding "evenemententerreinen".

Ingevolge lid 4.5 wordt tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in ieder geval gerekend:

a. het houden van meer dan acht evenementen per jaar, waarvan maximaal drie grootschalige evenementen, ter plaatse van de functieaanduiding "evenemententerrein";

b. het houden van evenementen gedurende de zomervakantie voor het voortgezet onderwijs in de regio Noord;

c. het houden van evenementen ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" buiten de volgende eindtijden:

1. van zondag tot en met donderdag ten behoeve van het gebruik van geluidsversterkende apparatuur na 23:00 uur;

2. van zondag tot en met donderdag ten behoeve van het gebruik van schenkpunten na 23:30 uur;

3. op vrijdag en zaterdag ten behoeve van het gebruik van geluidsversterkende apparatuur na 00:00 uur;

4. op vrijdag en zaterdag ten behoeve van het gebruik van schenkpunten na 00:00 uur;

d. het gebruik ter plaatse van de functieaanduiding "evenemententerrein" indien de volgende maximale geluidsniveaus worden overschreden:

maximale geluidsbelasting op de gevel van de dichtstbijzijnde geluidgevoelige objecten:

grootschalige evenementen: 85 dB(A)/95 dB(C)

overige evenementen: 75 dB(A)/85 dB(C);

e. het gebruik ter plaatse van de functieaanduiding "evenemententerrein", ten behoeve van een grootschalig evenement, indien niet door middel van een geluidsplan is aangetoond dat redelijkerwijs te verwachten is dat wordt voldaan aan de onder d genoemde geluidnormen;

f. ondergeschikte horeca ten dienste van de hoofdfunctie met een oppervlakte van meer dan 800 m²;

g. overnachtingsmogelijkheden in gebouwen ten dienste van de hoofdfunctie met een oppervlakte van meer dan 700 m²;

h. overnachtingen in tenten, caravans of kampeerauto’s;

i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

4.1.3. De Afdeling stelt voorop dat het door de raad op 18 februari 2015 ingediende rapport van DGMR, ondanks het zeer late tijdstip van indiening, gelet op het hierna volgende zal worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat als gevolg van het plan.

In de plantoelichting is vermeld dat voor (grootschalige) evenementen met muziek in het gemeentelijke beleid van Zwolle de normen vermeld in de Nota Evenementen het vertrekpunt zijn. De raad heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat in de omgeving waar woningen op korte afstand van het evenemententerrein aanwezig zijn, deze geluidnormen niet of nauwelijks haalbaar zijn. De raad acht het, aangezien aan de evenementen voorwaarden worden gesteld ter beperking van geluidhinder wat betreft duur, omvang en eindtijden, verantwoord om in het plan hogere geluidnormen toe te staan dan de in de Nota Evenementen opgenomen normen. Zodoende wordt de mogelijkheid om grootschalige evenementen te kunnen organiseren behouden, aldus de raad.

In de Nota Evenementen is aangegeven dat, rekening houdend met een gevelisolatie van 20 à 25 dB(A), om de grens van het optreden van "onduldbare hinder" niet te overschrijden, moet worden uitgegaan van een maximaal equivalent geluidsniveau (LAeq) op de gevel van woningen overdag en ’s avonds van 70 à 75 dB(A) en ’s nachts van 65 à 70 dB(A).

De in artikel 4, lid 4.5, van de planregels opgenomen maximale geluidsgrenswaarden liggen aanmerkelijk hoger dan de in de Nota Evenementen opgenomen normen.

De Afdeling stelt vast dat in het rapport van DGMR staat dat de resultaten van de meting en de berekening laten zien dat de geluidwering van de gevels van de onderzochte woningen varieert van 15 tot 44 dB. Uit de rekenresultaten in het rapport van DGMR van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in dB(A) volgt voorts dat de gevels van de onderzochte woningen geen hogere geluidbelasting hebben ondervonden dan 65 dB(A) en dat het binnenniveau van de onderzochte woningen varieert van 19 tot 41 dB(A).

Nu uit het door de raad overgelegde rapport van DGMR blijkt dat tijdens grootschalige muziekevenementen aan de in de Nota Evenementen opgenomen geluidnormen kan worden voldaan, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende gemotiveerd waarom in artikel 4, lid 4.5, van de planregels maximale geluidgrenswaarden zijn opgenomen die hoger zijn dan de in de Nota Evenementen vervatte normen. Uit het rapport van DGMR blijkt niet dat afwijking van de in de Nota Evenementen opgenomen norm noodzakelijk is om grootschalige evenementen te kunnen houden.

Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb onvoldoende is gemotiveerd.

Het betoog slaagt.

4.2. [appellante sub 1] voert voorts aan dat, gelet op de omschrijving van de Wijthmenerplas in de nota "Dagrecreatieterrein de Wijthmenerplas - Visie en toetsingskader ontwikkelingen" van mei 2012 van de gemeente Zwolle de Wijthmenerplas als een belangrijk dagrecreatieterrein voor Zwolle en omgeving wordt beschouwd dat een grote rust uitstraalt en voor iedereen toegankelijk is. Gelet hierop valt volgens [appellante sub 1] niet in te zien waarom de raad ter plaatse evenementen wil toestaan, nu de Wijthmenerplas veertien dagen per evenement is afgesloten en (deels) niet toegankelijk is voor iedereen tijdens evenementen.

4.2.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad het van maatschappelijk belang kunnen achten dat evenementen kunnen worden georganiseerd bij de Wijthmenerplas. Hierbij wordt betrokken dat het gaat om een beperkt aantal evenementen gedurende een beperkt aantal dagen per jaar en dat gedurende de zomervakantie van de regio Noord geen evenementen mogen worden gehouden. Het terrein dat op de verbeelding niet is aangeduid als "evenemententerrein" blijft tijdens evenementen bovendien normaal toegankelijk. De raad heeft voorts ter zitting toegelicht dat eerst na een inventarisatie van mogelijke locaties is gekozen voor de locatie Wijthmenerplas om evenementen te houden. Hierbij heeft de raad in redelijkheid kunnen betrekken dat stedelijk gebied niet geschikt is voor het organiseren van grootschalige evenementen.

Het vorenstaande in aanmerking genomen heeft de raad het naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid aanvaardbaar kunnen achten dat de Wijthmenerplas een beperkt gedeelte van het jaar niet geheel toegankelijk is.

Het betoog faalt.

4.3. Volgens [appellante sub 1] is het beleid van de provincie Overijssel voorts ten onrechte niet meegewogen bij de vaststelling van het plan. De Wijthmenerplas ligt in een milieubeschermingsgebied waar evenementen die overlast veroorzaken niet zijn toegestaan. Het gebied is eveneens een zwemplassenbeschermingsgebied. De raad heeft niet gemotiveerd waarom hieraan kan worden voorbijgegaan.

4.3.1. De provincie Overijssel hanteert de aanduiding milieubeschermingsgebied in de Omgevingsverordening uitsluitend in het kader van de bescherming van het grondwater voor de drinkwatervoorziening. Deze gebieden, inclusief de grondwaterbeschermingsgebieden, worden expliciet genoemd in de Omgevingsverordening en aangeduid op de kaart. Het plangebied ligt ruim buiten het aangewezen grondwaterbeschermingsgebied Vechterweerd.

Voorts heeft de raad toegelicht dat het begrip zwemplassenbeschermingsgebied niet in de provinciale milieuverordening is opgenomen. Volgens de raad is de Wijthmenerplas door de provincie aangewezen als provinciaal zwemwater. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat de kwaliteit van het zwemwater ernstig wordt verslechterd door het toelaten van evenementen bij de Wijthmenerplas. Hierbij wordt betrokken dat de raad heeft toegelicht dat de organisatoren van evenementen verplicht zijn voldoende sanitaire voorzieningen aan te bieden aan de bezoekers.

Het betoog faalt.

4.4. [appellante sub 1] voert voorts aan dat tijdens evenementen sprake is van verkeersoverlast en parkeeroverlast. De tijdelijke locatie voor parkeren is volgens haar onvoldoende onderzocht. Het is niet duidelijk hoeveel bezoekers er precies komen, hoeveel parkeerplaatsen er zijn op de tijdelijke parkeergelegenheid en wat de gevolgen zijn indien meer bezoekers naar een evenement komen dan verwacht.

Voorts is de Zalnéweg volgens [appellante sub 1] ten onrechte aangewezen als erftoegangsweg met een maximale snelheid van 60 km/uur.

Daarnaast is niet gebleken dat de raad bij de beoordeling van de verkeersveiligheid tevens de inrichting van de wegen, de functie van de Zalnéweg als hoofdroute naar en van het terrein en de overige weggebruikers heeft betrokken. De raad heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat een beoordeling heeft plaatsgevonden van de te verwachten parkeerbehoefte op basis van de maximale planologische mogelijkheden van het plan.

4.4.1. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat geen grond voor het oordeel dat de parkeerbehoefte onvoldoende is onderzocht. In de plantoelichting is de verkeerssituatie tijdens evenementen uiteengezet. De maximaal verwachte toestroom van bezoekers is omgezet naar verwachte aantallen bezoekers per vervoerwijze en voor het autoverkeer is een onderverdeling gemaakt in de verwachte toestroom van bezoekers per uur. Voorts is voor zowel autoverkeer, busverkeer en langzaam verkeer vastgesteld dat bij een evenement van een maximale omvang de bestaande infrastructuur het verkeer voldoende kan afwikkelen. Bij de afwikkeling van het auto- en busverkeer is daarbij volgens de raad rekening gehouden met het feit dat alle verkeer via de Zalnéweg en de kruising van die weg met de Ceintuurbaan moet worden afgewikkeld.

Ten aanzien van het parkeren wordt overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de parkeercapaciteit onvoldoende is. Hierbij wordt van belang geacht dat het weiland aan de parallelweg van de Heinoseweg plaats biedt aan 2400 personenauto’s. Daarnaast is een strook aanwezig voor "Kiss and Ride". In totaal is de verwachting dat maximaal 1923 autoparkeerplaatsen benodigd zijn voor het grootst mogelijke evenement. Hieruit volgt dat is voorzien in voldoende parkeercapaciteit. Voor het stallen van fietsen kan de wielerbaan worden ingericht als fietsparkeerplaats, zodat ook is voorzien in voldoende fietsparkeerplaatsen.

De stelling dat er ten onrechte van uit is gegaan dat de Zalnéweg is aangewezen als een erftoegangsweg met een maximale snelheid van 60 km/uur kan voorts niet leiden tot vernietiging van het plan. Ter zitting is komen vast te staan dat op een deel van de Zalnéweg een maximum snelheid geldt van 60 km/uur en op een ander deel een maximum snelheid van 30 km/uur. [appellante sub 1] heeft niet weersproken dat deze omstandigheid niet leidt tot een andere verkeersafwikkeling dan in de situatie dat de gehele Zalnéweg een maximale snelheid van 60 km/uur zou hebben.

Het betoog faalt.

4.5. Voorts voert [appellante sub 1] aan dat niet duidelijk is welke ruimtelijke effecten de evenementen na toepassing van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden met zich brengen en waarin deze verschillen van de ruimtelijke effecten van de evenementen die thans kunnen worden gehouden.

[appellante sub 1] acht de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheden voorts zodanig ruim geformuleerd, dat onduidelijk is wanneer er gebruik van kan worden gemaakt. Het plan is daarmee in zoverre in strijd met de rechtszekerheid.

[appellante sub 1] voert voorts aan dat, nu in het plan een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor een groter terrein, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan onderzoek had moeten worden gedaan naar de extra verkeersbewegingen en de extra parkeerbehoefte. Dit is ten onrechte niet gebeurd.

4.5.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.7, van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" wijzigen in die zin dat omvang of de vorm van de aanduiding "evenemententerrein" in vorm of omvang kan worden aangepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1. het stedenbouwkundig beeld;

2. de woonsituatie;

3. de verkeersveiligheid;

4. de parkeergelegenheid;

5. de sociale veiligheid;

6. de milieusituatie;

7. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;

8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Ingevolge lid 4.8 kan het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro de bestemming "Recreatie- Dagrecreatie" wijzigen in die zin dat het toegestane geluidsniveau kan worden gewijzigd als gevolg van een wijziging in het evenementenbeleid en/of het milieubeleid, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1. het stedenbouwkundig beeld;

2. de woonsituatie;

3. de verkeersveiligheid;

4. de parkeergelegenheid;

5. de sociale veiligheid;

6. de milieusituatie;

7. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;

8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5.2. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college van burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.

Mede gelet op de rechtszekerheid van belanghebbenden dient in een wijzigingsbepaling in voldoende mate te worden bepaald in welke gevallen en op welke wijze hiervan gebruik mag worden gemaakt. Een op artikel 3.6 van de Wro berustende wijzigingsbevoegdheid dient derhalve in deze beide opzichten door voldoende objectieve normen te worden begrensd. De vraag of een wijzigingsbepaling door voldoende objectieve normen wordt begrensd hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij kan onder meer belang worden gehecht aan de aard van de wijziging, de omvang van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid ziet en de aanleiding voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid.

4.5.3. De Afdeling stelt vast dat [appellante sub 1], waar zij betoogt dat in het plan een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor een groter terrein, doelt op de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 4, lid 4.7, van de planregels.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de formulering van de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid, waarin is vermeld dat het evenemententerrein onder voorwaarden in vorm of omvang kan worden aangepast, niet volgt dat het daarbij per definitie gaat om een groter evenemententerrein. Uit de formulering van de wijzigingsbevoegdheid volgt dat een vergroting van het evenemententerrein echter wel tot de mogelijkheden behoort.

Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uit de toetsingscriteria voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid volgt dat sprake moet zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing alvorens van de wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt. Eerst indien een concreet verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is ingediend kan worden onderzocht of aan de onderscheiden toetsingscriteria kan worden voldaan.

In hetgeen [appellante sub 1] heeft aangevoerd wordt voorts geen grond gevonden voor het oordeel dat de voorwaarden voor toepassing van de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid zodanig ruim zijn geformuleerd, dat onduidelijk is wanneer er gebruik van kan worden gemaakt. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 4, lid 4.7, van de planregels, door onvoldoende objectieve normen wordt begrensd.

Ten aanzien van het betoog van [appellante sub 1] dat de ruimtelijke gevolgen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet inzichtelijk zijn, overweegt de Afdeling dat de in de planregels opgenomen maximale geluidnormen bij aanpassing van de vorm of omvang van de aanduiding "evenemententerrein" blijven gelden. De raad moet echter bij de vaststelling van het plan hebben afgewogen of de situaties die kunnen ontstaan door de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, planologisch aanvaardbaar zijn. Het extra aantal verkeersbewegingen ten gevolge van een vergroting van het evenemententerrein is niet onderzocht. Derhalve is niet inzichtelijk gemaakt welke gevolgen een vergroting van het evenemententerrein zullen hebben voor de verkeerssituatie. Evenmin is de parkeerbehoefte ten gevolge van een vergroting van het evenemententerrein inzichtelijk gemaakt, zodat onvoldoende duidelijk is of de ter plaatse aanwezige dan wel de nog te realiseren parkeerplaatsen voldoende zijn om aan de parkeerbehoefte te voldoen.

Het betoog slaagt in zoverre.

Met betrekking tot de in artikel 4, lid 4.8, van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt als volgt overwogen.

Ingevolge voormeld artikel kan het college van burgemeester en wethouders de bestemming "Recreatie- Dagrecreatie" onder voorwaarden wijzigen in die zin dat het toegestane geluidsniveau kan worden gewijzigd als gevolg van een wijziging in het evenementenbeleid en/of het milieubeleid. Van de zijde van de raad is ter zitting desgevraagd erkend dat een verhoging van het toegestane geluidsniveau niet kan leiden tot een goed woon- en leefklimaat.

Gelet hierop is het bestreden besluit voor zover het artikel 4, lid 4.8, van de planregels betreft, niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid voor zover het artikel voorziet in de mogelijkheid van een verhoging van het toegestane geluidsniveau.

Het betoog slaagt in zoverre.

4.6. [appellante sub 1] betoogt voorts dat de planregels die betrekking hebben op het gebruik van het evenemententerrein zich niet verdragen met het rechtszekerheidsbeginsel. Hiertoe voert zij aan dat de planregels geen regeling bevatten met betrekking tot de intensiteit waarmee het evenemententerrein mag worden gebruikt, zoals het maximaal toegestane aantal bezoekers per evenement, het aantal dagen dat een evenement mag duren en de tijdspanne tussen de evenementen. Ook is het soort evenementen ten onrechte niet gespecificeerd. Hierdoor is volgens [appellante sub 1] onduidelijk welke milieugevolgen kunnen optreden.

4.6.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de in artikel 4, lid 4.5, aanhef en onder c, van de planregels vermelde eindtijden van evenementen volgt dat een evenement maximaal één dag kan duren. Uit voormeld artikel, in onderlinge samenhang bezien met artikel 4, lid 4.5, aanhef en onder a, van de planregels volgt voorts dat per jaar maximaal 8 evenementen met een maximale duur van één dag kunnen worden gehouden.

Voor het oordeel dat sprake is van strijd met de rechtszekerheid nu in de planregels de tijdspanne tussen de onderscheiden evenementen gedurende het jaar niet is geregeld, bestaat naar het oordeel van de Afdeling geen grond. Overigens heeft de raad ter zitting toegelicht dat per jaar een evenementenkalender wordt vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met een goede spreiding van de evenementen.

Met betrekking tot de intensiteit waarmee het evenemententerrein mag worden gebruikt overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 1.63 van de planregels onder een grootschalig evenement een evenement wordt verstaan voor meer dan 5.000 bezoekers. Hieruit volgt dat onder "overige evenementen" evenementen worden verstaan met minder bezoekers.

In de planregels is voorts een onderscheid gemaakt tussen "grootschalige evenementen" en "overige evenementen". Ter zitting is van de zijde van de raad toegelicht dat onder overige evenementen allerhande evenementen kunnen worden verstaan zoals ook hardloopwedstrijden en brommerraces.

Gezien het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen

[appellante sub 1] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de planregels die betrekking hebben op het gebruik van het evenemententerrein in strijd zijn met de rechtszekerheid.

Het betoog faalt.

4.7. Voorts voert [appellante sub 1] aan dat in de planregels ten onrechte geen omschrijving is gegeven van de begrippen "grootschalige evenementen" en "overige evenementen". De term "leisure" is evenmin gedefinieerd.

4.7.1. Ingevolge artikel 1.35 wordt onder dagrecreatie recreatie in de open lucht verstaan uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, buitensportcentrum, volkstuinen of nutstuinen.

Ingevolge artikel 1.63 van de planregels wordt onder grootschalig evenement een evenement verstaan voor meer dan 5.000 bezoekers dat pas gehouden kan worden na het treffen van fysieke maatregelen en/of evenementen waarbij op basis van het evenementenbeleid een maximale geluidsbelasting van 85 dB(A)/95 dB(C) op de gevels van de dichtstbijzijnde geluidgevoelige objecten is toegestaan.

Ingevolge artikel 1.98 wordt onder overige evenementen verstaan evenementen die geen grootschalige evenementen zijn, waarbij op basis van het evenementenbeleid een maximale geluidsbelasting van 75 dB(A)/ 85dB(C) op de gevels van de dichtstbijzijnde geluidgevoelige objecten is toegestaan.

4.7.2. Het betoog dat geen omschrijving is gegeven van de begrippen "grootschalige evenementen" en "overige evenementen", mist gelet op de in de artikelen 1.63 en 1.98 van de planregels opgenomen definitieomschrijvingen feitelijke grondslag.

Ten aanzien van het begrip "leisure" heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling terecht geen aanleiding gezien een definitie ervan in de planregels op te nemen, aangezien dit begrip niet voorkomt in de planregels. Uit paragraaf 5.2 van de plantoelichting volgt overigens dat het begrip "leisure" overeenkomt met de term "dagrecreatie", waarvoor in artikel 1.35 van de planregels een definitie in de planregels is opgenomen.

Het betoog faalt.

4.8. [appellante sub 1] heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat is onderzocht of voor jaarrond beschermde vogelnesten een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) kan worden verkregen. Als gevolg van de activiteiten die plaatsvinden tijdens en na afloop van evenementen kan verstoring van beschermde dieren plaatsvinden.

Volgens [appellante sub 1] is niet duidelijk waarop de stelling van de raad is gebaseerd dat, zoals in de plantoelichting is vermeld, op het deel van de Wijthmenerplas dat is voorzien van de functieaanduiding "evenemententerrein" geen beschermde of kwetsbare flora voorkomen. Voorts is niet gebleken dat is onderzocht of de evenementen leiden tot verstoring van het normale gedrag van diersoorten als gevolg van kunstmatige verlichting.

Evenmin is aangetoond welk effect het afsteken van vuurwerk heeft op de flora en fauna en de omgeving.

4.8.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het toestaan van evenementen op de Wijthmenerplas in het broedseizoen een risico inhoudt ten aanzien van overtreding van de Ffw. Uit de tijdens de afgelopen jaren in het broedseizoen gehouden evenementen is gebleken dat dit risico beheersbaar is door (mitigerende) maatregelen te treffen. Voor evenementen die tijdens het broedseizoen plaatsvinden moet een broedvogelmonitoringsprogramma worden gevolgd. Dit is besproken met de Dienst Regelingen. De ervaringen die in de afgelopen jaren zijn opgedaan met grote muziekfestivals in het broedseizoen, waarbij door de organisator met een broedvogelmonitoringsprogramma is aangetoond dat de Ffw niet werd overtreden, laten volgens de raad zien dat er op zich voor flora en fauna geen bezwaar bestaat tegen het houden van evenementen op de Wijthmenerplas. De mitigerende maatregelen die de afgelopen jaren door organisatoren zijn genomen ten behoeve van flora en fauna zullen door de gemeente aan toekomstige vergunningaanvragers in overweging worden gegeven.

4.8.2. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

4.8.3. Ter zitting is desgevraagd van de zijde van de raad toegelicht dat het risico bestaat dat het plan leidt tot verstoring van de fauna in het plangebied, met name wat betreft de daar aanwezige broedvogels.

Uit de stukken, noch ter zitting, is komen vast te staan dat is onderzocht of ter plaatse vogels met jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn. Weliswaar is door de raad gesteld dat overleg heeft plaatsgevonden met de Dienst Regelingen, maar van de zijde van de raad is geen document overgelegd waaruit blijkt wanneer dit overleg heeft plaatsgevonden, waaruit dit overleg heeft bestaan en of hierbij uitdrukkelijk het afsteken van vuurwerk en het effect van lichtmasten is besproken en wat de conclusies van het overleg zijn geweest. Gelet hierop kan thans niet worden vastgesteld dat de raad er op voorhand van uit kon gaan dat de Ffw niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat. Vastgesteld zal moeten worden of het mogelijke gebruik door vogels met jaarrond beschermde nesten inderdaad plaatsvindt, en zo ja, of vrijstelling kan worden verleend dan wel aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een ontheffing kan worden voldaan.

Er bestaat gezien het vorenstaande aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit op grond van artikel 3:2 van de Awb te betrachten zorgvuldigheid.

Het betoog slaagt.

4.9. [appellante sub 1] voert voorts aan dat uit de plantoelichting volgt dat de evenementenorganisator binnen de gestelde voorwaarden verantwoordelijk is voor de uitvoering van het evenement en dat bij de verlening van vergunningen wordt aangenomen dat de aanvrager zelfstandig een evaluatie gaat uitvoeren. Voor grootschalige evenementen worden afspraken betreffende de evaluatie gemaakt. Daarmee vindt volgens [appellante sub 1] de afweging van de ruimtelijke inpassing eerst na uitvoering van de vergunning plaats. Bovendien wordt de afweging ten onrechte bij de vergunningaanvrager neergelegd.

4.9.1. De Afdeling ziet geen aanleiding [appellante sub 1] te volgen in haar betoog. De Afdeling overweegt hiertoe dat handhavingsaspecten in de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde zijn, aangezien uitsluitend de toetsing van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voorligt. Overigens heeft de raad toegelicht dat toezicht en handhaving plaatsvinden rondom een evenement.

Het betoog faalt.

Het beroep van [appellant sub 2] en anderen

4.10. [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat hun woon- en leefklimaat als gevolg van het plan zal worden aangetast. Met het plan wordt volgens [appellant sub 2] en anderen geen recht gedaan aan de door het gemeentebestuur van Zwolle gewekte verwachtingen zoals neergelegd in de reserverings- en koopovereenkomsten die [appellant sub 2] en anderen hebben gesloten met de gemeente Zwolle met betrekking tot hun kavels in de nabijheid van de Wijthmenerplas, waarin is opgenomen dat hun privacy en rust zouden worden gewaarborgd.

Evenmin wordt volgens [appellant sub 2] en anderen recht gedaan aan hetgeen in de plantoelichting bij het bestemmingsplan "Bos en buitenplaatsen Wijthmen" is vermeld.

4.10.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de potentiële kopers ten tijde van de verkoop van de kavels op de hoogte zijn gesteld van het feit dat in de Beleidsregels Evenementen 2007, destijds in te zien op de gemeentelijke website, is aangegeven dat bij de Wijthmenerplas buiten het seizoen (van 1 mei tot 1 september) maximaal 8 evenementen mogen worden georganiseerd, waarvan 3 grootschalig. Daarnaast is niet weersproken dat in dezelfde periode een ontwikkelvisie rond de Wijthmenerplas is opgesteld, waarbij dit één van de locaties in Zwolle zou kunnen worden waar commerciële leisure kan worden gefaciliteerd. Ter zitting is voorts gebleken dat het eerste evenement bij de Wijthmenerplas reeds in 2007 heeft plaatsgevonden, terwijl [appellant sub 2] en anderen desgevraagd ter zitting hebben aangegeven dat een aantal koopovereenkomsten eerst daarna is gesloten. Van de zijde van [appellant sub 2] en anderen is ter zitting voorts desgevraagd meegedeeld dat een aantal van hen ervan op de hoogte was dat evenementen werden gehouden bij de Wijthmenerplas. De omstandigheid dat [appellant sub 2] en anderen zich, zoals zij ter zitting hebben toegelicht, niet hebben gerealiseerd wat de impact van de evenementen kan zijn, kan naar het oordeel van de Afdeling niet aan de raad worden toegerekend.

Voorts heeft de raad toegelicht dat in het bestemmingsplan "Bos en buitenplaatsen Wijthmen" privacy en rust een grote rol hebben gespeeld bij de situering van de buitenplaatsen. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat rust, privacy en exclusiviteit voor de bewoners van de buitenplaatsen echter niet zo ver gaan dat bij de Wijthmenerplas geen evenementen zouden mogen plaatsvinden.

Het betoog faalt.

4.11. [appellant sub 2] en anderen voeren voorts aan dat aan het bestemmingsplan ten onrechte geen akoestische rapporten ten grondslag zijn gelegd. Volgens [appellant sub 2] en anderen is de geluidbelasting in hun woningen als gevolg van de met het plan mogelijk gemaakte evenementen onduldbaar door een gevelbelasting toe te staan van 85 dB(A)/95 dB(C). Volgens de in de plantoelichting aangehaalde Nota Evenementen zal een geluidbelasting van meer dan 70-75 dB(A) op de woningen tot een onduldbare situatie leiden. De maximale geluidbelasting op hun woningen dient volgens [appellant sub 2] en anderen de in de Nota Evenementen vermelde norm van ernstige overlast niet te overschrijden. De maximale gevelbelasting, en niet de lange termijn gemiddelde belasting, dient niet meer te zijn dan 65 dB(A). Indien met de gemiddelde geluidbelasting wordt gemeten dan dient de gevelbelasting vanwege de straffactor niet meer dan 55 dB(A) te zijn. In de zomermaanden dient deze belasting volgens [appellant sub 2] en anderen met 10 dB(A) te worden verminderd, zodat sprake is van een aanvaardbaar leefmilieu in de tuinen. In de toelichting op artikel 8 van de Beleidsregel evenementen in de openlucht van de gemeente Zwolle uit 2012 wordt voorts verwezen naar het convenant Geluidsbescherming, terwijl het gemeentebestuur niet van organisatoren van evenementen verwacht dat zij zich aan het convenant houden.

Door de Wijthmenerplas ook van zonsondergang tot zonsopgang open te stellen voor publiek en door het toestaan van een horecaonderneming van 800 m² vrezen [appellant sub 2] en anderen voorts ernstige geluidsoverlast als gevolg van feesten en autoverkeer. Ook de mogelijkheid om te overnachten in een gebouw van 700 m² en het toelaten van overnachtingen in tenten, caravans en campers zal voor geluidsoverlast zorgen.

4.11.1. Voor zover [appellant sub 2] en anderen aanvoeren dat de geluidbelasting in hun woningen als gevolg van de met het plan mogelijk gemaakte evenementen onduldbaar is door een gevelbelasting toe te staan van 85 dB(A)/95 dB(C) en dat de maximale geluidsbelasting op hun woningen de in de Nota Evenementen vermelde norm van ernstige overlast niet dient te overschrijden, wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 4.1.3. is overwogen. Het betoog slaagt in zoverre.

Voorts overweegt de Afdeling als volgt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan gelet op artikel 4, lid 4.5, aanhef en onder f, van de planregels uitsluitend ondersteunende horeca toestaat ten dienste van de hoofdfunctie (dagrecreatie) tot een maximum van 800 m². Het plan staat geen zelfstandige horeca toe zonder een relatie met de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie". Voorts staat het plan uitsluitend overnachtingen toe in gebouwen tot een maximum van 700 m² ten behoeve van de hoofdfunctie dagrecreatie. Overnachtingen die geen relatie hebben met de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" zijn niet toegestaan. De Afdeling neemt voorts in aanmerking dat de omvang van 800 m² horeca en 700 m² aan overnachtingsmogelijkheden in relatie tot de omvang van het totale plangebied gering is, nu de raad ter zitting onweersproken heeft toegelicht dat een oppervlakte van 800 m² horeca overeenkomt met ongeveer 1% van de totale oppervlakte van het plangebied.

Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat ernstige geluidsoverlast valt te verwachten ten gevolge van de horeca en overnachtingen.

Het betoog faalt in zoverre.

4.12. [appellant sub 2] en anderen wijzen erop dat in de nota "Dagterrein de Wijthmenerplas - Visie en toetsingskader ontwikkelingen" staat dat de rust in het gebied wordt behouden door een duidelijke zonering van rust en activiteit. Volgens [appellant sub 2] en anderen is de zonering van natuur/overgangszone/recreatie ten onrechte niet opgenomen in het bestemmingsplan.

4.12.1. De raad heeft toegelicht dat een amendement is aangenomen waarbij is besloten om in de planregels expliciet te verwijzen naar de nota "Dagterrein de Wijthmenerplas - Visie en toetsingskader ontwikkelingen". De Afdeling stelt vast dat in artikel 4, lid 4.3.2 en lid 4.4, van de planregels expliciet is verwezen naar voormelde nota. De nota is daarnaast als bijlage 1 bij de planregels gevoegd. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de zonering conform de ontwikkelingsvisie voldoende is gegarandeerd. [appellant sub 2] en anderen kunnen niet worden gevolgd in hun standpunt dat sprake is van een zonering van rust en activiteit, nu de zonering in de nota betrekking heeft op bebouwingstypologie en niet ziet op het gebruik van het plangebied.

Het betoog faalt.

4.13. [appellant sub 2] en anderen voeren voorts aan dat overnachtingen in tenten, caravans of kampeerauto’s ten onrechte worden toegestaan. Volgens [appellant sub 2] en anderen is dit in strijd met de ontwikkelingsvisie.

4.13.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.6.1, van de planregels kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en het bepaalde in lid 4.5 onder h om overnachtingen in tenten, caravans of kampeerauto’s toe te staan.

Ingevolge lid 4.6.2 kan de in lid 4.6.1 genoemde afwijking slechts worden toegestaan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. het stedenbouwkundig beeld;

b. de woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de parkeergelegenheid;

e. de sociale veiligheid;

f. de milieusituatie;

g. de groenstructuur;

h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.13.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.5, aanhef en onder h, van de planregels, zijn overnachtingen in tenten, caravans of kampeerauto’s niet toegestaan. In artikel 4, lid 4.6.1, van de planregels is de bevoegdheid opgenomen om hiervan af te wijken. Dit is echter slechts onder voorwaarden mogelijk. Eerst indien de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan is aangetoond, zijn overnachtingen in tenten, caravans of kampeerauto’s toegestaan.

[appellant sub 2] en anderen hebben niet nader onderbouwd met welk onderdeel van de nota "Dagterrein de Wijthmenerplas - Visie en toetsingskader ontwikkelingen" het onder voorwaarden toestaan van overnachtingen in tenten, caravans of kampeerauto’s in strijd is.

Gezien het vorenstaande bestaat naar het oordeel van de Afdeling geen grond voor het oordeel dat sprake is van strijd met de uitgangspunten van voormelde nota.

Het betoog faalt.

4.14. [appellant sub 2] en anderen kunnen zich voorts niet verenigen met de in artikel 4, lid 4.7, van de planregels opgenomen mogelijkheid om de vorm en omvang van het evenemententerrein te vergroten.

4.14.1. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.5.3. is overwogen, slaagt het betoog.

4.15. Voorts kunnen [appellant sub 2] en anderen zich niet verenigen met de in artikel 4, lid 4.8, van de planregels opgenomen mogelijkheid het toegestane geluidsniveau te wijzigen.

4.15.1. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.5.3. is overwogen, slaagt het betoog.

4.16. Volgens [appellant sub 2] en anderen zijn voorts ten onrechte de locaties van uitkijktorens, landmarks en horeca niet in het bestemmingsplan opgenomen.

4.16.1. Reeds omdat [appellant sub 2] en anderen niet nader hebben onderbouwd waarom zij zich er niet mee kunnen verenigen dat de locaties van uitkijktorens, landmarks en horeca niet in het bestemmingsplan zijn opgenomen, kan het betoog niet slagen. Overigens heeft de raad toegelicht dat de locaties van uitkijktorens en landmarks vooraf moeilijk te bepalen zijn. De raad heeft erop gewezen dat het gemeentebestuur ingevolge artikel 4, lid 4.4, van de planregels nadere eisen kan stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing, zodat een goede ruimtelijke ordening mogelijk is. Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat de maximaal toegestane oppervlakte van horeca overeenkomt met slechts 1% van de totale oppervlakte van het plangebied, zodat het gaat om een geringe oppervlakte.

Het betoog faalt.

4.17. Voor zover [appellant sub 2] en anderen handhaving van het toegangsverbod van zonsondergang tot zonsopgang wensen, overweegt de Afdeling dat handhavingsaspecten in de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde zijn, aangezien uitsluitend de toetsing van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voorligt.

4.18. [appellant sub 2] en anderen stellen zich voorts op het standpunt dat ten onrechte een ecologisch rapport met betrekking tot de Ffw ontbreekt. [appellant sub 2] en anderen wijzen erop dat het gemeentebestuur in het bezit is van een rapport waarin het afsteken van vuurwerk wordt afgeraden vanwege het effect op broedende vogels. In het plangebied bevinden zich volgens [appellant sub 2] en anderen jaarrond beschermde nesten van buizerds.

Voorts voeren [appellant sub 2] en anderen aan dat lichtmasten het foerageren van de ter plaatse aanwezige beschermde diersoorten das en watervleermuis verstoren.

4.18.1. Over het betoog van [appellant sub 2] en anderen dat het plan is vastgesteld in strijd met de Ffw in verband met de aanwezigheid van beschermde diersoorten overweegt de Afdeling dat zij geen gegevens hebben overgelegd waaruit blijkt dat zich ter plaatse beschermde diersoorten bevinden. De enkele stelling dat zij ter plaatse geregeld beschermde dassen en watervleermuizen waarnemen, acht de Afdeling in dit verband onvoldoende.

Voor het overige wordt onder verwijzing van hetgeen hiervoor onder 4.8.4. is overwogen geoordeeld dat het betoog slaagt.

4.19. In de einduitspraak zal worden beslist over de beroepsgrond van [appellant sub 2] en anderen dat het toestaan van 10 m hoge lichtmasten tot lichthinder zal leiden en de privacy zal schaden.

Bestuurlijke lus

5. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen binnen zestien weken het onder in 4.1.3. genoemde gebrek te herstellen.

5.1.1. Met inachtneming van hetgeen daar is overwogen, dient de raad daartoe inzicht te geven in de vraag waarom in artikel 4, lid 4.5, van de planregels, maximale geluidsgrenswaarden zijn opgenomen die hoger zijn dan de in de Nota Evenementen opgenomen normen. Zo nodig dient de raad het besluit, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb, in zoverre te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling.

5.1.2. Voorts dient de raad op dezelfde voet binnen zestien weken de in 4.5.3. genoemde gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Met inachtneming van hetgeen daar is overwogen, dient de raad daartoe inzicht te geven in de vraag welke gevolgen een vergroting van het evenemententerrein bij toepassing van artikel 4, lid 4.7, van de planregels heeft voor de verkeerssituatie en de parkeerbehoefte. Zo nodig dient de raad het besluit, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb, in zoverre te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling.

Voorts dient artikel 4, lid 4.8, van de planregeling te worden gewijzigd door de vaststelling van een regeling waarbij een verhoging van het toegestane geluidsniveau niet mogelijk is. Hierbij behoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb.

5.1.3. Ten slotte dient de raad binnen zestien weken het in 4.8.4. genoemde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Met inachtneming van hetgeen daar is overwogen, dient de raad vast te stellen of zich in het plangebied vogels met jaarrond beschermde nesten bevinden, en zo ja, of vrijstelling kan worden verleend dan wel aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een ontheffing kan worden voldaan.

Proceskosten

6. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Zwolle op om binnen zestien weken na de verzending van deze uitspraak:

1. met inachtneming van de overwegingen 5 en 5.1. het in overweging 4.1.3 geconstateerde gebrek te herstellen;

2. met inachtneming van overweging 5.1.2. de in de overweging 4.5.3 geconstateerde gebreken te herstellen;

3. met inachtneming van overweging 5.1.3. het in de overweging 4.8.4. geconstateerde gebrek te herstellen;

4. de Afdeling de uitkomst mede te delen en het gewijzigde besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.

w.g. Van der Wiel w.g. Melenhorst
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015

490.