Uitspraak 201406078/1/R1


Volledige tekst

201406078/1/R1.
Datum uitspraak: 18 maart 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Andijk, en anderen,

en

het college van burgemeester en wethouders van Medemblik,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2014, kenmerk IO-14-14662, heeft het college het wijzigingsplan "Andijk - Woningbouwlocatie Hoekweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.

Bij besluit van 2 december 2014, kenmerk IO-14-19875, heeft het college het besluit van 13 mei 2014 gewijzigd.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2015, waar [appellante] en anderen, bijgestaan door mr. A.R. van Tilborg, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Vriend, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar [belanghebbende], bijgestaan door mr. J. Hobo, als partij gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

1.1. De Afdeling merkt het besluit van de raad van 2 december 2014 aan als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb, nu dit besluit voorziet in wijziging van het bij besluit van 13 mei 2014 vastgestelde wijzigingsplan en betrekking heeft op dezelfde planologische ontwikkeling waarop ook het besluit van 13 mei 2014 ziet en waartegen het beroep van [appellante] en anderen is gericht. Hun beroep tegen het besluit van 13 mei 2014 heeft derhalve van rechtswege mede betrekking op het besluit van 2 december 2014.

1.2. De Afdeling bespreekt eerst het beroep van rechtswege tegen het besluit van 2 december 2014.

Het besluit van 2 december 2014

2. Het besluit van 2 december 2014 tot wijziging van het wijzigingsplan voorziet in bouwmogelijkheden voor vijf woningen op het perceel [locatie]. Ter plaatse is reeds een woning aanwezig.

Het beroep van [appellante] en anderen richt zich tegen de zes woningen waarin het wijzigingsplan voorziet.

3. [appellante] en anderen betogen dat het wijzigingsplan in zoverre in strijd is met artikel 45, lid 45.9, aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan "Dorpskernen III" (hierna: het bestemmingsplan), omdat de bedrijfswoning een woonbestemming heeft gekregen en niet wordt gesloopt. Volgens [appellante] en anderen schrijven de wijzigingsregels voor dat alle bedrijfsbebouwing gesloopt moet worden, en valt de bedrijfswoning daar ook onder.

3.1. In het bestemmingsplan is aan het perceel [locatie] de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 8" toegekend.

Ingevolge artikel 1, lid 1.16, van de planregels van het bestemmingsplan moet onder bedrijfsgebouw worden verstaan een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

Ingevolge lid 1.18 moet onder bedrijfswoning worden verstaan een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

Ingevolge artikel 45, lid 45.9, aanhef en onder b, kan het college, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden die zijn voorzien van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 8" wijzigen in de bestemming "Wonen", mits de aanwezige bedrijfsbebouwing en opstallen volledig worden gesloopt.

3.2. De Afdeling overweegt dat ingevolge artikel 45, lid 45.9, aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als voorwaarde geldt dat de bedrijfsbebouwing volledig wordt gesloopt. Ingevolge artikel 1, lid 1.16, is een bedrijfswoning geen bedrijfsgebouw. Dat de bedrijfswoning niet wordt gesloopt brengt derhalve niet met zich dat niet aan deze wijzigingsvoorwaarde is voldaan.

Het betoog faalt.

4. [appellante] en anderen vrezen dat de nieuwe woningen hun bedrijfsvoering zullen belemmeren. Volgens hen dient tussen de nieuwe woningen en hun bedrijf minstens 100 m te worden aangehouden, omdat deze afstand volgt uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG (hierna: de VNG-brochure). Dat dichterbij het bedrijf reeds een andere woning ligt waarmee rekening is gehouden in de milieuvergunning voor het bedrijf van [appellante] en anderen maakt dit volgens hen niet anders, omdat dat een bedrijfswoning is.

4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat op grond van de VNG-brochure een bepaalde richtafstand geldt voor het bedrijf van [appellante] en anderen, maar dat dit op de te bouwen woningen geen invloed heeft omdat de hinder vanwege het bedrijf van [appellante] en anderen reeds wordt beperkt door de daarvoor verleende milieuvergunning. Omdat voor de verlening van de milieuvergunning al rekening is gehouden met de voormalige bedrijfswoning op het perceel [locatie], zal volgens het college ter plaatse van de andere woningen die op het perceel mogelijk worden gemaakt ook een goed woon- en leefklimaat heersen. Voor de milieuvergunning maakt het geen verschil of de woning op het perceel [locatie] een bedrijfswoning of een burgerwoning is, aldus het college.

4.2. Aan het perceel [locatie] is de bestemming "Wonen" toegekend, met twee bouwvlakken. Aan het grootste bouwvlak is de aanduiding "maximum aantal wooneenheden: 5" toegekend. De bestaande woning op het perceel [locatie] ligt op ongeveer 11 m van het perceel van [appellante] en anderen en het bouwvlak voor de nieuwe woningen ligt op ongeveer 40 m.

Ingevolge artikel 2, lid 2.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor woonhuizen.

Ingevolge lid 2.2.1 geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen:

a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

[..].

4.3. Niet in geschil is dat het bedrijf van [appellante] en anderen een handels- en herstelinrichting voor grondverzetmachines betreft. In de VNG-brochure staat dat voor een groothandel in machines en apparaten voor de bouwnijverheid als grootste afstand 100 m moet worden aangehouden wat betreft geluid.

Tevens is niet in geschil dat voor het bedrijf van [appellante] en anderen reeds een milieuvergunning is verleend die is afgestemd op de ligging van de bedrijfswoning op het perceel [locatie].

Ter zitting heeft het college onweersproken gesteld dat het plangebied in een rustig buitengebied ligt.

4.4. De in de VNG-brochure opgenomen afstanden zijn richtafstanden. Dit houdt in dat onder omstandigheden van deze afstanden gemotiveerd kan worden afgeweken. Het college heeft de afwijking van de richtafstand gemotiveerd door te wijzen op de milieuvergunning die voor het bedrijf van [appellante] en anderen is verleend en die is afgestemd op de bestaande woning op het perceel [locatie]. Het college heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat de Wet milieubeheer de woning op het perceel [locatie] als bedrijfswoning en als burgerwoning dezelfde bescherming biedt. [appellante] en anderen hebben gesteld noch aannemelijk gemaakt dat de milieuvergunning onvoldoende waarborgen biedt voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan de bedrijfsvoering van [appellante] en anderen niet zal belemmeren.

Het betoog faalt.

5. [appellante] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellante] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

6. Gelet op het voorgaande is het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 2 december 2014 ongegrond.

Het besluit van 13 mei 2014

7. Het beroep van [appellante] en anderen is tevens gericht tegen het besluit van 13 mei 2014, voor zover dat in woningen voorziet. Nu blijkens overweging 6 het beroep tegen het besluit van 2 december 2014 ongegrond is verklaard, wordt dit besluit met de bekendmaking van deze uitspraak onherroepelijk. Hieruit volgt dat het besluit van 13 mei 2014, voor zover dat in woningen voorziet, geen betekenis meer heeft. Onder deze omstandigheden en nu ook overigens niet is gebleken van enig belang ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat [appellante] en anderen geen belang meer hebben bij een inhoudelijke bespreking van hun beroep tegen het besluit van 13 mei 2014.

In verband hiermee dient het beroep van [appellante] en anderen tegen het besluit van 13 mei 2014 niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Proceskostenveroordeling

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het besluit met kenmerk IO-14-14662 van het college van burgemeester en wethouders tot vaststelling van het wijzigingsplan "Andijk - Woningbouwlocatie Hoekweg" van de gemeente Medemblik van 13 mei 2014;

II. verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit met kenmerk IO-14-19875 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik tot wijziging van het wijzigingsplan "Andijk - Woningbouwlocatie Hoekweg" van 2 december 2014 ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, griffier.

w.g. Mondt-Schouten w.g. Verhage
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015

655.