Uitspraak 200103323/1


Volledige tekst

200103323/1.
Datum uitspraak: 3 april 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe,
appellanten,

en

gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2001 heeft de gemeenteraad van Midden-Drenthe, op voorstel van burgemeester en wethouders van 18 januari 2001, vastgesteld het bestemmingsplan "AZC-terrein Hooghalen". Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.

Verweerders hebben bij hun besluit van 1 mei 2001, no. 6.1/2001001279, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 3 juli 2001, bij de Raad van State ingekomen op 4 juli 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 1 november 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door H. Beckeringh, ambtenaar bij de gemeente, en verweerders, vertegenwoordigd door P.K. Munnik, ambtenaar bij de provincie, zijn verschenen. Voorts heeft H. Beckeringh tevens het woord gevoerd namens de gemeenteraad van Midden-Drenthe.

2. Overwegingen

2.1. Het plan heeft betrekking op gronden gelegen aan de oostzijde van de kern Hooghalen, begrensd door de Asserweg en de spoorbaan Beilen-Assen. Het plan beoogt de legalisatie van het in Hooghalen aanwezige asielzoekerscentrum tot 1 mei 2004. Daarna krijgt het gebied de definitieve bestemming “Sportieve recreatie” respectievelijk “Sportieve recreatie en/of bos”, uit te werken ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Verweerders hebben het plan goedgekeurd, met uitzondering van de artikelen 3 en 4, eerste lid, de woorden “trainingscentrum, evenementen- en manifestatieruimten en overige voorzieningen zoals kantoor, vergaderruimten en medische ruimten, alsmede logeergelegenheid”.

2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.

2.3. Appellanten kunnen zich niet vinden in het bestreden besluit voor zover daarbij goedkeuring is onthouden aan het bestemmingsplan. Appellanten voeren aan dat in het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten geen overwegingen zijn opgenomen om de voorzieningen “evenementen- en manifestatieruimten” niet goed te keuren. Dit achten zij onzorgvuldig. Voorts voeren appellanten aan dat bewust gekozen is voor een doeleindenomschrijving in de eindbestemming “Sportieve recreatie”, die ruimer is dan de behoefte in Hooghalen. Appellanten vrezen met name dat de positieve effecten van een sinds lang aanwezige bovenregionale voorziening, zullen komen te vervallen. Dit zal volgens hen de leefbaarheid van Hooghalen niet bevorderen en strookt daarom niet met het in zijn algemeenheid voorgestane beleid van plattelandsontwikkeling.

2.4. Verweerders hebben overwogen dat, gelet op het advies van de Provinciale Commissie voor het Omgevingsbeleid, evenementen- en manifestatieruimten en een trainingscentrum, met voorzieningen als een kantoor, vergaderruimten, medische voorzieningen en logeergelegenheid een te ruime invulling van de bestemming “Sportieve recreatie” vormen en meer in de richting gaan van beroepsmatige sportuitoefening met een regionaal of mogelijk bovenregionaal karakter. Dit achten zij in strijd met het in het POP neergelegde beleid.

2.5. Blijkens de bij het Provinciaal Omgevingsplan Drenthe (hierna te noemen: het POP) behorende functiekaart 1 is het plangebied gelegen in een gebied met de aanduiding zone VI (bos met recreatie, houtproductie en natuur). Volgens het POP gaat het in deze zone om de meervoudige doelstelling van de bossen. Het gaat zowel om houtproductie, recreatief medegebruik en behoud of ontwikkeling van de waarden van natuur en landschap. Deze doelstellingen zullen per deelgebied in wisselende mate aan de orde zijn. De inrichting van de gebieden binnen deze zone kan worden afgestemd op de functies die plaatselijk gelden. Daarbij gaat het met name om houtproductie en natuurwaarden.

2.6 De Afdeling stelt vast dat blijkens de bij het POP behorende functiekaart 1 Hooghalen als een “kleine kern” wordt aangeduid. Volgens het POP (blz. 70) hebben deze kleine kernen in hoofdzaak een woonfunctie voor de plaatselijk aanwezige bevolking en voor het omliggende op de kern georiënteerde buitengebied. Bevolkingsgroei wordt in het algemeen voor deze kernen niet nagestreefd. Voorzieningen, die in hoofdzaak een lokale functie hebben, kunnen in deze kernen worden gevestigd.

De Afdeling acht dit in het POP neergelegde beleid niet onredelijk en is van oordeel dat verweerders terecht het standpunt hebben ingenomen dat het plan zich niet met het in het POP neergelegde beleid verdraagt.
Appellanten hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat zich bijzondere omstandigheden voordoen, die verweerders aanleiding hadden moeten geven af te wijken van het in het POP neergelegde beleid.

2.7. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan deels in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Zij hebben daarom terecht goedkeuring onthouden aan een deel van de artikelen 3 en 4 van de planvoorschriften.

In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.

w.g. Cleton w.g. van Onselen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2002

178-418.