Uitspraak 201410315/2/R2


Volledige tekst

201410315/2/R2.
Datum uitspraak: 23 februari 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

de stichting Stichting de Goede Woning, gevestigd te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk (hierna: de stichting),
verzoekster,

en

de raad van de gemeente Nijkerk,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijkerkerveen en Holkerveen" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer de stichting beroep ingesteld.
De stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 februari 2015, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. J.E. van der Wolf, advocaat te Soest, en de raad, vertegenwoordigd door R.L.L. de Graauw en mr. drs. M. Braakensiek, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande kern van Nijkerkerveen en het buurtschap Holkerveen. Het plan is conserverend van aard.

3. De stichting richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Horeca" en gedeeltelijk met de aanduiding "bouwvlak" voor het perceel Amersfoortseweg 138 te Nijkerkerveen.

Zij kan zich niet verenigen met de vergroting van het bouwvlak, nu geen onderzoek is gedaan naar de ruimtelijke gevolgen van deze vergroting en nu deze in strijd is met de gemeentelijke structuurvisie 2013.

Daarnaast richt zij zich tegen de bestemming "Horeca" voor zover met deze bestemming een partycentrum wordt mogelijk gemaakt. Zij betoogt dat door het toestaan van een partycentrum activiteiten worden toegestaan die behoren tot een zwaardere horecacategorie dan was toegestaan onder het voorheen geldende plan. Evenmin is onderzoek gedaan naar de ruimtelijke gevolgen van horeca-activiteiten in deze zwaardere categorie.

4. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat met de vergroting van het bouwvlak in het voorliggende plan slechts bebouwing planologisch wordt mogelijk gemaakt die reeds ter plaatse aanwezig is en waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.

Ten aanzien van het betoog dat ten onrechte activiteiten worden toegestaan uit een zwaardere horecacategorie dan voorheen constateert de voorzieningenrechter dat het betoog is gericht tegen een wijziging van het bij recht toegestane gebruik van de bestaande gebouwen. Doorgaans geeft wijziging van het bij recht voorziene gebruik geen reden tot schorsing van een bestreden planregel, omdat als in de bodemprocedure het bestreden besluit in zoverre wordt vernietigd het nieuwe gebruik moet worden gestaakt. Hierdoor leidt wijziging van het bij recht toegestane gebruik uit juridisch oogpunt niet tot een onomkeerbare situatie. Dit is slechts anders indien een functiewijziging van bestaande bebouwing gepaard gaat met feitelijk onomkeerbare gevolgen, waarvan in dit geval niet is gebleken. Dit betekent dat, nu ook niet is gebleken van andere argumenten voor het aannemen van een spoedeisend belang, met het verzoek om voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.

5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.

w.g. Hagen w.g. Tuit
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2015

425-815.