Uitspraak 200104839/1


Volledige tekst

200104839/1.
Datum uitspraak: 3 april 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], wonend te [woonplaats]

en

burgemeester en wethouders van Veere,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2000 hebben verweerders afwijzend beslist op een verzoek van appellanten om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een bakkerij gelegen aan de [locatie].

Bij besluit van 21 augustus 2001, verzonden op 22 augustus 2001, hebben verweerders het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 28 september 2001, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 11 januari 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2002, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door J.H.O.M. van Ruth van Arkel, en verweerders, vertegenwoordigd door F.W. van der Dussen en A.C. Louwerse, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit) is op de bakkerij van toepassing.

2.2. Appellanten hebben bij brief van 22 februari 2000 een verzoek tot het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen ingediend omdat zij stellen in hun woning geluidhinder te ondervinden van een compressor van een koelcel van de bakkerij. Volgens appellanten was na het aanbrengen van geluidgedempte beugels onder de compressor de geluidhinder verdwenen. Nadat vervolgens een omkasting om de compressor is aangebracht, is de hinder teruggekeerd.

2.3. Verweerders hebben bij het besluit van 30 augustus 2000 afgezien van toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen omdat uit geluidmetingen geen overtreding van de ingevolge het Besluit voor de bakkerij geldende geluidvoorschriften is gebleken. Het hiertegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard omdat ook bij opnieuw uitgevoerde metingen geen overtreding is geconstateerd.

2.4. Appellanten stellen dat de metingen niet goed zijn uitgevoerd, omdat volgens hen gebleken is dat het laagfrequente geluid waar zij hinder van ondervinden niet met de apparatuur van de gemeente te meten is. Appellanten verwijzen in dit verband naar een meting die op 27 maart 2000 is uitgevoerd met apparatuur van de provincie, waarmee de aanwezigheid van laagfrequent geluid is aangetoond.

2.5. Het is niet uitgesloten dat appellanten laagfrequent geluid waarnemen. De ingevolge het Besluit voor de bakkerij geldende geluidvoorschriften bevatten echter geen specifieke normen voor dit type geluid. Uit de metingen die meermalen, het meest recent op 30 januari 2002, door het gemeentebestuur zijn uitgevoerd, blijkt niet dat de geluidvoorschriften worden overtreden. Het is, gelet hierop, niet aannemelijk dat een overtreding van het Besluit plaatsvindt. Verweerders hebben dan ook moeten concluderen dat zij niet bevoegd zijn om bestuurlijke handhavingsmiddelen toe te passen. Zij hebben het tegen het besluit van 30 augustus 2000 gemaakte bezwaar daarom terecht ongegrond verklaard.

2.6. Het beroep is derhalve ongegrond.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.

w.g. Konijnenbelt w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2002

262-415.