Uitspraak 201400772/1/A3


Volledige tekst

201400772/1/A3.
Datum uitspraak: 4 februari 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2014 in zaak nr. 13/2618 in het geding tussen:

[appellant]

en

de korpschef van politie.

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2013 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] om verstrekking van documenten gedeeltelijk afgewezen.

Bij besluit van 8 mei 2013 heeft de korpschef het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 januari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat het daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.

Ingevolge artikel 1 van de Wet politiegegevens (hierna: de Wpg) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

a. politiegegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt;

[…]

e. ter beschikking stellen van politiegegevens: het verstrekken van politiegegevens aan personen die overeenkomstig deze wet zijn geautoriseerd voor het verwerken van politiegegevens;

[…]

g. betrokkene: degene op wie een politiegegeven betrekking heeft;

[…]

m. persoonsgegeven: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp);

[…].

Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.

2. [appellant] heeft op grond van de Wob onder meer verzocht om foto's van de overtredingen voorafgaand aan en volgend op de verkeersovertreding die aan hem wordt toegerekend. De korpschef heeft aan de weigering tot verstrekking van deze foto’s ten grondslag gelegd dat deze vallen onder het gesloten verstrekkingenregime van de Wpg en dat verstrekking van de verzochte gegevens aan [appellant] niet mogelijk is, omdat deze gegevens geen betrekking op hem hebben en hij evenmin behoort tot een in de Wpg genoemde categorie van personen aan wie politiegegevens mogen worden verstrekt.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de verzochte foto’s in hun geheel onder het bereik van de Wpg vallen. Volgens [appellant] is het voor hem niet mogelijk om de op de foto’s aanwezige gegevens te herleiden tot een persoon. Indien al moet worden aangenomen dat dit door het kenteken en gegevens als merk en type van de betrokken auto mogelijk zou zijn, kunnen deze gegevens worden weggelakt en kan de rest van de foto worden verstrekt. De rechtbank heeft dit volgens [appellant] ten onrechte niet onderkend. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel ten onrechte heeft afgewezen nu hij een groot aantal gevallen heeft genoemd waarin de betrokken foto’s door een aantal politieeenheden wel zijn verstrekt. De rechtbank heeft voorts volgens [appellant] te weinig gewicht toegekend aan het feit dat ambtenaren van andere bestuursorganen die een verkeersovertreding constateren geen toepassing kunnen geven aan de Wpg.

3.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 5 december 2012 in zaak nr. 201107020/1/A3, bevat de Wpg een uitputtende regeling voor de verstrekking van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet. Voor zover gegevens als politiegegevens in de zin van die bepaling moeten worden aangemerkt, is er geen plaats voor toepassing van de Wob op een verzoek om verstrekking van die gegevens.

Zoals de Afdeling verder heeft overwogen in de uitspraak van 25 september 2013 in zaak nr. 201204033/1/A3 is bij de beoordeling of gegevens als politiegegevens dienen te worden aangemerkt onder meer bepalend of die gegevens een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen. Daarbij dient, met inachtneming van de specifieke context van plaats, tijd en aantal betrokken personen, te worden beoordeeld of die gegevens alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor een persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. Bij deze beoordeling mogen alle middelen worden betrokken waarvan mag worden aangenomen dat zij redelijkerwijs door de verantwoordelijke dan wel enig ander persoon zijn in te zetten om die persoon te identificeren.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de verzochte foto’s in hun geheel politiegegevens zijn (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 december 2014, in zaaknr. 201400605/1/A3. Met gegevens zoals het kenteken, merk en type auto, al dan niet in combinatie met andere gegevens, zoals datum en tijdstip van de overtreding, bestaat de mogelijkheid dat identificatie van een bepaald persoon daadwerkelijk plaatsvindt. Voorts zijn het gegevens die in het kader van de politietaak worden verwerkt, in dit geval het opsporen van verkeersovertredingen. Steun voor dit oordeel wordt gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van de Wpg (Kamerstukken 2005/06, 30 327, nr. 3, blz. 63), waaruit volgt dat onder persoonsgegevens die in het kader van de politietaak worden verzameld onder andere wordt verstaan het merk of type, kenteken of registratienummer van een voertuig, vaartuig of vliegtuig.

Nu de foto’s die [appellant] wenst te verkrijgen geen betrekking op hem hebben en hij niet behoort tot een categorie van personen aan wie politiegegevens mogen worden verstrekt, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de korpschef de verstrekking van de foto van de overtreding voorafgaand aan en de foto van de overtreding volgend op zijn verkeersovertreding terecht heeft geweigerd. Of andere bestuursorganen zich al dan niet op de Wpg kunnen beroepen heeft de rechtbank terecht niet relevant geacht nu het gaat om een verzoek aan de korpschef en deze gebonden is aan het verstrekkingenregime van de Wpg. De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, nu de korpschef heeft uiteengezet dat de eerdere verstrekkingen van foto’s onjuist zijn en dat van de zijde van de korpsleiding daarom corrigerend wordt opgetreden om verdere verstrekking te voorkomen. De rechtbank heeft daarbij terecht als uitgangspunt genomen dat het gelijkheidsbeginsel niet zover strekt dat de korpschef op basis van deze eerdere verstrekkingen gehouden is een gemaakte fout te herhalen.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Borman w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2015

317.