Uitspraak 201402733/1/R6


Volledige tekst

201402733/1/R6.
Datum uitspraak: 3 december 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gasunie Transport Services B.V., gevestigd te Groningen,
appellante,

en

de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Maasvlakte 1" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft Gasunie beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Gasunie en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak, tezamen met de zaken nrs. 201402516/1/R6, 201402731/1/R6, 201402739/1/R6 en 201402744/1/R6, ter zitting behandeld op 12 september 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de naamloze vennootschap Havenbedrijf Rotterdam N.V., vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Rotterdam, ir. R.C. Dekker en mr. C.J.B. Moes.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het gebied Maasvlakte 1 in het Rotterdamse haven- en industriecomplex.

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de deelraad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. Gasunie kan zich niet verenigen met het plan voor zover daarbij niet is voorzien in een aantal aardgastransportleidingen en stations. Volgens Gasunie is ten onrechte niet voorzien in de bestemming "Leiding-Gas" voor een deel van de aardgastransportleiding, zoals weergegeven op de figuur onder a van het beroepschrift. Voorts ontbreekt volgens Gasunie de bestemming "Leiding-Gas" van 5 m breed voor de leiding zoals weergegeven op de figuur onder b van het beroepschrift en is evenmin voorzien in het gasontvangstation, dat is opgenomen in die figuur. Verder betoogt Gasunie dat aan het reduceerstation aan de Missouriweg, dat is weergegeven op de figuur onder c van het beroepschrift, ten onrechte niet de bestemming "Bedrijf-Utilities" is toegekend en bovendien ten onrechte niet is voorzien in de bestemming "Leiding-Gas" voor de aardgastransportleiding bij die locatie, zoals weergeven op die figuur. Gasunie wijst er voorts op dat in het plan niet voor alle buisleidingen is voorzien in een belemmeringenstrook. Daarnaast brengt Gasunie naar voren dat niet is voorzien in de bestemming "Leiding-Gas" voor een deel van de aardgastransportleiding bij de Missouriweg en dat de belemmeringenstrook niet juist is weergegeven, zoals weergeven op de figuur onder e. Tenslotte wijst Gasunie erop dat aan de aardgastransportleidingen in de leidingstrook de bestemming "Leiding-Leidingstrook" dient te worden toegekend en aan alle overige leidingen de bestemming "Leiding-Gas". In het plan is dat volgens haar niet bij alle aardgastransportleidingen en leidingen het geval.

4. De raad heeft erkend dat de door Gasunie gewenste aanpassingen ten onrechte niet in het plan zijn opgenomen. Daarvan maakt ook deel uit dat aan het reduceerstation aan de Missouriweg de bestemming "Bedrijf-Utilities" dient te worden toegekend, waarvoor een planregeling in de planregels zal moeten worden opgenomen.

Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

Het betoog slaagt.

5. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. Het besluit tot vaststelling van het plan dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd, voor zover het de onder 3 genoemde gebreken betreft. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb de raad op te dragen om voor de vernietigde plandelen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Vanwege de aard en de omvang van de onder 3 vermelde gebreken, waarbij niet alleen in de planregels, maar ook in de verbeelding aanpassingen dienen plaats te vinden, ziet de Afdeling geen aanleiding om in zoverre zelf in de zaak te voorzien, zoals de raad en Gasunie hebben verzocht. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gasunie Transport Services B.V. gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 19 december 2013 waarbij het bestemmingsplan "Maasvlakte 1" is vastgesteld, voor zover niet is voorzien in een gasontvangstation, een reduceerstation, belemmeringenstroken, aardgastransportleidingen en overige leidingen;

III. draagt de raad van de gemeente Rotterdam op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Rotterdam aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gasunie Transport Services B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Duursma
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2014

378.