Uitspraak 201400830/1/R1


Volledige tekst

201400830/1/R1.
Datum uitspraak: 15 oktober 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Vereniging Vogelwerkgroep Amsterdam, gevestigd te Amsterdam,
appellante,

en

de raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kenniskwartier Noord" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De vereniging en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2014, waar de vereniging, vertegenwoordigd door mr. F.C.S. Warendorf, en de raad, vertegenwoordigd door mr. N.J.M. de Munnik, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is de vennootschap onder firma Sax Vastgoed v.o.f., vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, ter zitting als partij gehoord.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan voorziet ter uitvoering van het Uitvoeringsbesluit Kenniskwartier in ontwikkelingsmogelijkheden voor het noordelijk deel van het projectgebied Kenniskwartier. Dit gebied maakt onderdeel uit van het gebied dat bestuurlijk is aangewezen als grootstedelijk projectgebied Zuidas. Voor zover het plan in ontwikkeling voorziet, is gekozen voor een nader uit te werken bestemming.

Toepasselijkheid Crisis- en herstelwet

2. Voor zover de vereniging betoogt dat de raad ten onrechte is uitgegaan van de toepasselijkheid van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), overweegt de Afdeling dat bij brief van 28 januari 2014 aan partijen is medegedeeld dat de Chw niet van toepassing wordt geacht op het bestreden besluit. In hetgeen ter zake door de raad naar voren is gebracht ziet de Afdeling geen aanleiding om nader op de toepasselijkheid van de Chw in te gaan. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de zaak desalniettemin met voorrang is geagendeerd voor een zitting.

Het beroep inhoudelijk

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

4. De vereniging betoogt dat de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat, nu in het plangebied jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn van de boomvalk en de sperwer.

4.1. De raad stelt dat uit onderzoek door het Bureau Waardenburg is gebleken dat in het plangebied broedlocaties van de boomvalk en de sperwer zijn aangetroffen. Voor zover de keuze voor de ontwikkeling van het plangebied leidt tot aantasting van de vaste rust- of verblijfplaats van één of beide soorten, moet daarvoor een ontheffingsprocedure worden doorlopen. Of uiteindelijk daadwerkelijk een ontheffing nodig zal zijn, hangt in grote mate af van de concrete uitwerking van het bestemmingsplan en de fasering van de planontwikkeling. Alsdan zal een belangenafweging met betrekking tot de broedlocaties moeten worden gemaakt.

4.2. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

4.3. In het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde rapport "Sperwer en boomvalk in Kenniskwartier Noord te Amsterdam, mogelijke effecten van ontwikkelingen passend binnen het ontwerp bestemmingsplan" van Bureau Waardenburg van 3 oktober 2013 (hierna: het rapport), zijn maatregelen voorgesteld ter voorkoming van overtreding van de Ffw. Het paar sperwers kan volgens het rapport in de bosschage langs de Parnassusweg blijven broeden indien minimaal 50% van de korte zijde van de bosschage onaangetast blijft, het verwijderen van bomen en struiken in het overige deel van deze bosschage plaats vindt in de periode van 1 oktober tot 1 maart, het resterende deel van de bosschage voor het publiek ontoegankelijk blijft, werkzaamheden met sterke piekgeluiden niet worden uitgevoerd in de periode van 1 maart tot 1 juni en in de uitvoeringsplannen door een ter zake deskundige maatregelen worden opgenomen die waarborgen dat in de bouwfase verstoring van broedende sperwers door licht, geluid en betreding in voldoende mate wordt voorkomen. Het paar boomvalken kan volgens het rapport in het plangebied blijven broeden indien de lange zijde van de bosschage waarin de boomvalken nu broeden, parallel aan de A10, onaangetast blijft, deze bomenrij ontoegankelijk is voor het publiek, werkzaamheden met sterke piekgeluiden niet worden uitgevoerd in de periode van 1 mei tot 1 juli en in de uitvoeringsplannen door een ter zake deskundige opgestelde maatregelen worden opgenomen die waarborgen dat in de bouwfase verstoring van broedende boomvalken door licht, geluid en betreding in voldoende mate wordt voorkomen.

4.4. De Afdeling overweegt dat de vereniging niet heeft bestreden dat met de hiervoor genoemde maatregelen overtreding van de verbodsbepalingen van de Ffw kan worden voorkomen. Het plan kan zodanig worden uitgewerkt dat de in het rapport bedoelde bosschages behouden blijven. Voorts kan de uitvoering van de werkzaamheden in dat geval plaats vinden zodanig dat verstoring van vaste rust- of verblijfplaatsen van de boomvalk en de sperwer wordt voorkomen. Ook zal het foerageergebied van die vogels door de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen niet wezenlijk worden aangetast. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in het rapport staat dat andere essentiële functies voor de desbetreffende vogelsoorten, zoals foerageergebied, door het plangebied niet worden vervuld. Beide vogelsoorten foerageren, aldus het rapport, in een veel groter gebied rond de nesten.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

5. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Mondt-Schouten w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014

91.