Uitspraak 201400159/1/A1


Volledige tekst

201400159/1/A1.
Datum uitspraak: 23 juli 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te [woonplaats], appellanten (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 november 2013 in zaak nr. 13/2047 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur.

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2012 heeft het college omgevingsvergunning verleend aan KPN B.V. voor het plaatsen van een GSM-antenne op het perceel nabij het perceel Zundertseweg 12 (hierna: het perceel).

Bij besluit van 5 februari 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 19 november 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juli 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. F.H.L. Vossen, en het college, vertegenwoordigd door A.N.T.M. van Hooijdonk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar KPN, vertegenwoordigd door mr. L. van Steenoven, ter zitting gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.

Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

2. [appellant] is eigenaar van het naast het perceel gelegen perceel [locatie]. Vast staat dat het bezwaarschrift van [appellant] bij het college is ingediend na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank in navolging van het college heeft miskend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Hij voert hiertoe aan dat hij erop mocht vertrouwen dat het college hem zou informeren over de aanvraag dan wel verlening van de omgevingsvergunning, nu hij in overleg was met het college over de bouwmogelijkheden op zijn perceel en het college, gelet op de onderhandelingen met de gemeente voorafgaand aan de koop van zijn perceel, ermee bekend was dat hij niet woonachtig was op zijn perceel. Daarnaast voert hij aan dat hij voorafgaand aan zijn aanvraag om omgevingsvergunning in opdracht van het college omwonenden van zijn perceel heeft geïnformeerd over zijn bouwplannen daarop en hij door KPN in het onderhavige geval niet is geïnformeerd over de GSM-antenne en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat er geen hoge gebouwen in de omgeving van het perceel mogen worden gebouwd, nu het perceel is gelegen in de buurt van de Bisschopsmolen.

3.1. Het college heeft het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning op 16 juli 2012 door toezending van het besluit aan KPN bekendgemaakt als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb. Verder heeft het kennis gegeven van het voormelde besluit in de Etten-Leurse Bode van 25 juli 2012. De rechtbank heeft in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen grond gezien voor het oordeel dat gebleken is van omstandigheden als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb op grond waarvan het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift verschoonbaar moet worden geacht. De rechtbank heeft hierbij terecht in aanmerking genomen dat het, gelet op de omstandigheid dat [appellant] niet woont in het verspreidingsgebied van het voormelde huis-aan-huisblad en dit blad niet wordt bezorgd op het naast het perceel gelegen perceel dat eigendom is van [appellant], op de weg van [appellant] had gelegen om maatregelen te treffen om van de inhoud van de hen mogelijke betreffende publicaties kennis te kunnen nemen. Voorts heeft de rechtbank daarbij terecht in aanmerking genomen dat de publicatie van de verlening van de omgevingsvergunning ook op de website van de gemeente is geplaatst.

Verder heeft de rechtbank in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen grond gezien voor het oordeel dat namens het college concrete toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan [appellant] het in rechte te honoreren vertrouwen kon ontlenen dat het college hem persoonlijk zou informeren over het besluit tot verlening van omgevingsvergunning voor de GSM-antenne. Dat de gemeente na het besluit van 13 juli 2012 is aangesloten bij een landelijke voorziening, waarbij inwoners met behulp van een mobiele applicatie op de hoogte kunnen worden gehouden van ontwikkelingen en vergunningaanvragen in de omgeving van een bepaald perceel en dat volgens [appellant] te kennen is gegeven door de raad en het college dat de communicatie over de GSM-antenne beter had gekund, maakt dat niet anders, nu hieruit voorafgaand aan het besluit van 13 juli 2012 evenmin het vertrouwen kan zijn gewekt dat het college [appellant] persoonlijk zou informeren.

Dat de Afdeling in haar uitspraak van 21 augustus 2013 in zaak nr. 201303296/1/R6, over het bij besluit van de raad van 25 februari 2013 vastgestelde bestemmingsplan "De Streek, 2012", heeft overwogen dat de raad met de verwijzing naar de in dit geding aan de orde zijnde omgevingsvergunning onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de realisering van een antennemast op de voorziene locatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening maakt, anders dan [appellant] stelt, nog niet dat de rechtbank de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar had moeten achten. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het voormelde vaststellingsbesluit van de raad van 25 februari 2013 is genomen na het besluit van 13 juli 2012 en het besluit van 25 februari 2013 niet van belang is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.

w.g. Hagen w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014

414-700.