Uitspraak 201400270/1/A4


Volledige tekst

201400270/1/A4.
Datum uitspraak: 23 juli 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 november 2013 in zaak nr. 13/1490 in het geding tussen:

[appellante]

en

de minister van Infrastructuur en Milieu.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2013 heeft de minister het door [appellante] gemaakte bezwaar tegen het beeldkwaliteitsplan ‘Schiphol - Amsterdam - Almere beeldkwaliteitsplan restaurant op de verzorgingsplaats de Hackelaar aan de A1’ van 19 december 2012 en de inhoud van het namens Rijkswaterstaat verzonden e-mailbericht van 21 december 2012 over het aangepaste referentieontwerp voor de verzorgingsplaatsen Honswijck en Hackelaar, niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 20 november 2013 heeft de rechtbank het door
[appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak op 5 juni 2014 ter zitting vanwege de nauwe samenhang gevoegd behandeld met zaak nr. 201400267/1/A4, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de minister, vertegenwoordigd door mr. A.J.H. Athmer, J.M. Bours en ir. Th. Schuhmacher, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

1. Bij besluit van 25 mei 2007 heeft de minister aan [appellante] een vergunning verleend als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het maken, hebben en behouden van een wegrestaurant, inclusief bijkomende werken, op verzorgingsplaats De Hackelaar. In maart 2011 is het tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere vastgesteld. Ter uitvoering van dit tracébesluit wordt rijksweg A1 op het traject Diemen-Muidenberg verbreed en gedeeltelijk verlegd in zuidelijke richting. Dit heeft tot gevolg dat verzorgingsplaats De Hackelaar opnieuw moet worden ingericht en de locatie van het op deze verzorgingsplaats voorziene wegrestaurant moet worden gewijzigd. Naar aanleiding hiervan heeft de minister bij besluit van 10 september 2012 de bij besluit van 25 mei 2007 verleende vergunning gewijzigd in die zin, dat het wegrestaurant gerealiseerd mag worden op de locatie zoals weergegeven op de bij de vergunning behorende gewaarmerkte tekening. Bij besluit op bezwaar van 26 maart 2013 is de bij het besluit van 10 september 2012 behorende tekening vervangen. De vorm van het wegrestaurant is hierbij enigszins gewijzigd, zodat het zicht aan één kant op het Muiderslot en aan de andere kant op het landschap is gericht.

2. [appellante] heeft tegen het besluit van 10 september 2012, waarbij de locatie van het wegrestaurant is gewijzigd, bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij besluit van 26 maart 2013 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 20 november 2013 in zaak nr. 13/2469 heeft de rechtbank het tegen het laatstgenoemde besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld bij de Afdeling, waarop bij uitspraak van heden in zaak nr. 201400267/1/A4 is beslist.

3. Op 21 december 2012 heeft [persoon A], werkzaam bij Rijkswaterstaat, aan onder meer [appellante] een e-mailbericht toegezonden met het onderwerp ‘Definitief aangepast referentieontwerp verzorgingsplaatsen Honswijck en Hackelaar’. Bij dit e-mailbericht zijn tekeningen van het aangepaste referentieontwerp en het beeldkwaliteitsplan van 19 december 2012 gevoegd. De minister heeft het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het e-mailbericht volgens hem geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

4. Ter zitting heeft [appellante] toegelicht te onderschrijven dat het beeldkwaliteitsplan van 19 december 2012 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het hoger beroep van [appellante] heeft derhalve alleen betrekking op het e-mailbericht van 21 december 2012 en de bijbehorende tekeningen.

5. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de minister het door haar gemaakte bezwaar tegen het e-mailbericht van 21 december 2012 en de hierbij behorende tekeningen ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij stelt dat de tekeningen zijn gericht op rechtsgevolg en derhalve besluiten zijn als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

5.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

5.2. Een rechtshandeling is een handeling die is gericht op rechtsgevolg. Een beslissing heeft een rechtsgevolg indien zij erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen.

5.3. In de tekst van het e-mailbericht van 21 december 2012 is het volgende vermeld:

‘Geachte heren,

Hierbij ontvangt u alle tekeningen van het definitieve aangepaste referentieontwerp verzorgingsplaatsen Honswijck en Hackelaar. Met name de volgende onderdelen zijn aangepast ten opzichte van het referentieontwerp van 15-7-2011:

- inpassen van de locatie van het restaurant Hackelaar;

- verplaatsen van de vrachtwagenparkeerplaatsen Honswijck naar de snelwegzijde;

- inpassen van het concessiegebied voor elektrisch laden.

Bovendien ontvangt u ook hierbij het Beeldkwaliteitsplan van het restaurant Hackelaar dat door [persoon B] is opgesteld. (…)’

5.4. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de tekst van het e-mailbericht louter een informatief karakter heeft. De tekst is slechts een begeleidende tekst bij de bijlagen die per e-mailbericht aan de ontvangers zijn toegezonden en is niet gericht op rechtsgevolg. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het e-mailbericht geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

5.5. De zeven tekeningen die bij het e-mailbericht zijn gevoegd hebben slechts een informatief karakter. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de zeven tekeningen niet zijn gericht op rechtsgevolg, aangezien zij op zichzelf geen bevoegdheid, recht of verplichting doen ontstaan of teniet doen en evenmin de juridische status van een persoon of zaak vaststellen. De tekening met de titel ‘Tekening toekomstige situatie’ maakt onderdeel uit van het onder overweging 1. genoemde besluit op bezwaar van 26 maart 2013, zodat de rechtbank terecht heeft overwogen dat

[appellante] haar bezwaren tegen deze tekening in het kader van het beroep tegen het besluit van 26 maart 2013 kenbaar heeft kunnen maken.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat de tekeningen geen besluiten zijn als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

Het betoog faalt.

6. Gelet op voormeld oordeel is de rechtbank aan hetgeen [appellante] voor het overige heeft aangevoerd terecht niet toegekomen.

7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.

w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014

457-684.