Uitspraak 201306957/1/A4


Volledige tekst

201306957/1/A4.
Datum uitspraak: 26 maart 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Den Haag,
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Den Haag,
3. [appellant sub 3], wonend te Den Haag,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2013 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in de wijk Visserijbuurt (wijk 04) te Den Haag.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2014, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. T. van der Weijde, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. A.M.H. Dellaert, [appellant sub 3] en het college, vertegenwoordigd door mr. M.M.C. van der Helm en drs. S.F. Lakhichand, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag kan het college aanwijzen via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt. Bij besluit van 8 november 2011 heeft het college op grond van dat artikel onder meer de Visserijbuurt aangewezen als buurt waar gebruik moet worden gemaakt van ORAC's.

Bij het bestreden besluit heeft het college, door vaststelling van een plaatsingsplan, de concrete locaties aangewezen waar de ORAC's worden geplaatst. Onder meer wordt voorzien in de plaatsing van twee naast elkaar gelegen ORAC's op locatie 04-10. Deze locatie is gesitueerd ter hoogte van de woning van [appellant sub 2] aan de [locatie 1]. De woning van [appellant sub 1] is gelegen aan de [locatie 2] en de woning van [appellant sub 3] aan de [locatie 3].

2. Bij de vaststelling van het plaatsingsplan heeft het college de randvoorwaarden bij het vinden van geschikte locaties voor ondergrondse containers, neergelegd in zijn kadervoorstel ‘Ondergrondse inzamelcontainers voor restafval’, kenmerk RIS 160943, en in het voormelde besluit van 8 november 2011 (hierna: de randvoorwaarden) gehanteerd. De randvoorwaarden houden in:

"- Loopafstand: de maximale loopafstand van de huisdeur tot de container mag ingevolge de regelgeving maximaal 75 m bedragen, waarbij onder bijzondere omstandigheden een uitloop naar maximaal 125 m is toegestaan.

- Parkeren: het aantal te vervallen parkeerplaatsen wordt tot een minimum beperkt.

- Bomen: zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen.

- Ondergrondse infrastructuur: zo min mogelijk omleggen van reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering (kosten!)

- Overige obstakels: zo min mogelijk verplaatsen van lichtmasten, telefoonzuilen, HTM-masten en bovenleidingen (kosten!)

- Bereikbaarheid leegwagen: de leegwagen moet voldoende ruimte hebben om op te stellen.

- Veiligheid: bij de route van huisdeur naar container moet kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen worden vermeden."

3. [appellant sub 2] voert aan dat het college, bij de beoordeling van de gevolgen van de plaatsing van de ORAC's voor de parkeerdruk, ten onrechte slechts de gevolgen op wijkniveau heeft bezien en niet de gevolgen op straatniveau. Volgens hem had het college van plaatsing van ORAC's moeten afzien, gelet op de hoge parkeerdruk in de Cornelis Jolstraat.

3.1. Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat parkeerdruk niet op straatniveau, maar op wijkniveau wordt bepaald, omdat niet elke straat afzonderlijk kan voorzien in voldoende parkeerruimte voor de aan die straat gelegen woningen. Voorts heeft het college toegelicht dat in de Visserijbuurt geen parkeerprobleem bestaat, aangezien de parkeerdruk, die wordt bepaald aan de hand van de bezettingsgraad van de beschikbare parkeerplaatsen, na plaatsing van de ORAC's niet boven de 90% zal uitstijgen.

Naar het oordeel van de Afdeling kon het college er in redelijkheid voor kiezen de parkeerdruk op wijkniveau te beoordelen. Gelet op de parkeerdruk in de Visserijbuurt hoefde het college in de omstandigheid dat plaatsing van de ORAC's op locatie 04-10 leidt tot verlies van één parkeerplaats, geen aanleiding te vinden om af te zien van de aanwijzing van die locatie.

De beroepsgrond faalt.

4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen dat het plaatsen van de ORAC's onder de grond en het legen daarvan tot schade aan hun woningen zal kunnen leiden, gelet op de geringe afstand tot de gevels. Zij wijzen erop dat de woningen aan het eind van de negentiende eeuw zijn gebouwd en slechts enkelsteense muren hebben.

4.1. Volgens het college is schade aan de woningen als gevolg van de plaatsing en het legen van ORAC's niet te verwachten. In het verweerschrift licht het college toe dat tijdens het plaatsen van de ORAC's gebruik wordt gemaakt van een stalen kist om een zo klein mogelijke ontgraving te realiseren, waardoor het risico op verschuivingen minimaal is. Daarbij houdt het college rekening met een minimale afstand van 1,20 m tot gevels, waaraan in dit geval wordt voldaan. Voorts licht het college toe dat bij de vele ORAC's die in de afgelopen jaren zijn geplaatst, niet van schade is gebleken.

Gelet op deze toelichting kon het college zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat het risico op schade als gevolg van het plaatsen en het legen van de ORAC's niet zodanig groot is, dat het op grond daarvan had moeten afzien van de aanwijzing van locatie 04-10.

De beroepsgrond faalt.

5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen voor geluidoverlast als gevolg van het gebruik en het legen van de ORAC's en menen dat de aanwezigheid van de ORAC's leidt tot schending van hun privacy en vermindering van hun uitzicht. [appellant sub 2] voert aan dat zijn woning in waarde zal verminderen.

5.1. Het college licht in het verweerschrift toe dat de ORAC's zijn voorzien van een dubbelschalige trommel met rubberen dempers waardoor het plaatsen van een huisvuilzak in de ORAC niet of nauwelijks geluidoverlast veroorzaakt. Voorts licht het college toe dat het legen van de ORAC's doordeweeks tussen 7:00 en 22:00 uur plaatsvindt en slechts vijf tot tien minuten duurt. Volgens het college komt de privacy van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet méér in het geding dan wanneer de locatie als parkeerplaats wordt gebruikt. Ten aanzien van het verlies van uitzicht, stelt het college zich op het standpunt dat dit niet erger is dan bij een op die locatie geparkeerde auto. Daarbij licht het college toe dat de inwerpzuil slechts één meter boven de grond uitsteekt. Gelet hierop acht het college waardedaling van de woning ook niet aannemelijk.

In het licht van deze toelichting van het college, hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat de nadelige gevolgen van plaatsing van ORAC's nabij de voorgevels van hun woningen niettemin zodanig groot zijn, dat het college op grond daarvan had moeten afzien van de aanwijzing van die locatie.

De beroepsgronden falen.

6. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voeren verder aan dat aanwijzing van locatie 04-10 niet noodzakelijk is met het oog op de loopafstanden naar en de capaciteit van omliggende ORAC's. [appellant sub 2] betwijfelt dat de loopafstand voor de bewoners van de Cornelis Jolstraat naar de dichtstbijzijnde ORAC meer dan 125 m komt te bedragen indien locatie 04-10 vervalt. [appellant sub 3] stelt dat in dat geval de loopafstand voor geen enkele bewoner meer dan 125 m komt te bedragen. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] wijzen op het inzamelpunt voor gescheiden afval bij de kruising van de Cornelis Jolstraat en de Haringkade (locatie 04-04B). Volgens hen kan worden aangenomen dat de hoeveelheid overig restafval zal verminderen door de komst van een container voor plastic afval, zodat voor ORAC's minder capaciteit benodigd is. Bovendien zal volgens hen intensiever gebruik worden gemaakt van de ORAC's die bij een dergelijk inzamelpunt worden geplaatst dan van de overige ORAC's.

6.1. Volgens het college zou bij het vervallen van locatie 04-10 de loopafstand van de woningen aan de Cornelis Jolstraat 39 tot en met 45 (oneven) tot de dichtstbijzijnde ORAC meer dan 125 m bedragen. Ter zitting heeft het college dit aan de hand van een overgelegde kaart toegelicht. Voorts wijst het college erop dat door het vervallen van locatie 04-10 de loopafstand bij meer dan 40 woningen meer dan 75 m zal komen te bedragen. Volgens de randvoorwaarden is slechts onder bijzondere omstandigheden een loopafstand tussen de 75 en 125 m toegestaan. Een loopafstand van meer dan 75 m is slechts toegestaan indien dichterbij geen geschikte locatie voorhanden is. Die situatie doet zich niet voor aangezien locatie 04-10 aan de randvoorwaarden voldoet, aldus het college.

6.2. Ter zitting is vast komen te staan dat bij het vervallen van locatie 04-10 de loopafstand bij een aantal woningen meer dan 125 m zal bedragen. Aangezien de loopafstand volgens de randvoorwaarden maximaal 125 m mag bedragen, heeft het college zich reeds daarom terecht op het standpunt gesteld dat locatie 04-10 niet kan vervallen. Gelet hierop is de vraag of de in geding zijnde ORAC's uit een oogpunt van capaciteit nodig zijn, niet relevant.

De beroepsgrond faalt.

7. [appellant sub 2] voert aan dat de aanwijzing van locatie 04-10 in strijd is met de randvoorwaarden, omdat ter plaatse een riool aanwezig is en een lichtmast moest worden verplaatst.

7.1. Volgens de randvoorwaarden moet het college vanuit het oogpunt van de kosten een locatie kiezen waar zo min mogelijk ondergrondse infrastructuur en overige obstakels, zoals lichtmasten, hoeven worden verplaatst. De randvoorwaarden sluiten echter niet uit dat dat in bepaalde gevallen toch ondergrondse infrastructuur of overige obstakels moeten worden verplaatst. De enkele omstandigheid dat dat voor de plaatsing op locatie 04-10 nodig was, maakt de aanwijzing van die locatie niet onrechtmatig. Verder heeft het college ter zitting toegelicht dat het voor de plaatsing van de ORAC's niet nodig was om het riool om te leggen maar dat slechts een huisaansluiting tijdelijk losgekoppeld is geweest.

De beroepsgrond faalt.

8. Aan het betoog van [appellant sub 2] dat in de door hem mede ondertekende zienswijzen van bewoners van de Cornelis Jolstraat is gesteld dat de bewoners de plaatsing van ORAC's voor de woning van een van hun medebewoners als hoogst onfatsoenlijk beschouwen, kan geen beroepsgrond worden ontleend.

9. De beroepen zijn ongegrond.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.

w.g. Sorgdrager w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2014

190-687.