Uitspraak 201211719/1/A3


Volledige tekst

201211719/1/A3.
Datum uitspraak: 11 december 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Almere,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 november 2012 in zaak nr. 12/359 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Almere.

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2009 heeft het college het verzoek van [appellant] om verstrekking van gegevens waaruit blijkt dat een met naam genoemde persoon van het reïntegratiebedrijf Stichting Kompaan (hierna: Kompaan) is gekwalificeerd om mensen met een grote achterstand tot de arbeidsmarkt te begeleiden, afgewezen.

Bij besluit van 11 januari 2012 heeft het college opnieuw beslissend het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 6 november 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2013, waar het college, vertegenwoordigd door R. Veenman, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

Overwegingen

1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing blijft.

2. Ingevolge artikel 7:12, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) dient de beslissing op bezwaar te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.

Ingevolge artikel 7:13, zevende lid, wordt, indien de beslissing op bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.

Ingevolge artikel 3A, eerste lid, van de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften Almere (hierna: de Verordening) brengt de commissie haar adviezen met betrekking tot een ingediend bezwaar- en beroepschrift uit door een uit de commissie gevormde kamer bestaande uit de voorzitter en twee leden.

Ingevolge artikel 16, eerste lid, beraadslaagt en beslist de commissie achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

3. Het college heeft bij het besluit op bezwaar van 11 januari 2012 onder verbetering van de motivering de weigering van de openbaarmaking van de gevraagde documenten gehandhaafd. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet beschikt over de gevraagde documenten en dat de documenten, nu Kompaan niet als een onder zijn verantwoordelijkheid werkzame instelling kan worden aangemerkt, niet onder hem berusten.

4. [appellant] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college terecht de afwijzing van het verzoek in bezwaar heeft gehandhaafd. De rechtbank is volgens [appellant] voorbijgegaan aan het feit dat wegens het gebrekkige door de bezwaarcommissie uitgebrachte advies in strijd met de Awb en de Verordening geen enkel advies aan het besluit op bezwaar ten grondslag is gelegd.

4.1. Vaststaat dat het bezwaar van [appellant] na de vernietiging van het eerste besluit op bezwaar door de rechtbank bij uitspraak van 3 november 2011 in zaak nr. 10/765 nogmaals aan de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften is voorgelegd en dat die het advies van 31 maart 2010 heeft bekrachtigd. Het college heeft in het besluit op bezwaar van 11 januari 2012 in aanvulling op dat advies een eigen beoordeling gegeven voor de afwijzing van het verzoek van [appellant]. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat, nu uit dat besluit blijkt dat het college dat niet heeft genomen onder de enkele verwijzing naar het advies, de aan de totstandkoming van het advies klevende gebreken geen grond kunnen vormen voor de vernietiging van dat besluit. Voor het betoog van [appellant] dat het ontbreken van een deugdelijk tot stand gekomen advies altijd leidt tot vernietiging van het besluit op bezwaar wegens strijdigheid met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb, zijn noch in die bepalingen noch in de Verordening aanknopingspunten te vinden.

5. [appellant] bestrijdt voorts de overweging van de rechtbank dat de statuten van Kompaan onvoldoende grondslag bieden voor het oordeel dat Kompaan werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het college.

5.1. Met de rechtbank is de Afdeling, mede in het licht van de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1986-1987, 19 859, nr. 3, blz. 23-24), van oordeel dat de statuten van Kompaan onvoldoende grondslag bieden voor het oordeel dat zij werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het college. Ingevolge de statuten heeft het college een goedkeuringsbevoegdheid ten aanzien van de benoeming van de directie van Kompaan en de vaststelling van de begroting en benoemt het de meerderheid van de leden van de Raad van Toezicht. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen blijkt uit de statuten echter niet dat Kompaan zich bij de uitoefening van haar werkzaamheden moet richten naar opdrachten of aanwijzingen van het college. Zo heeft het college geen concrete invloed op het door Kompaan gevoerde cliëntenbeleid en evenmin op de werving van de werknemers en de met hen gesloten arbeidsovereenkomsten.

Gezien het vorenstaande ziet de Afdeling in wat [appellant] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Kompaan niet onder verantwoordelijkheid van het college werkzaam is, dat de door [appellant] gevraagde informatie niet bij hem berust en dat het college terecht de afwijzing van het verzoek in bezwaar heeft gehandhaafd.

6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van staat.

w.g. Polak w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013

290.