Uitspraak 201301922/1/A1


Volledige tekst

201301922/1/A1.
Datum uitspraak: 11 december 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de vereniging Leefmilieu, gevestigd te Nijmegen,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 16 januari 2013 in zaak nr. 12/1030 in het geding tussen:

de vereniging

en

het college van burgemeester en wethouders van Almelo.

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2012 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een pand en het plaatsen van een terreinafscheiding op het perceel [locatie] te Almelo (hierna: het perceel).

Bij besluit van 28 augustus 2012 heeft het college het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 16 januari 2013 heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vereniging hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2013, waar de vereniging, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en het college, vertegenwoordigd door W. Loman Msc, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door haar [directeur], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, ter zitting gehoord.

Overwegingen

1. De vereniging betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college haar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft geacht in haar bezwaar.

1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

1.2. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.

1.3. Blijkens artikel 2, eerste lid, van de statuten van de vereniging heeft zij tot doel met inachtneming van het algemeen belang, het handhaven dan wel bevorderen van een goed leefmilieu in de meest algemene zin van het woord en het behartigen van de belangen van haar leden op gebieden van leefmilieu, groen- en milieubeheer. Blijkens het tweede lid tracht de vereniging haar doel onder andere te bereiken door het streven naar goede wettelijke regelingen met betrekking tot het leefmilieu en het bevorderen van de naleving van zodanige regelingen, het geven van voorlichting aan de leden en derden, het onderhouden van contacten met de overheid, het samenwerken en deelnemen in andere organisaties op het terrein van leefmilieu, groen- en milieubeheer, het indelen van de vereniging in rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen en alle andere wettige middelen, welke tot het bereiken van het doel dienstig worden geacht.

Deze doelstelling is gericht op het behartigen van algemene belangen als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Het gebied waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft, ligt binnen de territoriale begrenzing van de statutaire doelomschrijving.

Teneinde haar statutaire doel te bereiken verricht de vereniging naast het voeren van procedures ook andere feitelijke werkzaamheden. Zo geeft zij voorlichting aan derden, organiseert zij symposia, richt zij burgerplatforms op en faciliteert deze en levert zij inbreng op beleidsvoornemens met betrekking tot het leefmilieu. Deze werkzaamheden worden verricht door heel Nederland en betreffen in het bijzonder het leefmilieu. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de opgave van de feitelijke werkzaamheden onjuistheden bevat.

Blijkens de bouwtekening behorende bij de bij besluit van 21 maart 2012 verleende omgevingsvergunning voorziet het bouwplan in een uitbreiding van een bestaande hal behorende tot een op het perceel gevestigde inrichting. Deze inrichting is blijkens een bij de aanvraag om omgevingsvergunning behorende omschrijving van de activiteiten op het perceel in het bijzonder gericht op het opslaan en sorteren van bouwmaterialen en op de opslag, overslag en het sorteren van afvalstoffen die dezelfde herkomst hebben als de bouwmaterialen. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het door Leefmilieu bestreden besluit van 21 maart 2012, gelet op de voormelde activiteiten op het perceel, een belang raakt dat zij blijkens haar statutaire doelstelling beoogt te behartigen en zet de vereniging zich, zoals ook overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2012 in zaak nr. 201112697/1/A4, in voor een goed leefmilieu.

De rechtbank heeft gelet op het voorgaande ten onrechte overwogen dat het bezwaar van de vereniging bij besluit van 28 augustus 2012 terecht niet-ontvankelijk is verklaard, nu zij gelet op haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt.

Het betoog slaagt.

2. Het hoger beroep van de vereniging is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank behoorde te doen zal de Afdeling het beroep tegen besluit van 28 augustus 2012 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen wegens strijd met artikel 1:2 van de Awb.

3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 16 januari 2013 in zaak nr. 12/1030;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almelo van 28 augustus 2012,

kenmerk UIT-1214409;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Almelo tot vergoeding van bij de vereniging Leefmilieu in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1888,00 (zegge: achttienhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Almelo aan de vereniging Leefmilieu het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 788,00 (zegge: zevenhonderdachtentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013

407-700.