Uitspraak 201303093/1/A1


Volledige tekst

201303093/1/A1.
Datum uitspraak: 20 november 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 februari 2013 in zaak nr. 12/2412 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Zundert.

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2011 heeft het college de op [appellant] te verhalen kosten van de toepassing van spoedeisende bestuursdwang op € 38.791,69 vastgesteld.

Bij besluit van 5 april 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 februari 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2013, waar [appellant] in persoon en het college, vertegenwoordigd door J.J.M. de Groot MSc en mr. A.H.G. Knops, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Op het perceel [locatie] te Wernhout heeft een brand gewoed. Daarbij is asbest vrijgekomen. Het college heeft in verband met de aard van de aldus opgetreden overtreding en daarmee gepaard gaande gezondheidsrisico's besloten tot sanering van de verontreiniging bij wijze van spoedeisende bestuursdwang.

2. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat hem te weinig tijd is gegund om de asbest zelf te laten verwijderen en onvoldoende onderzoek is gedaan naar de omvang van de verspreiding ervan. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat, nu de last in rechte onaantastbaar is, bij de beoordeling van het verhaal van de kosten van de uitgevoerde bestuursdwang van de juistheid ervan moet worden uitgegaan.

3. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat het college de kosten van de bestuursdwang ten onrechte geheel te zijnen laste heeft gebracht, nu die niet in verhouding staan tot de uitgevoerde werkzaamheden. De kosten zouden aanzienlijk lager zijn geweest, indien hij in de gelegenheid was gesteld om de werkzaamheden zelf te laten uitvoeren, aldus [appellant].

3.1. De rechtbank heeft de kosten voor bestuursdwang met juistheid niet onredelijk hoog geacht en daartoe in aanmerking genomen dat het college de bij de inventarisatie en de sanering opgekomen kosten inzichtelijk heeft gemaakt aan de hand van een drietal werklijsten van Van Caam Asbestverwijdering en de kosten nader heeft toegelicht in bezwaar en tijdens de hoorzitting. Zij heeft voorts in aanmerking genomen dat de kosten betrekking hebben op de werkzaamheden ten behoeve van de algehele sanering van het perceel en extra kosten zijn berekend voor het verrichten van een inventarisatie ter plaatse, die noodzakelijk was, omdat door een explosie tijdens de brand asbest in de omgeving is verspreid en verder dat [appellant] zijn stelling dat hij de werkzaamheden voor een lager bedrag had kunnen laten uitvoeren niet nader heeft toegelicht en deze enkele stelling onvoldoende is om de redelijkheid van de door het college in rekening gebrachte kosten succesvol te betwisten.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.

w.g. Loeb w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013

407.