Uitspraak 201211025/2/A3


Volledige tekst

201211025/2/A3.
Datum beslissing: 20 augustus 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:

[verzoeker], wonend te Eindhoven,
verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.

Procesverloop

Tijdens de openbare behandeling ter zitting van 20 augustus 2013 van de zaak nr. 201211025/1/A3 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van H. Troostwijk (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van die zaak.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 20 augustus 2013 ter openbare zitting behandeld, waar [verzoeker] is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te worden gehoord.

Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 20 augustus 2013 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.

Overweging

1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2. Het verzoek berust op het betoog dat de staatsraad in een eerdere procedure betrokken is geweest, waarbij in de zaak nr. 201204671/2/A3 buitenzitting uitspraak is gedaan op het hoger beroep van [verzoeker] en in de zaak nr. 201204671/3/A3 het door hem daartegen gedane verzet ongegrond is verklaard. Dit leidt er volgens [verzoeker] toe dat zij schuldig is aan rechtsweigering. Voorts is volgens hem in het dossier opgenomen openbare informatie door de Afdeling niet aan hem verstrekt en dient zijn hoger beroep in deze zaak door een meervoudige kamer te worden behandeld.

3. Betrokkenheid van de staatsraad bij de procedure, waarin een buitenzitting uitspraak is gedaan, leidt niet tot de conclusie dat deze niet onpartijdig over de aanhangige zaak zal oordelen. Het ging in de eerdere zaak weliswaar ook om een verzoek om informatie, maar het ging daarbij om andere stukken dan de stukken waarover de thans aanhangige procedure gaat. Ook in de overige naar voren gebrachte argumenten is geen grond te vinden voor het oordeel dat de rechterlijke onafhankelijkheid schade zou kunnen leiden. Daarbij is in aanmerking genomen dat dit procedurele beslissingen betreft, waaruit geen vooringenomenheid van de betrokken staatsraad kan worden afgeleid.

Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Nell, ambtenaar van staat.

w.g. Mondt-Schouten w.g. Nell
voorzitter ambtenaar van staat

597.