Uitspraak ​201301454/1/R6


Volledige tekst

​201301454/1/R6.
Datum uitspraak: 7 augustus 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te [woonplaats],
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
4. [appellanten sub 4], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), beiden wonend te [woonplaats],
5. [appellanten sub 5], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 5]), beiden wonend te [woonplaats],
6. [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b], beiden wonend te [woonplaats],
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASR Vastgoed Vermogensbeheer B.V., gevestigd te Utrecht, en de [appellante sub 7b], gevestigd te [plaats],
8. [appellanten sub 8], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 8]), beiden wonend te [woonplaats],

en

provinciale staten van Noord-Brabant,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2013 hebben provinciale staten het inpassingsplan "150 kV-verbinding Dinteloord-Roosendaal" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b], ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 8] beroep ingesteld.

Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1], provinciale staten en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TenneT TSO B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juli 2013, waar [appellant sub 4], [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b], allen bijgestaan door mr. H.A. Gooskens, werkzaam bij Achmea rechtsbijstand,
[appellant sub 3], [appellant sub 1], [appellant sub 2], bij monde van [een van de appellanten sub 2], [appellant sub 5], ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b], [appellant sub 8], allen vertegenwoordigd dan wel bijgestaan door A.A.G.C. Huysmans, werkzaam bij Overwater Rentmeesterskantoor en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. F.G. Veurink, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord TenneT, vertegenwoordigd door mr. I.F. Kieft en mr. T.J.J. Slegers, beiden advocaat te Amsterdam, en R.A. Jansen en mr. M.W. Engelen, beiden werkzaam bij TenneT.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan voorziet in de aanleg van een ondergrondse kabelverbinding vanaf het Agro en Food Cluster Nieuw Prinsenland (hierna: AFC) in Dinteloord tot aan de bestaande bovengrondse kabelverbinding in Roosendaal.

Crisis- en herstelwet

2. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, onder a, gelezen in samenhang met bijlage I, onderdeel 1, onder 1.5, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op besluiten die vereist zijn voor ontwikkeling en verwezenlijking van overige ruimtelijke en infrastructurele projecten ten behoeve van het transport of het leveren van duurzame energie.

In de plantoelichting staat dat de glastuinbouwbedrijven op het AFC gebruik maken van eigen energieopweksystemen, zogenoemde warmte-krachtkoppelingen. Met deze systemen wekken de bedrijven elektriciteit op voor eigen gebruik en leveren daarnaast door hen opgewekte stroom terug aan het openbare net. Deze decentrale opwekking van elektriciteit wordt volgens de plantoelichting gestimuleerd door de overheid omdat het een duurzame vorm van elektriciteit betreft. Het netwerkbedrijf is verplicht de teruglevering van stroom op het elektriciteitsnet te faciliteren. Er is daarom volgens de plantoelichting voorzien in de bouw van een transformatorstation op het AFC. Dit transformatorstation dient volgens de plantoelichting door middel van een nieuwe kabelverbinding verbonden te worden met het hoogspanningsnet bij Roosendaal. Gelet hierop is het plan een besluit dat vereist is voor de ontwikkeling van een ruimtelijk project ten behoeve van het transport van duurzame energie en is derhalve afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op het plan.

2.1. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.

2.2. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] eerst ter zitting hebben aangevoerd dat de voorziene kabelverbinding niet een algemeen belang dient, maar alleen een commercieel belang. Op grond van artikel 1.6a van de Chw is dit niet toegestaan. Bij de beoordeling van hun beroepen zal de Afdeling deze beroepsgrond derhalve buiten beschouwing laten. Nu [appellant sub 5], ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en

[appellant sub 8] deze beroepsgrond evenwel reeds in hun beroepschriften naar voren hebben gebracht, zal deze beroepsgrond bij de beoordeling van hun beroepen wel worden besproken.

Wat betreft het betoog van [appellant sub 8] dat de voorziene kabelverbinding verder van zijn woning op het perceel [locatie a] te [plaats] zou moeten komen te lopen, wordt overwogen dat [appellant sub 8] deze beroepsgrond niet in zijn beroepschrift naar voren heeft gebracht, maar eerst ter zitting heeft aangevoerd. Deze beroepsgrond dient daarom buiten beschouwing te worden gelaten.

Ontvankelijkheid

3. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, kan door een belanghebbende beroep bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een inpassingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

3.1. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] op een afstand van meer dan 1 km van het plangebied woont en geen gronden in eigendom heeft die in het plangebied of in de nabijheid daarvan liggen, maar alleen een uit hoofde van een daartoe met [appellant sub 2] gesloten overeenkomst contractueel recht heeft om de gronden van [appellant sub 2] te ontwikkelen. Hoewel het belang van [appellant sub 1] kan worden geraakt door het bestreden besluit, leidt dit slechts tot gevolgen voor [appellant sub 1] via de contractuele relatie tussen hem en [appellant sub 2]. Gelet hierop is het belang van [appellant sub 1] niet rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit. De conclusie is dat [appellant sub 1] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen.

Het beroep van [appellant sub 1] is niet-ontvankelijk.

Toetsingskader

4. Bij de vaststelling van een inpassingsplan hebben provinciale staten beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die provinciale staten uit een goede ruimtelijke ordening nodig achten. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat provinciale staten zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

De beroepen van [appellant sub 5], ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 8]

5. [appellant sub 5], ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 8] betogen dat de voorziene kabelverbinding niet een algemeen belang dient maar alleen een commercieel belang, omdat de voorziene kabelverbinding niet nodig zou zijn geweest als het AFC niet zou worden ontwikkeld.

5.1. Provinciale staten stellen zich op het standpunt dat met de voorziene kabelverbinding provinciale belangen zijn gemoeid. Volgens provinciale staten is de voorziene kabelverbinding nodig om de ontwikkeling van het AFC mogelijk te maken, omdat het AFC tot een aanzienlijke toename van het elektriciteitstransport zal leiden die niet door het bestaande elektriciteitsnet ter plaatse kan worden opgevangen. Met de realisering van het AFC kan volgens provinciale staten de economie in de regio West-Brabant worden gestimuleerd en kan het economische belang van deze regio op de lange termijn worden gewaarborgd.

5.2. De Afdeling overweegt dat provinciale staten het economische belang dat met de realisering van het AFC is gemoeid in redelijkheid ook als provinciaal belang hebben kunnen aanmerken. Nu niet in geschil is dat de voorziene kabelverbinding nodig is om de ontwikkeling van het AFC mogelijk te maken, hebben provinciale staten zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met de voorziene kabelverbinding ook sprake is van een provinciaal belang. Dat de voorziene kabelverbinding alleen zal zorgdragen voor de elektriciteitsvoorziening aan bedrijven doet daaraan niet af.

6. ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 5] kunnen zich voorts niet verenigen met het tracé van de voorziene kabelverbinding. Volgens hen zal de voorziene kabelverbinding tot ernstige schade op hun percelen leiden doordat de drainage wordt doorsneden en de ondergrond wordt verstoord. Volgens hen is het daarom beter de voorziene kabelverbinding ter plaatse van de Kleine en Grote Bolspolder in een dijk aan te leggen die niet meer een functie heeft als waterkering, de Kruislandsedijk, in plaats van in agrarische percelen ten noorden van deze dijk die zij pachten dan wel in eigendom hebben. Volgens hen is blijkens het rapport "Droge Dijk" van 29 oktober 2012 van Roos en Bijl Engineers en Consultants (hierna: het rapport van Roos en Bijl) ten onrechte alleen onderzocht of de voorziene kabelverbinding in de kruin van de Kruislandsedijk kan worden aangelegd. Zij stellen dat het technisch mogelijk is de voorziene kabelverbinding in het dijktalud aan te leggen. Verder is in het rapport van Roos en Bijl volgens ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 5] bij de berekening van de kosten uitgegaan van onjuiste uitgangspunten waardoor de kosten voor de aanleg van de voorziene kabelverbinding in de droge dijk te hoog zijn ingeschat. [appellant sub 5] betwist de juistheid van de kostenposten voor het opbreken en herstellen van de weg op de droge dijk, de aanleg van een tijdelijke weg, het weghalen en aanplanten van bomen en struikgewas en het verleggen van een water- en een elektriciteitsleiding in de droge dijk. Volgens hem zijn deze kostenposten niet van toepassing op het gedeelte van de Kruislandsedijk dat in zijn eigendom is. ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] betwisten dat een tijdelijke weg moet worden aangelegd, omdat de voorziene kabelverbinding in het dijktalud zou kunnen worden aangelegd. Ook betwisten zij dat bomen moeten worden gekapt op het gedeelte van de Kruislandsedijk dat in eigendom is van ASR Vastgoed Vermogensbeheer. Voorts is de lengte van de elektriciteitsleiding in de Kruislandsedijk volgens hen korter en zullen meer drainagebuizen worden beschadigd bij het tracé in het plan dan waarvan in het rapport van Roos en Bijl is uitgegaan. Ook zal de drainage volgens hen waarschijnlijk niet kunnen worden hersteld, maar moeten worden vervangen wat tot meer kosten zal leiden. ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 5] hebben verder te kennen gegeven dat zij bereid zijn de afgegraven grond van de Kruislandsedijk op hun percelen op te slaan, zodat de grond niet in een depot hoeft te worden opgeslagen. Zij betwisten ook het aanvullende rapport van Roos en Bijl van 6 juni 2013 (hierna: het aanvullende rapport). Volgens hen is dit rapport niet objectief en onvoldoende onderbouwd, omdat een financiële onderbouwing ontbreekt.

6.1. Volgens provinciale staten blijkt uit het rapport van Roos en Bijl dat de aanleg van de voorziene kabelverbinding in de Kruislandsedijk veel onzekere factoren en nadelen met zich brengt in vergelijking met het tracé dat is voorzien in het plan. Verder zou de aanleg van de voorziene kabelverbinding in de Kruislandsedijk volgens provinciale staten aanzienlijk meer kosten dan nu het geval zal zijn. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat bepaalde kosten niet behoeven te worden gemaakt, dan zou de aanleg van de voorziene kabelverbinding in de Kruislandsedijk nog steeds aanzienlijk meer kosten. Aanleg van de voorziene kabelverbinding in het dijktalud is volgens provinciale staten geen alternatief.

6.2. [appellant sub 5] is eigenaar van een aantal agrarische percelen ten noorden van de Kruislandsedijk en van een gedeelte van de Kruislandsedijk. ASR Vastgoed Vermogensbeheer is eveneens eigenaar van een aantal agrarische percelen ten noorden van de Kruislandsedijk en van een gedeelte van de Kruislandsedijk. [appellante sub 7b] exploiteert een agrarisch bedrijf op het perceel [locatie b] ten noorden van de Kruislandsedijk.

6.3. In het rapport van Roos en Bijl zijn de voor- en nadelen van de aanleg van de voorziene kabelverbinding in de kruin van de Kruislandsedijk ten opzichte van het tracé in het plan onderzocht. Volgens het rapport van Roos en Bijl zijn de voordelen van aanleg in de Kruislandsedijk erin gelegen dat daarin geen drainage aanwezig is en dat geen gewasschade zal optreden. Een nadeel van aanleg in de Kruislandsedijk is volgens het rapport van Roos en Bijl dat meer grond moet worden afgegraven. Voorts zal deze grond moeten worden opgeslagen in een depot of op nabijgelegen agrarische gronden. Verder zal een geasfalteerde weg en een half verhard pad op een gedeelte van de Kruislandsedijk moeten worden verwijderd en een tijdelijke weg worden aangelegd om de bereikbaarheid voor bewoners en hulpdiensten te waarborgen. Een ander nadeel volgens het rapport van Roos en Bijl is dat de voorziene kabelverbinding ingeval deze moet worden gerepareerd, moeilijk te bereiken is vanwege de geasfalteerde weg. Ook wordt erop gewezen dat in een gedeelte van de dijk water- en elektricitsleidingen aanwezig zijn die omgelegd zullen moeten worden. Voorts zijn op een gedeelte van de droge dijk bomen en struiken aanwezig die weggehaald moeten worden waardoor het landschap zal worden aangetast. In het rapport van Roos en Bijl staat dat niet duidelijk is of er een herplantingsplicht is, maar dat op het tracé geen bomen of struiken kunnen worden herplant. In het rapport van Roos en Bijl is verder een berekening opgesteld om de aanlegkosten van beide opties met elkaar te vergelijken. In die berekening is ervan uitgegaan dat de afgegraven grond van de dijk in een depot moet worden opgeslagen. Het rapport van Roos en Bijl concludeert dat bij de aanleg van de voorziene kabelverbinding in de Kruislandsedijk de kosten ongeveer 1,6 miljoen euro hoger zouden zijn dan bij het tracé in het plan.

6.4. De Afdeling overweegt dat provinciale staten bij de keuze van een bestemming een afweging dienen te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij hebben provinciale staten beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Niet kan worden ontkend dat het tracé van de voorziene kabelverbinding ten noorden van de Kruislandsedijk bezwarend is voor [appellant sub 5] en ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] . De Afdeling ziet evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten niet in redelijkheid voor het tracé ten noorden van de Kruislandsedijk hebben kunnen kiezen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit het rapport van Roos en Bijl volgt dat aanleg van de voorziene kabelverbinding in de Kruislandsedijk aanzienlijk meer zal kosten dan het tracé in het plan. Voorts zal de voorziene kabelverbinding ingeval deze gerepareerd moet worden, moeilijk te bereiken zijn vanwege de geasfalteerde weg op de Kruislandsedijk. Voor zover [appellant sub 5] aanvoert dat verscheidene werkzaamheden niet op het gedeelte van de dijk dat in zijn eigendom is hoeven te worden verricht, overweegt de Afdeling dat in het rapport van Roos en Bijl er niet van is uitgegaan dat deze werkzaamheden op de gehele dijk moeten worden verricht. Wat betreft de betwisting door ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] van de kostenposten voor het verleggen van de elektriciteits- en waterleiding, het weghalen en aanplanten van bomen dan wel struikgewas en de te betalen schadevergoeding bij het tracé in het plan, wordt overwogen dat ook al zouden deze kostenposten anders moeten worden ingeschat, dit geen afbreuk doet aan de conclusie van het rapport van Roos en Bijl. Deze kostenposten vormen in vergelijking met de kostenposten voor het afgraven van de grond en het verwijderen en weer herstellen van de weg een beperkt gedeelte van de kosten voor aanleg in de dijk.

Voor zover wordt gesteld dat het mogelijk is de voorziene kabelverbinding in het dijktalud aan te leggen, wordt overwogen dat in het aanvullende rapport wordt geconcludeerd dat aanleg in het talud van het gedeelte van de dijk dat in eigendom is van ASR Vastgoed Vermogensbeheer, niet mogelijk is vanwege de schuinte van het talud en aanwezige beplanting. Voorts zal aanleg van de voorziene kabelverbinding in het talud van het gedeelte van de dijk dat in eigendom is van [appellant sub 5] volgens het aanvullende rapport erg complex en risicovol zijn en meer kosten, omdat maatregelen moeten worden getroffen om verschuiving van de dijk te voorkomen. In de niet nader onderbouwde stelling van ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 5] dat het aanvullende rapport niet objectief is, bestaat geen aanleiding om aan de conclusies van het aanvullende rapport te twijfelen. Voor zover zij erop wijzen dat in het aanvullende rapport een financiële onderbouwing ontbreekt, overweegt de Afdeling dat aanleg van de voorziene kabelverbinding in het dijktalud in het aanvullende rapport ook wordt afgeraden vanwege de onmogelijkheid dan wel complexiteit daarvan, en niet alleen vanwege de hogere kosten.

Wat betreft het aanbod van ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 5] om de afgegraven grond van de Kruislandsedijk op hun percelen op te slaan, wordt overwogen dat in het aanvullende rapport staat dat zettingen zijn te verwachten als de afgegraven grond op de percelen van ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 5] wordt opgeslagen. Daardoor zullen volgens het aanvullende rapport verzakkingen in de drainage optreden en zullen deze moeten worden vervangen. Ook bij de door ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 5] gewenste aanleg van de voorziene kabelverbinding in de Kruislandsedijk met opslag van de afgegraven grond op hun percelen zal derhalve schade aan de drainage ontstaan.

7. [appellant sub 5] voert verder aan dat het beter is de voorziene kabelverbinding vanaf de Gastelseweg in Kruisland aan de oostzijde van de Holderbergsedijk aan te leggen in plaats van aan de westzijde. Volgens hem zal daardoor minder schade ontstaan en zal het tracé korter zijn. Ook is de ondergrond aan de oostzijde van de Holderbergsedijk volgens hem stabieler dan aan de westzijde. [appellant sub 5] voert daarbij aan dat als gevolg van de aanleg van de voorziene kabelverbinding de grond op zijn perceel ten westen van de Holderbergsedijk zal inklinken waardoor gevolgschade zal optreden.

7.1. Provinciale staten stellen zich op het standpunt dat aanleg van de voorziene kabelverbinding aan de oostzijde van de Holderbergsedijk niet wenselijk is. Volgens provinciale staten zou de voorziene kabelverbinding dan op een grotere afstand van de weg langs de Roosendaalse Vliet moeten worden aangelegd en zou deze daardoor moeilijker bereikbaar zijn. Dit is niet praktisch voor de aanleg en het onderhoud van de voorziene kabelverbinding. Ook wijzen zij erop dat de voorziene kabelverbinding dan in een gebied komt te liggen dat is aangewezen als groenblauwe mantel.

7.2. Ingevolge artikel 6.3, eerste lid, onder a, van de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012 strekt een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden.

De gronden aan de oostzijde van de Holderbergsedijk liggen in de groenblauwe mantel.

7.3. De Afdeling overweegt dat niet kan worden ontkend dat het tracé van de voorziene kabelverbinding aan de westzijde van de Holderbergsedijk bezwarend is voor [appellant sub 5]. Er bestaat evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten niet in redelijkheid hebben kunnen kiezen voor het tracé aan de westzijde van de Holderbergsedijk. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat bij een aanleg aan de oostzijde van de Holderbergsedijk de voorziene kabelverbinding langs de Roosendaalse Vliet moet worden aangelegd, waardoor deze moeilijker bereikbaar wordt. Voorts komt de voorziene kabelverbinding dan in de groenblauwe mantel te liggen, waardoor ecologische waarden kunnen worden verstoord.

8. [appellant sub 5] en ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 8] verzoeken om de voorziene kabelverbinding op hun gronden door middel van gestuurde boringen in plaats van open ontgravingen aan te leggen, waardoor minder schade zal optreden. Zij wijzen er daarbij op dat op andere locaties de voorziene kabelverbinding wel zal worden aangelegd via gestuurde boringen. Voorts is volgens [appellant sub 5], ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 8] ten onrechte niet duidelijk op welke wijze TenneT inspectieputten zal aanleggen en tot welke exploitatiebeperkingen de inspectieputten zullen leiden. Ook is volgens hen ten onrechte onduidelijk hoe de watervoorziening op hun gronden zal worden gegarandeerd tijdens de aanlegwerkzaamheden. Verder voeren zij aan dat TenneT ten onrechte aanbiedt om slechts gedurende drie jaar na aanleg van de voorziene kabelverbinding schade te vergoeden. Zij vrezen dat zij langer dan drie jaar gevolgschade zullen ondervinden. Ook vrezen zij dat het zeer moeilijk zal zijn om het causale verband tussen de schade en de aanleg van de voorziene kabelverbinding aan te tonen.

8.1. Volgens provinciale staten worden alleen gestuurde boringen gebruikt als de plaatselijke omstandigheden dat vereisen, omdat gestuurde boringen duurder zijn dan open ontgravingen. Verder voeren provinciale staten aan dat in overleg met de individuele grondeigenaren en aan de hand van de plaatselijke omstandigheden zal worden besloten waar de inspectieputten precies komen te liggen. Voorts is het volgens provinciale staten niet uitgesloten dat in de aanlegfase schade zal worden toegebracht, maar zal TenneT zoveel als redelijkerwijs mogelijk is trachten schade te voorkomen dan wel te minimaliseren. Verder wijzen provinciale staten erop dat schade die een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg is van de aanleg of aanwezigheid van de voorziene kabelverbinding op grond van schadevergoedingsregelingen in aanmerking komt voor volledige vergoeding.

8.2. De Afdeling overweegt dat de wijze van aanleg van de voorziene kabelverbinding niet in het plan is geregeld, maar betrekking heeft op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Voor zover [appellant sub 5], ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 8] voor schade vrezen als gevolg van aanlegwerkzaamheden, wordt overwogen dat provinciale staten te kennen hebben gegeven dat TenneT zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, zal trachten schade als gevolg van aanlegwerkzaamheden te voorkomen dan wel te minimaliseren door voorafgaand aan de aanlegfase in overleg met de individuele grondeigenaren een cultuurtechnisch rapport op te stellen. In dit cultuurtechnisch rapport zal de beste aanpak van de grondwerkzaamheden worden beschreven en zal aandacht worden besteed aan verzachtende maatregelen. Voorts zijn schadevergoedingsregelingen getroffen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat deze schadevergoedingsregelingen in dit geval toereikend zijn. Verder bestaat op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat in een eventuele schadeprocedure niet zal kunnen worden vastgesteld of al dan niet een causaal verband bestaat tussen mogelijke schade en de aanleg van de voorziene kabelverbinding.

9. De beroepen van [appellant sub 5], ASR Vastgoed Vermogensbeheer en [appellante sub 7b] en [appellant sub 8] zijn ongegrond.

De beroepen van [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b]

Formeel bezwaar

10. [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] betogen dat voor de beantwoording van hun zienswijzen ten onrechte alleen is verwezen naar de reactie op hoofdlijnen.

De Afdeling overweegt dat artikel 3:46 van de Awb zich er niet tegen verzet dat provinciale staten de zienswijzen samengevat weergeven. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.

Inhoudelijke bezwaren

11. [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] vrezen voor schadelijke effecten op hun gezondheid als gevolg van de voorziene kabelverbinding. Volgens hen is onvoldoende onderzocht wat de effecten op de gezondheid zijn als gevolg van ondergrondse hoogspanningsleidingen en is het rijksbeleid ten aanzien van bovengrondse hoogspanningsleidingen verouderd.

11.1. Provinciale staten stellen zich op het standpunt dat zij in redelijkheid hebben kunnen aansluiten bij de adviezen in 2005 en 2008 van de staatssecretaris en minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (hierna: VROM) ten aanzien van bovengrondse hoogspanningsleidingen. Volgens provinciale staten zijn er geen actuele inzichten waaruit blijkt dat dit beleid verouderd is. Provinciale state wijzen erop dat de woonpercelen van [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] in overeenstemming met dit beleid niet in de magneetveldzone van de voorziene kabelverbinding liggen.

11.2. Met betrekking tot de lange termijn effecten van bovengrondse hoogspanningsleidingen is op rijksniveau beleid ontwikkeld. Dit beleid is gebaseerd op het Europese voorzorgsbeginsel.

Bij brief van de staatssecretaris van VROM van 3 oktober 2005, kenmerk SAS/2005183118, nadien bevestigd en verduidelijkt in een brief van de minister van VROM van 4 november 2008, kenmerk DGM\2008105664 (www.rijksoverheid.nl), is een advies aan gemeenten en provincies gezonden met betrekking tot de aanwezigheid van hoogspanningslijnen in de nabijheid van gevoelige bestemmingen in verband met gezondheidsrisico's. Het advies houdt in dat bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen en van de tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, zoveel als redelijkerwijs mogelijk moet worden vermeden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied onder bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 µT (de magneetveldzone). In de brief wordt geadviseerd zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen, zoals woningen, crèches en kinderopvangplaatsen, te situeren in de specifieke zone. Volgens de brief is de reden hiervan dat mogelijk een statistisch significante associatie aanwezig is tussen het optreden van leukemie bij kinderen en de magnetische velden van bovengrondse hoogspanningslijnen.

11.3. In de plantoelichting staat dat bij het bepalen van de ligging van het ondergrondse tracé zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, is vermeden dat situaties ontstaan waarbij kinderen (0-15 jaar) langdurig verblijven in het gebied rond ondergrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het berekende jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 µT.

11.4. De Afdeling ziet in de niet nader onderbouwde stelling van [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] dat het rijksbeleid ten aanzien van bovengrondse hoogspanningsleidingen verouderd is geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten niet in redelijkheid hebben kunnen aansluiten bij dit beleid. Gelet op de omstandigheid dat niet in geschil is dat de woonpercelen van [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] in overeenstemming met dit beleid niet in de magneetveldzone van de voorziene kabelverbinding liggen, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten onvoldoende rekening hebben gehouden met mogelijke effecten van de voorziene kabelverbinding op hun gezondheid.

12. [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] kunnen zich voorts niet verenigen met het tracé van de voorziene kabelverbinding in het plan. Zij betwisten het onderzoek naar de voor- en nadelen van verscheidene tracévarianten. Volgens hen is onduidelijk waarom in dit onderzoek maar vier tracévarianten zijn onderzocht. Volgens hen zijn alternatieve tracés mogelijk. Ook is volgens hen onduidelijk op welke wijze de criteria in dit onderzoek zijn toegepast en is ten onrechte aan elk criterium een even zwaar gewicht toegekend.

12.1. Provinciale staten stellen zich op het standpunt dat het onderzoek naar de voor- en nadelen van verscheidene tracévarianten zorgvuldig is uitgevoerd en dat zij mede op basis van dit onderzoek in redelijkheid voor het tracé in het plan hebben kunnen kiezen.

12.2. Op 2 maart 2012 heeft Arcadis het rapport "Tracékeuze kabelverbinding Dinteloord-Roosendaal" (hierna: het alternatievenonderzoek) opgesteld. In het alternatievenonderzoek staat dat TenneT aan de hand van een aantal algemene uitgangspunten waaraan het tracé dient te voldoen de mogelijkheden van een traject tussen Dinteloord en Roosendaal in beeld heeft gebracht en dat daarbij vier tracéalternatieven naar voren zijn gekomen. In het alternatievenonderzoek zijn de voor- en nadelen van deze vier tracévarianten onderzocht aan de hand van verscheidene criteria. In het alternatievenonderzoek wordt geconcludeerd dat twee van de vier onderzochte tracévarianten, de varianten twee en drie, op meerdere criteria negatiever scoren dan de andere twee tracévarianten, de varianten één en vier. Voorts concludeert het alternatievenonderzoek dat variant vier een lichte voorkeur heeft boven variant één, omdat variant één een slechtere score heeft wat betreft effecten op de natuur.

12.3. In de plantoelichting staat dat het zuidelijke deel van variant vier in het geding komt met de eventuele aanleg van de nieuwe verbinding Zuid-West 380 kV. Om deze reden is volgens de plantoelichting het zuidelijk deel van de ondergrondse kabelverbinding verlegd naar de westzijde van de Roosendaalse Vliet. Voorts zijn volgens de plantoelichting gesprekken gevoerd met de eigenaren van percelen ter plaatse van het tracé en is mede op basis van informatie uit deze gesprekken uiteindelijk gekozen voor het tracé zoals dat in het plan is opgenomen.

12.4. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat aan het alternatievenonderzoek zodanige gebreken kleven of dat dit zodanige leemten in kennis bevat dat provinciale staten het alternatievenonderzoek niet ten grondslag hebben kunnen leggen aan het plan. Voor zover is aangevoerd dat onduidelijk is waarom in het alternatievenonderzoek maar vier tracévarianten zijn onderzocht, wordt overwogen dat daarin wordt toegelicht dat aan de hand van een aantal algemene uitgangspunten waaraan het tracé dient te voldoen vier tracéalternatieven naar voren zijn gekomen. [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] hebben niet aannemelijk gemaakt dat naast deze vier tracéalternatieven er ook nog andere alternatieven zijn die aan de algemene uitgangspunten voldoen. Voor zover zij wijzen op de alternatieve tracés die [appellant sub 4] in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, overweegt de Afdeling dat provinciale staten hebben aangegeven dat deze tracés niet voldoen aan het uitgangspunt dat de voorziene kabelverbinding zoveel mogelijk langs de randen van agrarische percelen loopt. Wat betreft het betoog dat onduidelijk is op welke wijze de criteria in het alternatievenonderzoek zijn toegepast, wordt overwogen dat daarin per onderwerp is toegelicht waarom de tracévarianten een bepaalde score hebben gekregen. Bij de toepassing van bepaalde criteria bestaat enige beoordelingsruimte. Mede in dat licht bezien bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de criteria in het alternatievenonderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid zijn toegepast. Verder bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat in het alternatievenonderzoek geen even zwaar gewicht kon worden toegekend aan de gehanteerde criteria.

Gelet op het alternatievenonderzoek en hetgeen in de plantoelichting over de afweging van de varianten is vermeld, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten niet in redelijkheid voor het tracé in het plan hebben kunnen kiezen.

13. Voor het overige hebben [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] zich in hun beroepschriften beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van hun zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] hebben in hun beroepschriften, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

14. De beroepen van [appellant sub 4] en [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] zijn ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 3]

15. [appellant sub 3] betoogt dat ten onrechte het tracé van de voorziene kabelverbinding op zijn perceel zonder overleg met hem is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan. Hij vreest dat hij als gevolg van deze wijziging meer schade zal lijden. Voorts voert hij aan dat TenneT hem ten onrechte niet heeft ingelicht over metingen op zijn perceel, terwijl dat wel was toegezegd.

15.1. In het ontwerpplan liep het tracé van de voorziene kabelverbinding aan de randen van het perceel van [appellant sub 3]. Naar aanleiding van een zienswijze van [belanghebbende] is het tracé echter gewijzigd waardoor het tracé nu schuin over het perceel van [appellant sub 3] loopt. Provinciale staten betreuren dat de communicatie met [appellant sub 3] niet goed is verlopen.

15.2. Voor zover [appellant sub 3] aanvoert dat het tracé van de voorziene kabelverbinding ten onrechte zonder overleg met hem is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan, overweegt de Afdeling dat provinciale staten bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen kunnen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Provinciale staten zijn daarbij niet verplicht om te overleggen met belanghebbenden. Wel dient opnieuw gelegenheid te worden gegeven om zienswijzen naar voren te brengen, indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld. De door [appellant sub 3] bestreden afwijking van het ontwerp is naar aard en omvang echter niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat deze afwijking betrekking heeft op een beperkt gedeelte van het tracé.

Voor zover [appellant sub 3] niet kan instemmen met het tracé in het plan over zijn gronden, wordt overwogen dat provinciale staten bij de keuze van de bestemming een afweging dienen te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij hebben provinciale staten beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Provinciale staten hebben in redelijkheid voor het tracé in het plan kunnen kiezen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het tracé in het plan tot minder belemmeringen leidt voor [belanghebbende] en tot minder ruimtebeslag dan in het ontwerp. Voorts ligt het tracé in het plan op een grotere afstand van de woning van [belanghebbende] en de woning ten westen van het perceel van [appellant sub 3] dan in het ontwerp. Verder betrekt de Afdeling bij haar oordeel dat TenneT te kennen heeft gegeven dat zij bereid is de voorziene kabelverbinding op de gronden van [appellant sub 3] voor het grootste deel door middel van een gestuurde boring aan te leggen, waardoor de overlast voor [appellant sub 3] beperkt blijft tot de werkstrook die reeds gepland was op basis van het ontwerpplan. Voor zover [appellant sub 3] voor schade vreest als gevolg van aanlegwerkzaamheden, wordt overwogen dat daarvoor schadevergoedingsregelingen zijn getroffen.

Wat betreft het betoog van [appellant sub 3] dat TenneT hem ten onrechte niet heeft ingelicht over metingen op zijn perceel, wordt overwogen dat in deze procedure uitsluitend het plan aan de orde is en niet de vraag of handelingen van TenneT rechtmatig zijn.

16. Het beroep van [appellant sub 3] is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2]

17. [appellant sub 2] betoogt dat zijn gronden ten onrechte niet meer kunnen worden ontwikkeld voor recreatieve of industriële doeleinden omdat het tracé van de voorziene kabelverbinding in het plan over zijn gronden loopt, zodat hij planschade zal lijden.

17.1. Provinciale staten stellen zich op het standpunt dat de gebruiksmogelijkheden van de gronden van [appellant sub 2] niet worden beperkt als gevolg van het tracé in het plan. Daarbij wijzen zij erop dat onder het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Roosendaal-Nispen" op de gronden van [appellant sub 2] alleen agrarisch grondgebruik is toegestaan en gebouwen niet zijn toegestaan.

17.2. Aan de gronden van [appellant sub 2] is in het bestemmingsplan " Buitengebied Roosendaal-Nispen" de bestemming "Landelijk gebied" zonder een nadere aanduiding toegekend. Binnen deze bestemming is op gronden zonder een nadere aanduiding alleen agrarisch grondgebruik toegestaan en zijn geen gebouwen toegestaan.

17.3. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten niet in redelijkheid hebben kunnen kiezen om het tracé van de voorziene kabelverbinding over de gronden van [appellant sub 2] te laten lopen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de voorziene kabelverbinding niet tot beperkingen van de huidige agrarische gebruiksmogelijkheden voor de gronden van [appellant sub 2] zal leiden en dat er geen concrete besluitvorming heeft plaatsgevonden om recreatieve of industriële activiteiten op de gronden van [appellant sub 2] mogelijk te maken. Voor zover [appellant sub 2] aanvoert dat hij een boete riskeert omdat hij als gevolg van de voorziene kabelverbinding een overeenkomst met [appellant sub 1] tot het ontwikkelen van zijn perceel niet meer kan nakomen, overweegt de Afdeling dat provinciale staten buiten die overeenkomst staan.

18. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.

Proceskostenveroordeling

19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk;

II. verklaart de beroepen van [appellanten sub 2], [appellanten sub 8], [appellant sub 3], [appellanten sub 4], appellanten sub 5], [appellant sub 6a] en [appellant sub 6b] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ASR Vastgoed Vermogensbeheer B.V. en de [appellante sub 7b] ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Van Driel Kluit
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013

703.