Uitspraak ​201304879/2/A3


Volledige tekst

​201304879/2/A3.
Datum uitspraak: 23 juli 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te Veenendaal,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 2 mei 2013 in zaken nrs. 12/2875, 12/3161 en 12/3182 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2011 heeft het college het verzoek om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast veroorzaakt door het gebruik van de voetbalkooi aan het Handjesgras te Veenendaal afgewezen.

Bij besluit van 14 augustus 2012 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard.

Bij besluit van 14 augustus 2012 heeft het college aan de gemeente Veenendaal ontheffing verleend van het verbod tot het veroorzaken van geluidhinder.

Bij uitspraak van 2 mei 2013 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 14 augustus 2012 vernietigd en bepaald dat het college nieuwe besluiten dient te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juli 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. T. Pothast, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.K.C. van Nijnanten en L.C.H. Heijnen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening het college wordt opgedragen de voetbalkooi te sluiten in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep.

3. Het college heeft eveneens hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Daarnaast heeft het college bij besluit van 11 juni 2013 het bezwaar van [verzoeker] opnieuw ongegrond verklaard omdat ingevolge het gewijzigde artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal (hierna: de APV) de voetbalkooi niet meer valt onder het verbod van dat artikel, zodat geen ontheffing meer nodig is.

[verzoeker] heeft hiertegen onder meer aangevoerd dat het nieuwe artikel 4:6 van de APV onverbindend moet worden verklaard wegens strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

4. Naar het oordeel van de voorzitter vergen de ingenomen standpunten een inhoudelijke beoordeling waarvoor de bodemprocedure zich beter leent, maar staat niet op voorhand vast dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. In aanmerking genomen dat de voetbalkooi reeds sinds 2004 ter plaatse wordt gebruikt en de stelling van het college dat een ontheffing thans niet meer aan de orde is, ziet de voorzitter geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek. In die beoordeling heeft de voorzitter nog betrokken dat uit een onder de bewoners van de wijk gehouden enquête volgt dat 70% van hen een dergelijke speelvoorziening van belang acht voor de wijk.

Aan het door [verzoeker] gestelde spoedeisende belang kan voorts in zoverre tegemoet worden gekomen dat zal worden bevorderd dat de zitting in de bodemprocedure versneld zal plaatsvinden.

5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van staat.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2013

290.