Uitspraak ​201211423/1/R2


Volledige tekst

​201211423/1/R2.
Datum uitspraak: 24 juli 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Putten,
2. [appellant sub 2], wonend te Putten,

en

de raad van de gemeente Putten,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Verbinding Nijverheidsweg - Stationsstraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2013, waar [appellant sub 1B], bijgestaan door M. Feenstra, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. J.A. Wols, en de raad, vertegenwoordigd door G. Alberts, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De raad is bezig met de revitalisering van bedrijventerrein Keizerswoert. Onderdeel hiervan vormt de aanpassing van de openbare ruimte in verband met de inrichting van een hoogwaardige en duurzame infrastructuur. Dit onderdeel van het revitaliseringsprogramma valt uiteen in verschillende deelprojecten. Een van de projecten is de verplaatsing van de bestaande ontsluiting van de Stationsstraat naar de Nijverheidsweg. Omdat de huidige ontsluiting te dicht bij het spoor ligt en veel problemen oplevert voor het vrachtverkeer, wordt de ontsluiting circa vijftig meter in oostelijke richting verplaatst. Daarom is een nieuwe verbinding nodig tussen de Nijverheidsweg en de Stationsstraat. Het thans voorliggende plan beoogt deze verbinding mogelijk te maken.

2. [appellant sub 1A], die woont aan de [locatie 1], en [appellant sub 1B], die woont aan de [locatie 2], en [appellant sub 2], die woont aan de [locatie 3], kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij betogen daartoe het volgende.

3. [appellant sub 2] betoogt dat het plan ten onrechte niet is gekoppeld aan ontwikkeling van het nabij gelegen gebied, namelijk de voorgenomen herontwikkeling van het bedrijventerein Keizerswoert en de aanleg van de doorgetrokken Henslare. Hij betoogt dat de geprojecteerde verbinding een zelfstandige functie ontbeert en onlosmakelijk samenhangt met de ontwikkeling van bedrijventerrein Keizerswoert.

3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat naast het huidige plan er naar alle waarschijnlijkheid bestemmingsplanprocedures worden opgestart om te komen tot het doortrekken van de Henslare, het aanleggen van een rotonde en het herinrichten van het industrieterrein Keizerswoert. De voorbereidingen hiervoor zijn echter nog niet zo ver gevorderd dat er nu al een planologische procedure kan worden opgestart. Het gemeentebestuur is bezig om de benodigde gronden te verwerven, aldus de raad.

3.2. De raad stelt dat ook wanneer de Henslare II en de rotonde niet aangelegd worden, de gewijzigde ontsluiting van het industrieterrein ten opzichte van de bestaande situatie zal leiden tot een kwaliteitsimpuls voor de aan- en afvoer van het vrachtverkeer op het industrieterrein omdat er een betere en veiligere verbinding ontstaat voor vrachtauto’s, de uitzichthoeken veiliger zijn, de verbinding verder van de spoorwegovergang komt te liggen en de onderlinge verhouding tussen fietsers en vrachtverkeer wordt verbeterd. De raad stelt zich daarom op het standpunt dat het plan ook op zichzelf beschouwd noodzakelijk is en het in procedure brengen van het voorliggende plan niet noodzakelijkerwijs hoeft samen te gaan met de bestemmingsplanprocedures inzake de Henslare, het aanleggen van een rotonde of het herinrichten van het industrieterrein Keizerswoert. Bovendien dient om de uitbetaling van (een deel van) de door de provincie toegekende subsidie voor de revitalisering van het industrieterrein Keizerswoert niet in gevaar te brengen de verbindingsweg uiterlijk dit jaar gerealiseerd te worden en dient terzake ook een afrekening plaats te vinden. Gelet hierop is er voor gekozen om ten behoeve van deze verbindingsweg het voorliggende bestemmingsplan in procedure te brengen. De Afdeling acht dit standpunt niet onredelijk. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat een koppeling met de overige voorgenomen bestemmingsplannen noodzakelijk is. Het betoog faalt.

4. Voor zover het bezwaar van [appellant sub 2] zich richt tegen de ontwikkeling van het bedrijventerrein Keizerswoert, overweegt de Afdeling dat deze ontwikkeling geen deel uitmaakt van dit plan en reeds daarom buiten beschouwing dient te worden gelaten.

5. [appellant sub 2] betoogt dat als gevolg van de nieuwe verbindingsweg zijn uitrit op het bestaande tracé van de Nijverheidsweg niet meer bruikbaar is als deze weg wordt afgesloten.

5.1. De raad heeft aangegeven dat het perceel van [appellant sub 2] een volwaardige ontsluiting heeft op de Stationsstraat. Als overigens het vervallen van de ontsluiting op de Nijverheidsweg aan de orde is, zal, aldus de raad, in overleg met [appellant sub 2] naar een acceptabele oplossing daarvoor worden gezocht. De Afdeling acht dit standpunt aanvaardbaar en niet onredelijk. Het betoog faalt.

5.2. [appellanten sub 1] betogen dat er ten onrechte is volstaan met een ongedetailleerde bestemming "Verkeer" in de verbeelding. Hierdoor is niet duidelijk waar de weg komt te liggen hetgeen rechtsonzeker is.

5.3. De raad stelt zich op het standpunt dat de wijze van bestemmen gebruikelijk is in moderne bestemmingsplannen en wenselijk is omdat de invulling flexibel is.

5.4. Aan het gehele plangebied is de bestemming "Verkeer" toegekend. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor:

a. wegen, straten en paden;

b. parkeervoorzieningen;

c. geluidwerende voorzieningen;

d. groenvoorzieningen en water;

e. nutsvoorzieningen.

Ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder a, van de planregels mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in lid 3.1 genoemde doeleinden.

5.5. In beginsel behoort het tot de beleidsvrijheid van de raad om de mate van gedetailleerdheid van een plan te bepalen. Het systeem van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) brengt mee dat in een bestemmingsplan globale bestemmingen kunnen worden opgenomen. Of een dergelijke bestemmingsregeling uit een oogpunt van rechtszekerheid aanvaardbaar is, dient per geval aan de hand van de zich voordoende feiten en omstandigheden te worden beoordeeld.

5.6. In de verbeelding zijn de verschillende functies die blijkens artikel 3, lid 3.1, van de planregels mogelijk zijn binnen de bestemming "Verkeer" niet nader ingevuld.

Het plandeel met de bestemming "Verkeer" dat het gehele plangebied beslaat, is op het breedste punt ongeveer 50 m en het smalste punt 20 m breed. Niet is aangegeven waar binnen het vlak de verbindingsweg komt te liggen. Het brede gedeelte van het bestemmingsvlak ligt ter hoogte van de woningen. Er is een voornemen om hier geluidwerende voorzieningen te realiseren.

Het plan maakt het mogelijk dat binnen het gehele bestemmingsvlak de verbindingsweg wordt aangelegd terwijl dit niet is beoogd. Uit de stukken waaronder het geluidrapport van Ecopart B.V. te Doetinchem van 21 december 2009, dat is opgesteld in het kader van het plan, blijkt dat het wegtracé ongeveer 10 m breed zal worden. De Afdeling acht deze globale bestemming gelet op de aard van de mogelijk gemaakte functie, de omvang van het plangebied en de nabijheid van de woningen van [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] uit het oogpunt van rechtszekerheid niet aanvaardbaar. De raad diende in dit geval een zwaarder gewicht toe te kennen aan het voorzien in een meer exacte situering van het wegtracé boven een meer flexibele invulling. Uit de stukken volgt bovendien dat de wens van de raad om tot een flexibele invulling te kunnen komen in het bijzonder is ingegeven door de overige in artikel 3, lid 3.1, van de planregels opgesomde doeleinden. Het betoog slaagt voor wat betreft de situering van de verbindingsweg.

6. [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] betogen dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de aanleg van de verbindingsweg niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting ter plaatse van hun woningen althans dat de raad dat onvoldoende heeft onderbouwd. Zij vrezen voor een onaanvaardbare geluidoverlast ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking door de nieuw aan te leggen weg en de overige nog uit te voeren verkeersvoorzieningen. Het meetonderzoek geeft voor huisgevel [locatie 1] een maximale geluidbelasting van 53 dB aan, terwijl 48 dB als norm geldt. Tevens betogen [appellanten sub 1] dat de raad ten onrechte geen rekening houdt met het feit dat de nieuwe verbindingsafslag aan de Stationsstraatzijde - waar een snelheidsregime van 50 km/u geldt - ook een toename zal geven van optrekkend en afremmend vrachtverkeer. Op deze locatie is de ruimte te beperkt voor het plaatsen van geluidwallen. De mondelinge toezeggingen dat bij realisatie van de verbindingsweg geluidwallen worden opgetrokken ter beperking van de geluidoverlast zijn ten onrechte niet met het plan verzekerd.

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat op grond van het uitgevoerde geluidonderzoek kan worden geconcludeerd dat de aanleg van de verbindingsweg niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting.

6.2. Voor de nieuwe met het plan mogelijke gemaakte verbindingsweg wordt een maximum snelheid van 30 km/uur ingevoerd. Op de Stationsweg geldt een snelheidsregime van 50 km/uur.

6.3. Ingevolge artikel 76, eerste lid, in samenhang met artikel 82, eerste lid, van de Wet geluidhinder, voor zover hier relevant, wordt bij de vaststelling van een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, 48 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevel van woningen in acht genomen.

6.4. Ingevolge artikel 74, eerste lid, van de Wgh bevindt zich langs een weg een zone met een nader in dat artikellid aangeduide breedte.

6.5. In artikel 74, tweede lid, onder b, van de Wgh, is bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/u geldt.

6.6. Nu ingevolge artikel 74, tweede lid, van de Wgh geen geluidzone geldt voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/u geldt, zoals ter plaatse van de verbindingsweg, vloeien uit de Wgh in zoverre geen verplichtingen voort. Dit neemt echter niet weg dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden vastgesteld of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om vast te stellen of daarvan sprake is en met het oog op een zorgvuldige belangenafweging is in opdracht van de raad door Ecopart B.V. te Doetinchem een akoestisch onderzoek gedaan naar de geluidbelasting op de gevels van de in de omgeving van de weg aanwezige woningen vanwege het wegverkeer. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 21 december 2009. In het geluidrapport is berekend dat de te verwachte maximale geluidbelasting op de gevel van [locatie 1] maximaal 53 dB en op de gevel van [locatie 2] maximaal 50 dB bedraagt vanwege het toekomstige wegverkeer.

6.7. In het geluidrapport is echter uitsluitend gekeken naar het geluid afkomstig van het verkeer op de nieuw aan te leggen weg waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt. Gelijk [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd is er bij de berekening van de verwachte maximale geluidbelasting ten onrechte geen rekening gehouden met remmend en optrekkend verkeer afkomstig van de Stationsstraat dat afslaat naar de nieuwe verbindingsweg. De raad heeft dit ter zitting ook erkend.

6.8. In zoverre vertoont het akoestisch onderzoek een gebrek dan wel leemte in kennis en mocht de raad zich hierop niet baseren voor wat betreft zijn standpunt dat het plan wat het aspect geluid betreft in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt in zoverre.

Bestuurlijke lus

6.9. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak:

- een geluidonderzoek uit te voeren met inachtneming van hetgeen is overwogen in overweging 6.7 en op grond van de uitkomsten daarvan te motiveren dat het plan wat het aspect geluid betreft in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, dan wel indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft het besluit van 4 oktober 2012 te wijzigen;

- het besluit van 4 oktober 2012 te wijzigen door, rekening houdend met de uitkomsten van het geluidonderzoek, de maat en situering van het voorziene wegtracé exact te regelen.

6.10. Bij het vaststellen van de gewijzigde planregeling behoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Het nieuwe besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze te worden bekendgemaakt.

6.11. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

draagt de raad van de gemeente Putten op om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak:

- een geluidonderzoek uit te voeren met inachtneming van hetgeen is overwogen in overweging 6.7 en op grond van de uitkomsten daarvan te motiveren dat het plan wat het aspect geluid betreft in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, dan wel indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft het besluit van 4 oktober 2012 te wijzigen;

- het besluit van 4 oktober 2012 te wijzigen door, rekening houdend met de uitkomsten van het geluidonderzoek, de maat en situering van het voorziene wegtracé exact te regelen.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013

224.